Ga naar de inhoud

Mondiaal Bonapartisme

We are left with the politicians who think poorly of us, and who stand back with chaos in their pale old eyes whimpering, “That is not what we wanted. No, it was not to have gone that way.” They are old, but we have been very ill, and cannot yet send them away.
Bertram Warr (1917-1943).

Toen de ministers van Financiën van de rijke landen in 1974-1975 de G7 oprichtten, proefden ze de smaak van eeuwenlange macht. De neergang van de Sovjet Unie was net begonnen. De complete ineenstorting werd zo’n tien jaar vertraagd door stijgende olieprijzen en het kannibaliseren van de opmerkelijke successen van de voorgaande generatie. De Derde Wereld landen hadden de gevestigde orde gedreigd met de eis voor een New International Economic Order (1973), maar die werd snel van tafel geveegd door financiële handigheidjes, die uiteindelijk direct leidden naar de omvangrijke schuldencrisis van de jaren tachtig en de toename van de macht van Wall Street en de Finanzplatz in Frankfurt. De G7 had geen rivalen. De Europese en Japanse ministers verbonden hun economie aan de dollardominantie, de euro en de yen werden zo secundaire munten bij mondiale financiële vereffeningen. De Verenigde Staten waren de aanvoerder. Omringd door de spelers: Canada, Frankrijk, Duitsland, Italië, Japan en het Verenigd Koninkrijk. Iedereen straalde. Ze bezaten de toekomst.

13 min leestijd
vijay prashad zoom

 

Het origineel verscheen op de website counterpunch. De auteur schreef dit artikel vlak voor de G20/G8-top inToronto plaatsvond

De G7 doodde net als Achilles niet alleen Hector, de hoop van de rest van de planeet, maar de landen van Afrika, Azië en Latijns Amerika werden achter de strijdwagen gebonden en over het slagveld gesleept. Eisen van structurele aanpassingen, luchtbombardementen: dat waren de kenmerken van de plunderingen van de periode die in 1975 begon.

Eind juni 2010 ontmoeten de G7 (met Rusland de G8) elkaar in Toronto, Canada. Dat is  de 33e officiële bijeenkomst; het zou de laatste kunnen zijn. Tegelijk met de G8 ontvangt Canada de G20. Die werd in 1999 gevormd op initiatief van de ‘locomotieven van het zuiden’ de BRIC landen (Brazilië, Rusland, India en China), Zuid Afrika (dat deel uitmaakt van een andere groep, de IBSA—India, Brazilië en Zuid Afrika) en Mexico. Een slimme jongen van  Goldman Sachs verzon het acroniem BRIC, het bleef gebruikt worden en betekent meer dan de curieus klinkende term van de negentiger jaren, ‘opkomende economieën’. De G20 begon als een ‘mechanisme voor informele dialogen’. Door omstandigheden kreeg de G20 een grotere rol toebedeeld: de mondiale financiële crisis opende vanaf 2008 de deur. De ‘ontwikkelde’ economieën vroegen de schuldeisers onder de BRIC landen om begrip. Dit crisismoment zorgde ervoor dat de G20 vroeg om meer dan een informele status. Bij de G20 top van 2009 in Pittsburg beloofden de eminenties plechtig dat ‘De G20 vanaf nu het belangrijkste forum voor onze internationale economische samenwerking wordt.’

Canada, Japan en het Verenigde Koninkrijk zijn het minst ingenomen met het ter ziele gaan van de G8, omdat dit hun belangrijkste platform was om hun invloed te doen gelden, ofschoon hun mondiale aanwezigheid afnam (dat geldt vooral voor Japan, waarvan de invloed door de opkomst van China relatief is afgenomen). De G8 zullen wel doorgaan elkaar te ontmoeten, maar ze kunnen niet meer als het uitvoeringsdirectoraat van de G20 fungeren. Ze zien de voordelen van de deelname van China, Brazilië en India in de groep. Blijf dicht bij je vrienden is de theorie, maar nog dichter bij je vijanden.

