Ga naar de inhoud

Onvermoeid verzet

De vele gezichten van het neoliberalisme – boek van Thomas Biebricher (*1) Het hardnekkig voortbestaan van het kapitalisme als politiek economisch systeem is mede veroorzaakt door de ideologische onderbouwing. Centraal daarin staat de vrijheid van het menselijk handelen ten opzichte van de medemens, samen te vatten als liberalisme. Gedurende lange tijd in de twintigste eeuw is deze vrijheid aan banden gelegd door een keynesiaanse politiek. Als het vervolg daarop is het neoliberalisme te zien als een poging tot het herstel van de burgerlijke ideologie.

6 min leestijd

(Door Sjarrel Massop, oorspronkelijk verschenen op solidariteit)

In een beoordeling van de ontwikkeling van het kapitalisme is het onvermijdelijk daarin het politiek instrumentarium te betrekken: het neoliberale project. Dat neoliberalisme is echter een onvermoed en onvermijdelijk veelkoppig monster dat uitstekend beschreven is door Thomas Biebricher. Zijn beschouwing is een welkome aanvulling op het streven door kritiek nieuwe perspectieven te ontwikkelen (*2). Ik denk namelijk dat er te lichtzinnig gedacht wordt over het verschijnsel neoliberalisme, waardoor de zo nodige zinvolle antwoorden niet goed uit de verf komen.

Drie staatvormen

De term neoliberalisme is ontstaan tijdens het Walter Lippmann Colloquium dat plaatsvond in Parijs, augustus 1938, aldus Biebricher. (p. 17)
De opzet van het colloquium was om een nieuw liberaal alternatief te ontwikkelen. Het concept is dus ouder dan de initiatieven van Reagan en Thatcher in de beginjaren tachtig van de vorige eeuw. De grote liberale denkers waren Von Hayek en Friedman en de zogenoemde ordoliberale Röpke en Eucken (ordoliberalisme is een specifiek Duitse vorm van het neoliberalisme; ordo=orde). Dit geeft ten eerste de verscheidenheid in het neoliberale denken aan en laat ten tweede zien dat het gekoppeld is aan de verschillende stadia, waarin het kapitalisme zich bevindt, en aan de verschillen door de geografische spreiding.

Naast de ontwikkeling van een neoliberale theorie bestaat er een praktijk, het ‘reëel bestaande neoliberalisme’. Deze dialectische verhouding tussen theorie en praktijk geeft het neoliberalisme vele gezichten. Vooropgesteld moet worden dat de neoliberale theorie een inbedding zocht en vond in de staatsvorm die zich onder het kapitalisme ontwikkelde: de parlementaire democratie. Het is een mythe te veronderstellen dat de neoliberalen de staat willen afschaffen vanwege hun geloof in de ongebreidelde marktwerking. Ook in hun denken is de noodzaak van de staatsvorm aanwezig, al is het maar om de rechtstaat te waarborgen waarin het private eigendom geregeld is. Maar daarin zijn verschillen te zien. Biebricher onderscheidt drie hoofdvormen: 1) de beperking van de representatieve democratie door de technocratie en de rechtstaat, 2) de vervanging van de processen van de representatieve democratie door middel van marktmechanismen en 3) de aanvulling op de representatieve democratie met maatregelen over de directe democratie. (p. 32)

Representatieve democratie

Onder de representatieve democratie verstaat Biebricher een vorm van bestuur, waarin de burgers van een staat hun volkssoevereiniteit uitoefenen door middel van wettig gekozen vertegenwoordigers – ook wel de parlementaire democratie genoemd. De onder 1) genoemde beperking is te zien in de hedendaagse praktijk van de meeste staatsvormen en gaat gepaard met de nodige scepsis jegens de democratie tot uitdrukking gebracht in het ordoliberalisme. Dat ‘orde liberalisme’ gaat uit van een autoritaire en technocratische regelgeving die rust op de gedachte dat er door industrialisering en verstedelijking een volksmassa ontstaan is van ontwortelde, geproletariseerde arbeiders die uiteindelijk de democratie ondermijnen en dus een bedreiging vormen. Om dat tegen te gaan, is dus autoriteit nodig en redelijk stringente regelgeving.

