Techniek – Hedendaagse Kunst – Destructie en Het Grote Geld
De Franse jurist, socioloog en christenanarchist, Jacques Ellul (1912-1994) heeft zijn bekendheid vooral te danken aan zijn fundamentele kritiek op Techniek (technologie), een kritiek die maakt, dat hij tegelijk wordt beschouwd als een voorloper van wat ‘politieke ecologie’ is gaan heten. Minder bekend is, dat hij een kritische beschouwing over hedendaagse kunst heeft geschreven. De eerste druk is van 1980 en neemt al onderhanden wat in Frankrijk een tiental jaren later berucht werd onder de naam ‘Art Contemporain’ (AC). Dit boek is nu in herdruk verschenen, waarin opgenomen is een inleiding van de Franse kunstcriticus Mikaël Faujour. De titel van het boek luidt L’empire du non-sens, L’art et la société technicienne (Het rijk van de onzin, De kunst en de technische maatschappij). Wat houdt Ellul bezig? [ThH]
(Door Thom Holterman, van zijn website Libertaire Orde)
De plaats van de kunst in de optiek van Ellul
Jacques Ellul heeft geen pretentie als kunstcriticus en hij zegt ook geen bijzonder verstand van kunst te hebben. Hij houdt zich alleen bezig met het ‘hier’ en ‘nu’. Moderne kunst situeert hij in een technische wereld. En je kan, als je naar het heden kijkt, opmerken dat er een geweldige hoeveelheid geld in omgaat. De kunstenaar Mike Winkelmann, ook bekend als Beeple, heeft bijvoorbeeld nog in maart 2021 een digitaal kunstwerk verkocht voor bijna 70 miljoen dollar. Je kan zeggen dat wat heden kunst wordt genoemd, radicaal verschilt van wat tot dan die naam droeg. Natuurlijk, er hebben zich in de loop van de eeuwen altijd veranderingen in de kunst voorgedaan, weet Ellul ook. Zijn punt is dat in ons tijdperk het technologische de verandering ingeeft; hier voelt hij zich op bekend terrein. Hoe houdt hij zich met de kwestie ‘techniek’ bezig?
Ellul maakt een onderscheid tussen het technische systeem en de technische maatschappij. Het systeem is het product van de inzet van Techniek. Die inzet leidt tot een autonome (technische) organisatie en tot zelf-reproductie. De technische maatschappij is er een waarin het technische systeem zich genesteld heeft en de voorwaarden vindt waaronder het zich verder ontwikkelt – het lijkt op een virus, zou ik zeggen. Het spreekt vanzelf dat de maatschappij ook andere verschijnselen dan alleen de techniek kent en die, hoewel het systeem de maatschappij beïnvloedt, ook zijn eigen traditionele en irrationele trekken vertoont. De optiek van Ellul is: de kunst is, net als elke andere activiteit, vandaag de dag gesitueerd zowel in de technische maatschappij als in het technische systeem.
Hoe houdt Ellul zich met kunst bezig?
De manier waarop de kunst in het technische systeem en de technische maatschappij is ingebed, maakt het mogelijk aan te geven tot welk punt de kunst de nauwkeurige reflex is van wat de industrie en het kapitalisme van de mens gemaakt hebben. De kunst drukt niet alleen de menselijke vervreemding uit, maar ook de scheiding van subject en object en van producent en product. Deze kunst is onderworpen aan de wet van de kapitalistische productie. Dit betekent dat ze een object is, geproduceerd door het subject bestemt voor het object consument.
Ellul houdt zich alleen bezig met de ‘moderne periode’, die van de hedendaagse, moderne kunst. Hoe is die kunst zo geworden en vooral welke betekenis heeft dit? In vijf hoofdstukken gaat hij op die vraagstelling in. Hij behandelt dan een vijftal thematieken. De eerste thematiek betreft de verschillende tegenstellingen die hij ontwaart. De tweede behandelt de situering van de kunst in het technische systeem. De derde thematiek valt in tweeën uit een. Eerst is daar de kwestie van wat wordt uitgestraald: de Techniek baart een ‘ideologie van de kunst’. Het volgende is: wat staat daar tegenover: de compensatie. De vierde thematiek wordt gevormd door het formalisme en de theorie. De vijfde gaat over de kunstenaar en de kritiek.