De weg naar het hoogste niveau.

Sinds de jaren vijftig spanden de Atlantische staten zich in om de opkomst van politieke vooruitgang in Afrika, Azië en Latijns Amerika de kop in te drukken. Onafhankelijke politieke actie werd argwanend bekeken. De Dulles broeders meenden dat al dat gepraat over ‘Niet-gebonden landen’ feitelijk een Trojaans paard was voor de Bolsjewieken. John Foster Dulles deelde de schrikbeelden met Winston Churchill. Beiden waren geobsedeerd door het Communisme, dat door Dulles het ‘goddeloze terrorisme’ werd genoemd. We kunnen ons voorstellen hoe John Foster grinnikt als Churchill zegt:’Het falen om het bolsjewisme bij zijn ontstaan te onderdrukken en Rusland wat toen verslagen was, op de een of andere manier in het algemene democratische systeem te brengen, drukt nu zwaar op ons’(1949). Toen Rusland eindelijk tot de G7 toetrad en ondanks de incidentele vlagen van onafhankelijk denken, met de Atlantische machten meeging, waren de derdewereld landen minder buigzaam. Zelfs al conformeren ze zich aan de algemene hoofdlijnen van het Atlantische project, toch doen ze nog dingen die onaanvaardbaar zijn, zoals Turkije en Brazilië die een overeenkomst sloten met Iran over nucleaire brandstof.

De ‘locomotieven van het zuiden’ wilden niet volledig ondergeschikt zijn en hebben zo getracht om bij de meeste meningsverschillen onder de G7 leden hun standpunt mee te laten wegen. De zwakke schakel was het Frankrijk van Sarkozy. In 2003 hadden de Fransen al de Plus Vijf landen uitgenodigd (Brazilië, China, Mexico en Zuid-Afrika) op de G7 top van Evian. Bij de twee volgende topconferenties (Gleneagles 2005 en Heiligendamm 2007) spraken de G7 leiders timide van pogingen om ‘de dialoog te institutionaliseren.’ De Plus Vijf zagen dit als onvoldoende. Kort na zijn aantreden als president van Frankrijk in 2007, heeft Sarkozy voor de Plus Vijf gepleit. Het was zijn Gaullistische moment, om zo ruimte te scheppen tussen de Angelsaksische aanval op Irak en de ‘milde’ Franse koloniale geschiedenis.

In januari 2008 op een meeting in Delhi vertelde Sarkozy aan ondernemers, “bij de G8 top ontmoeten de acht landen elkaar gedurende tweeënhalve dag en op de derde dag worden vijf ontwikkelingslanden -Brazilië, China, India, Mexico en Zuid-Afrika- voor discussie tijdens de lunch uitgenodigd. Dat doet geen recht aan 2,5 miljard inwoners van die landen. Waarom die derderangs  behandeling? Ik wil dat de volgende G8 top veranderd wordt in een G13 top.” De verontwaardiging van Sarkozy stopt bij zijn grenzen. De derderangs behandeling is acceptabel voor het gepeupel van de banlieues, maar niet voor de leiders van hun thuislanden.

De Plus Vijf wilden een grotere rol in de G8 , maar dat was niet alles. Er was een oude niet ingewilligde eis voor meer democratie in de Veiligheidsraad van de VN, waar slechts vijf machten een permanente zetel en vetorecht hebben (China, Frankrijk, Rusland, het Verenigde Koninkrijk, en de Verenigde Staten). India , Brazilië, en Zuid-Afrika in het bijzonder hebben opgeroepen tot meer regionale vertegenwoordiging- nog een Aziatische, Zuid-Amerikaanse en Afrikaanse staat erbij. Die eis werd gericht tot dovemansoren.