Een tweede reden voor deze autoritaire en technocratische regelgeving is volgens Biebricher de zorg dat markten hun eigen logica niet ondermijnen door de vorming van monopolies en kartels. (p.35) Hier is sprake van een tegenstelling. De vrijheid en marktwerking moeten met stringente regelgeving en veel bureaucratie (technocratie) gehandhaafd worden om de rendementen op het geïnvesteerde kapitaal veilig te kunnen stellen. Hij constateert dan ook terecht dat er niet zoiets bestaat als een ideaaltypisch liberalisme en dat de neoliberalen zich daarvan erg bewust zijn. De makke is dat wanneer het over rendementen gaat, het systeem van het kapitalisme zowel politiek als economisch niet meer uit de voeten komt. Regelgeving moet de marktwerking en de concurrentie stimuleren, maar deze concurrentie tast de winstgevendheid aan.

Zonder regelgeving komt het systeem ook niet verder uit de verf. Immers monopolies, oligopolies en kartelvorming drukken niet alleen de kleine producenten uit de markt, ze zorgen door de concentratie voor verdergaande rationalisering, automatisering en flexibilisering waardoor ook de winstgevendheid gaat stagneren.

Wedergeboorte

Het ordoliberalisme is de dominante vorm in de meeste staten. Maar er wordt ook gebruik gemaakt van mengvormen. Zo worden evengoed nog marktmechanismen ingevoerd, al of niet in combinatie met een ordoliberale aanpak, denk aan de vermarkting van de sociale wetgeving en de zorg in Nederland. Dit zijn vaak noodgrepen om de commodificering verder te helpen.(*3) Daarnaast worden maatregelen ingezet voor een meer directe democratie, bijvoorbeeld: referenda. Opvallend is dat de tendens naar het ordoliberalisme juist probeert korte metten te maken met deze meer directe vorm.
Het is overduidelijk dat het (neo)liberalisme onlosmakelijk verbonden is aan het politieke en economische systeem van het kapitalisme. Het ‘reëel bestaande neoliberalisme’ is de politieke praktijk van het systeem. En ondanks de (neo)keynesiaanse intermezzo’s, zoals Biebricher het noemt, is deze politieke uitwerking van het ordoliberalisme telkens in staat gebleken zich te herstellen. (p. 81) Zelfs ondanks het economisch falen en politiek ondemocratisch functioneren. En ook ondanks de verschillende, opeenvolgende economische crises van het kapitalisme.

In Nederland wordt al vier maanden onderhandeld om op basis van de neoliberale, politieke gedachte een nieuwe regering in elkaar te zetten. Gelukkig ziet de sociaaldemocratie (even?) in dat het een doodlopende weg is. Hoe kijkt Biebricher naar het politieke perspectief? Zijn standpunt is: Ik verdedig hier de stelling dat we getuige zijn van de onwaarschijnlijke wedergeboorte van deze ordoliberale denkschool. (p. 83)

Hij is geen voorstander van een wedergeboorte, naar acht op dit moment geen alternatief voor handen. Het systeem wankelt verder, maar is in al zijn variëteit in staat zich te handhaven. Sociaal is en blijft het perspectief van deze vorm van neoliberalisme niets anders dan het perspectief van sociale uitsluiting en precarisering. Daarom is een onvermoeid verzet nodig om het tegen te gaan, en dus ….. een vereniging van linkse krachten.

Noten

(*1) Thomas Biebricher, Onvermoed en onvermijdelijk. De vele gezichten van het neoliberalisme, Nijmegen, Valkhof Pers, 2017. Biebricher is politiek filosoof en docent aan de Goethe Universiteit van Frankfurt.
(*2) Deze boekbespreking is de vierde bijdrage in het project Door kritiek nieuwe perspectieven ontwikkelen. Zie voor de eerste: extra 317-2, de tweede: 322-2, de derde vanaf extra 326-1, de serie naar aanleiding van het essay van Wolfgang Streeck De eindiging van het kapitalisme.
(*3) Zie de serie over essay Streeck, met name extra 332-2 en extra 333-2.