Deze thematieken worden op een wijdlopige manier behandeld. De oorzaak van de wijdlopigheid is dat Ellul niet de bedoeling had een soort doorlopende en universele uiteenzetting van de kunst te geven, Hij weigert te generaliseren – en gelijk heeft hij. De hoofdzaak is dat hij de hedendaagse kunst nauw verstrengeld presenteert in het technische (systeem) en de maatschappij (kapitalisme).
Art Contemporain
De Franse kunstcriticus Mikaël Faujour, die de inleiding bij de heruitgave van het boek van Ellul schreef, wijst op enkele verbanden die hier van belang zijn. Zoals ik al weer gaf bepaalt Ellul zijn gedachte vanuit de techniek. Daarbij komt dan de aandacht voor de kapitalistische economie. Die economie is alleen op het maken van winst gericht en op kapitaalsaccumulatie. Een van de elementen om dat te bereiken is kostenverlaging bij de productie, een andere is serie-productie. De combinatie techniek/kapitalisme levert een permanente groei op van consumptie aan (hulp)bronnen en energie, wat leidt tot destructie van de natuurlijke omgeving. De destructie verplicht de mens te leven in een omgeving, die als maar kunstmatiger, deprimerender wordt, als er al geen sprake is van ontmenselijking.
Deze ‘logica’ wordt zichtbaar als men ziet wie bijeen gebracht worden binnen het kader van de Art Contemporain, de hedendaagse kunst. Het is wat Juan Chia Ventura beschrijft in vijf afleveringen van het Franse anarchistische maandblad Le Monde libertaire. Hij doet dit onder meer onder een titel als ‘Genealogie van een staatsoplichterij’. Hij maakt duidelijk hoe een kliek van miljardairs, kunstenaars en de staat zich verstrengelen om ‘kitsch’ tot iets groots op te blazen. Faujour geeft daarvan in zijn inleiding bij het boek van Ellul een voorbeeld.
Het is de Amerikaanse beeldhouwer Paul McCarthy die voor heel veel geld een gigantische opblaasbare anale ‘plug’ – een kerstboom pretenderend te zijn – installeert op de prestigieuze place Vendôme te Parijs (in 2014). Onbekenden lieten dat ding leeglopen, wat gelazer gaf. Al snel wordt duidelijk dat het product daar geplaatst was met toestemming van het ‘Comité Vendôme’, de winkeliersvereniging ter plaatse. We spreken hier over een winkeliersvereniging van juweliers van luxegoederen. De kunstenaar kreeg officiële steun van de toenmalige minister van Cultuur. Die aarzelde niet te agiteren met zijn vergelijking over ‘nazi praktijken tegen ontaarde kunst’.
Ellul geeft geen oordeel over de inhoud van kunst. En voor zover kitsch/kunst ‘subversief’ zou zijn mist het naar zijn idee volledig de slag. Het richt zich namelijk niet tegen het technische systeem, maar is daarvan juist onderdeel. Milieuverontreiniging bijvoorbeeld is het bijproduct, uitgestoten als externe kosten (de vervuiler betaalt NIET). Dit geldt onafhankelijk of er in een fabriek of een ‘atelier’ gewerkt wordt. Het gaat om de winst, om de inkomsten. Subversiviteit, zegt Ellul, moet erin bestaan een institutie te laten openbarsten. Maar hoe zou dat kunnen als je – als kunstenaar – integraal onderdeel vormt van die institutie? En dat je wel zò geïntegreerd bent, dat je de institutie zelf geworden bent. Dat is, zou ik zeggen, soortgelijk aan de concernleiding in een kapitalistisch productiesysteem. Die leiding is niet slecht als mens (nemen we aan). Als leiding kan ze niet anders dan conform het kapitalistische systeem handelen. De leiding is daar de vleesgeworden ‘logica’ van. De ‘Art Contemporain’ is een instituut van de kapitalistische technologie. Wat dan kunst? Het is een ‘kunstje’ om veel poen te verdienen. Bij Ellul lees je hoe dit alles met Techniek samenhangt.
Thom Holterman
Ellul, Jacques, L’empire du non-sens, L’art et la société technicienne, Éditions L’échappée, {1980], 2021, 294 blz., prijs 20 euro.