De andere belangrijke eisen waren voor meer democratie in het IMF en de wereldbank, twee instituten die gedomineerd worden door de Europeanen en de Verenigde Staten. Als land met grote overschotten, heeft China, op een geniale manier het meeste lawaai gemaakt voor een groter stemrecht in de IMF. Op de meeting in Pittsburg van de G20 in 2009, gaven de machthebbers toestemming om de stemrechtaandelen in het IMF open te stellen. De Verenigde Staten hebben het grootste blok met 17 procent, terwijl China nu het zesde grootste aandeel heeft met 3,7 procent. ‘De stemmen van die landen zijn ondervertegenwoordigd en hun economieën ontwikkelen zich zeer snel. Als die feiten niet goed worden weerspiegeld, zal het IMF niet in staat zijn om haar geloofwaardigheid en legitimiteit te handhaven’ zei de Japanse minister van Financiën Sadakuza Tanigaki in 2006 (hij is nu leider van de oppositiepartij de Liberaal Democratische Partij en waarschijnlijk de volgende minister-president als de LDP weer aan de macht komt).

De verkregen toegang tot het uitvoerend comité van de IMF heeft geen waarde. Het neemt nauwelijks beslissingen. Het is een slaperige sinecure voor bankfunctionarissen die tegen hun pensioen aanzitten. Het rapport uit  2008 van het IEV (Independent Evaluation Office) van het  IMF bevestigt dat. In 2007 vertelde de Duitse minister van Financiën Peter Steinbruck aan het Internationale Monetaire en Financiële Comité, dat Duitsland zich in zou zetten voor een ‘eerlijke vertegenwoordiging’ gebaseerd op ‘het relatieve gewicht in de mondiale economie’.  Het probleem daarbij is hoe dat berekend moet worden. De Indiase minister van Financiën P. Chidambaram meende dat als het BNP de standaard is, dat dan moet worden omgerekend in overeenkomstige koopkracht. Om Aerosmith te citeren, droom maar verder.  

Het instorten van Lehman verschafte de mogelijkheid voor de Plus Vijf om op het hoogste niveau aan te schuiven. Maar de grote impuls voor institutionele hervorming stamt van voor de financiële crisis. Hij komt uit een eerdere traditie, een die werd verwoord in het South Commission Report, The Challenge of the South uit 1990: Afrika, Azië, Latijns-Amerika en de behoeftes van de werkende bevolking van het Noorden kunnen niet worden genegeerd. Dat was de opzet van het spel. De zetels zijn nu bezet, maar het is onwaarschijnlijk dat zij die ze bezetten het voornemen hebben om op te komen voor de wegwerpvolkeren van de aarde.   

Kapitalistisch revisionisme.

Toen de G20 top in Pitssburg (2009) begon, leek de mogelijkheid te bestaan van een implosie van het mondiale kapitalisme. Er werd gesproken over mondiaal Keynesianisme en het leek erop dat het neoliberalisme op zijn retour was. Het slotcommuniqué in Pittsburg verhulde de ware bedoelingen niet, die neerkwamen op gebruik van stimuleringsmaatregelen  om uit het dal te komen en dan weer naar business as usual terug te keren. ‘We zullen elke vroegtijdige terugtrekking uit de surpluspolitiek vermijden’, schreven de eminenties, ‘tegelijkertijd zullen we ook de strategie bepalen om als de tijd daarvoor rijp is onze politiek van  ondersteuningsmaatregelen op een coöperatieve en gecoördineerde manier  beëindigen en zo onze toewijding aan fiscale verantwoordelijkheid  handhaven.’ Hier staat niets wat op een fundamentele koerswijziging duidt.

Een echt alternatief werd voorgesteld op de UN Conference at the Highest Level on the World Financial and Economic Crisis and Its Impact on Development.(1-3 juni 2009)  Het was een product van links in de VN, gesteund door de voorzitter van de Algemene Vergadering, Miguel d’Escoto Brockmann en georganiseerd door de vroegere wereldbank hoofdeconoom Joseph Stiglitz. Ze baseerden zich op de oordelen van een comité uit oktober 2008 waarvan Prabhat Patnaik uit India, Sakiko Fukuda-Parr van Japan en Calestous Juma uit Kenia deel uit maakten. In april 2009 stelde de commissie van experts een aantal aanbevelingen op. De tekst omvat 18 pagina’s. Er wordt in opgeroepen om terug te keren naar de G-182 en een colonoscopie (darmonderzoek, vert.) van het financiële systeem uit te voeren. Het is nu beschikbaar bij de New Press als het Stiglitz rapport (lente 2010).  

De ministers van financiën van de G20, die worden aangeduid als de sherpa’s, hebben elkaar in juni 2010 ontmoet in Busan, Zuid-Korea om de agenda en enkele conceptdocumenten voor de G20-top op te stellen. De ministers ontmoetten elkaar in het weelderige Paradis Hotel. Ze vertelden de pers dat het tijd was voor soberheid. Yoon Jeung-Hyun de Zuid-Koreaanse minister van beleid en financiën had daarbij de leiding. In 1992 heeft hij de liberalisering van de kapitaalmarkten in Zuid-Korea doorgedrukt. Yoon is niet alleen een veteraan op het gebied van crisisverwekking, maar ook van crisismanagement, toen Zuid-Korea het IMF en zijn crediteuren smeekte om wat speelruimte in het J.P. Morgan gebouw in 1997. De Pusan tekst werd vertolkt door Yoon, ‘De recente gebeurtenissen tonen het belang aan van houdbare publieke financiën en de noodzaak voor onze landen om geloofwaardige groeivriendelijke maatregelen en verdere fiscale houdbaarheid te bevorderen die is aangepast aan de nationale omstandigheden. De landen met serieuze fiscale problemen, moeten het consolidatietempo opvoeren.’ Het sleutelwoord is hier ‘consolidatie’ wat in het jargon van de financiers reductie van de overheidstekorten en schuldenaccumulatie betekent. Of, populair gezegd, de sherpa’s riepen op tot soberheid.

De Griekse financiële ineenstorting moest een les zijn. Dat Goldman Sachs met de heersende Griekse elite had samengespannen om schulden te maken en die ook te verhullen was niet belangrijk. De les van het Griekse debacle was dat de Europese landen hun tekorten te snel naar beneden wilden brengen. Voor die tekorten moest niet worden betaald door hogere belastingen voor de rijken (of zelfs effectievere belastinginning op basis van de bestaande tarieven), maar door te snijden in de uitgaven van de regering voor sociale voorzieningen en  een effectievere belastingdruk op het werkende bevolkingsdeel. De consumptie van de elite kon niet worden aangeraakt, maar de consumptie van de armen, laag als die al was, zal worden gekortwiekt. De nieuw gekozen conservatieven in het Verenigd Koninkrijk waren er snel bij om de overheidsuitgaven drastisch te beperken, waarbij de conservatieve leider David Cameron zijn landgenoten waarschuwde dat ze hun ‘hele levenswijze’ moesten  veranderen.

De Duitse conservatieven van Angela Merkel kwamen niet veel later met hun bezuinigingsplannen; maar wel nadat Merkel de Grieken had gedwongen hun eigen problemen op te lossen. Begonnen wordt in Duitsland met bezuinigingen ter waarde van 80 miljard euro, met meer in de pijplijn. ‘de richting is goed’, stelde een redactioneel artikel in Bild. ‘De regering bespaart geld op zaken die ze zich niet langer kan veroorloven en die alleen nog kunnen worden gefinancierd door schulden aan te gaan. Ieder privé individu zou hetzelfde doen met zijn huishoudfinanciën, het programma is niet harteloos.’ Feitelijk is het programma brutaal.  

Tijdens de bijeenkomst in Pusan ging Dominique Strauss-Kahn van het IMF naar Spanje om daar het bezuinigingsprogramma van de minister-president Zapatero goed te keuren. Beiden zijn socialist. Strauss-Kahn is de waarschijnlijke socialistische kandidaat voor de verkiezingen van 2012 in Frankrijk. Hij was de architect van het privatiseringsprogramma dat de laatste socialistische regering geleid door Jospin, noodlottig werd. Zapatero gaat 15 miljard euro bezuinigen op zijn budget, Spanje ‘beweegt absoluut in de goede richting’, stelde Strauss-Kahn. De nieuwe politiek is ‘een steun in de rug’. Zelfs Merkel drukte haar ‘volledig vertrouwen in Spanje’ uit. Niet de arbeiders, die net als hun Griekse kameraden de straat opgingen.

Obama stuurde zijn encycliek naar de G20. Hij was bezorgd dat Europa te haastig was met bezuinigingen. Obama kan het zich niet veroorloven om ze te volgen. Hij heeft noch het politieke kapitaal noch de wil om ze te volgen. In het verleden, zo schreef hij, ‘werden de stimuleringsmaatregelen te snel beëindigd en dat resulteerde in nieuwe tegenspoed en recessie.’ Obama wil ‘geloofwaardige plannen’, wat een andere richting betekent. Hij kan het zich niet veroorloven om zich te bewegen buiten de, wat David Cameron de ‘internationale mainstream’ van schuldenbehandeling noemde. Dat zou een onhandige indruk maken.

Dat Obama de schuld aan China geeft is niet zo onhandig. Dat is nu een gewoonte geworden in Washington. Het gebruikelijke thema is dan om China te vragen zijn munt te herwaarderen om zo het surplus te reduceren. De eis is dat de Chinese regering een politiek volgt die de binnenlandse consumptie versterkt en het binnenlandse spaarratio vermindert. De Chinezen moeten tot consument worden gemaakt. Ze zijn te spaarzaam. Op dit moment is de persoonlijke consumptie van de Chinese bevolking maar 16 procent van die van de bevolking van de VS Wat zou de ecologische belasting toenemen als China een Amerika zou worden. De kampioen van het ‘groene kapitalisme’ heeft dat niet goed doordacht.

Hu Jintao is een geslepen politicus. Om kritiek van de VS voor te zijn heeft China de koppeling van de Yuan aan de dollar wat losser gemaakt. Wat Washington wil zal niet gebeuren, maar het stelt Hu in staat om te claimen dat hij heeft gedaan wat hij kan en toch feitelijk weinig doet. Beijing beloofde hetzelfde in april, voor het bezoek van Hu aan Washington. Er kwam weinig van terecht. De Chinezen zijn ook niet bereid om hun stimuleringsprogramma te vertragen, dat met $ 585 miljard de Chinese economie in staat stelde met 8,7 procent te groeien het laatste jaar. Om de onrust in het land te bezweren hebben de leiders de andere kant opgekeken tijdens de stakingsacties tegen enkele van de voor de export producerende bedrijven. Hu heeft zijn eigen problemen. Hij wordt geen sherpa van Obama.

In Toronto  zal het hoofdzakelijk gaan tussen Obama en Merkel. Wat de nieuwe vrijgemaakte G20 zal doen is onduidelijk. Het heeft zijn plaats aan tafel, maar de opvattingen van de Bolivarianen ontbreken (Venezuela wil het IMF opheffen en Ecuador wil niet aflossen op de  ‘schandelijke’ schulden). De ‘locomotieven van het zuiden’ hebben ook geen gemeenschappelijke agenda. Zullen ze toeschouwer zijn en toezien hoe Obama en Merkel rond elkaar heen draaien, of zullen ze een derde weg aanbieden door mogelijk een paar voorstellen van het Stiglitz rapport in te brengen? Ik wil erom wedden dat ze toeschouwer zullen zijn, maar ik zou het graag mis hebben.

————————-

* Vijay Prashad is professor in Zuid Aziatische geschiedenis aan het Trinity College en is daar ook directeur internationale studies. Zijn laatste boek, The Darker Nations: A People’s History of the Third World, heeft de Muzaffar Ahmed Book Prize voor 2009 gewonnen. De Zweedse en Franse editie zijn net uit. Hij kan worden bereikt op:   
vijay.prashad -apestaart- trincoll.edu