Macht En Elites
Als ik over elites hoor of lees, moet ik er altijd aan denken dat een halve eeuw geleden door de vakbondsman Jan Mertens (1916-2000), toen nog voorzitter van de rooms-katholieke vakcentrale, daarna medeoprichter van de FNV, in een speech door hem werd gelanceerd dat ‘de Nederlandse economie wordt gedomineerd door een ‘old-boys network’ van ongeveer 200 man’ (oktober 1968). Dit ging zijn eigen leven leiden als de ‘Tweehonderd van Mertens’. Het werd in die jaren een synoniem voor ‘een ongecontroleerde machtselite die zich in rokerige achterkamertjes en elegante salons in een voortdurend proces van communicatie en afstemming ophield’. In 1971 vond daarover een groot empirisch onderzoek plaats, waarin geconcludeerd werd dat de vermoedens van Mertens verrassend stevig gefundeerd konden worden, zo meldde de Volkskrant van 15 februari 2008.
(Oorspronkelijk verschenen op Libertaire Orde)
Door de verkiezing van Donald Trump tot president van de USA staat de discussie over elites weer in de belangstelling. Die hebben er van langs gekregen, heet het. Het gaat dan vooral over ‘gezeten’ politieke elites. Maar Trump behoort natuurlijk zelf ook tot de elite en wel een zeer bedenkelijke, te weten een elite uit de parasitaire, zakelijke vastgoedsfeer. Een groep Duitstalige sociologen, economen, politicologen en wetenschapsjournalisten heeft met betrekking tot de problematiek van de machtselites en hun organisaties gewerkt aan een bundel getiteld Wie Eliten Macht organisieren (Hoe elites macht organiseren). De ondertitel luidt: Bilderberg & Co.: lobbyen, denktanks en medianetwerken. Wat leert dit boek ondermeer.
Opbouw van het boek
De bundel is opgebouwd uit drie ‘afdelingen’. De eerste draagt als titel ‘Sociologie van machtselites: 60 jaar na The Power Elite’. Die laatste uitdrukking verwijst naar de titel van een boek uit 1956 van de kritische Amerikaanse socioloog en auteur uit die tijd, Charles Wright Mills (1916-1962). Mills heeft veel werk verricht in het veld van machtselites en hij heeft onderzoek gedaan naar machtsstructuren. Als ‘vader’ van de moderne theorie van de machtselites wees hij erop dat het politieke, economische en militaire groepen zijn, die in alle beslissingen van nationale en internationale draagwijdte deelnemen.
De tweede afdeling concentreert zich op de kwestie hoe elites heerschappij reproduceren. Om daar iets over te zeggen, wordt achtgeslagen op het aantreffen in de maatschappij van de ‘structuur van het (symbolische) machtsongelijkheidgewicht’ (bedenk: de een heeft per definitie meer ‘gewicht’ in de schaal te leggen – want beschikt over meer geld, vermogen, invloed – dan de ander; het maakt dan ook niet uit dat bij verkiezingen als maat geldt het ‘one man one vote’ systeem). De aandacht gaat uit naar wat ‘machtsbronnen’ worden genoemd (rijkdom, politiek ambt, controle over de media). Wie over productie-, oriënterings- en organisatorische middelen beschikt of over de uitoefening van fysieke dwang, die beschikt over centrale machtsbronnen. En omdat die centrale bronnen de mensen permanent omringen, leven zij aldoor in afhankelijkheids- en bevelsverhoudingen. Alleen hierin ligt al een reden dat anarchisten dit veld van onderzoek niet mogen negeren.
Wie onderzoekt hoe elites macht organiseren, zal dus ook op zoek gaan naar waar die lui elkaar ontmoeten, wie zij ontmoeten, aan wie (welke clubs) zij doneren, met welke journalisten (media) zij samenwerken. Dat is wat een aantal auteurs van de bundel heeft onderzocht en beschreven. De derde afdeling van de bundel bevat van zulk een bronnenonderzoek de resultaten. Daarvoor zijn elitekringen doorgelicht als de Bilderberg-Conferenties, Cercle, Mont Pelerin Society, European Roundtable of Industrialists.
Macht
Alvorens verder op de bundel in te gaan, besteed ik eerst enige aandacht aan het machtsbegrip. Macht is een begrip waar je menig kant mee op kan, maar voor een anarchist niet veel goede kanten…behalve misschien met ‘Alle macht aan de raden!’. Ik wil maar zeggen: anarchisten komen niet om het machtsvraagstuk heen, hoezeer zij macht ook afwijzen. Het machtsvraagstuk heeft een lange geschiedenis. Menig auteur heeft gezocht naar een relatief omvattende omschrijving van het begrip. Uiteindelijk komt men dan uit – en sommige auteurs uit de bundel gaan er ook vanuit – bij de omschrijving van de beroemde Duitse jurist, socioloog en econoom Max Weber (1864-1920): macht hebben verschaft de mogelijkheid om de eigen wil tegen die van anderen door te drukken; macht drukt het vermogen uit om anderen iets tegen hun wil te laten doen. Weber heeft dit verder uitgewerkt, maar ik vind het handiger om over te stappen naar een andere theoreticus.
Ik denk dan aan de Italiaanse filosoof en rechtshistoricus, antifascist en liberaal, A. Passerin d’Entreves (1902-1985) en diens boek The Notion of the State (1967). Ook hij ontrafelde verschillende soorten macht. Hij laat de ‘geschiedenis’ van macht (en staat) verlopen langs drie lijnen: might (government by Men; rule of force; fysieke macht), power ( government by Laws; rule of law; gelegaliseerde macht) en authority (gelegitimeerde macht; ‘gezag’). Macht in zijn fysieke vorm (might) zie je de machtselites niet bedrijven. Daar hebben zij in ultieme zin hun handlangers voor (legaal: de staat; illegaal: knokploegen). Hebben zij iets via parlementaire lobby wettelijk weten door te drijven, dan is daarmee bereikt dat als ‘stok achter de deur’, dwang is uit te oefenen.
Macht die machtselites willen kunnen (laten) inzetten, betreft dus veelal de vorm van gelegaliseerde macht. Daarvoor dient het veelvuldige contact tussen rijken, leidinggevenden van het bedrijfsleven en politici, om de belangen op elkaar af te stemmen. Effectiever en goedkoper wellicht is als mensen zonder die stok achter de deur doen wat van hen verlangd wordt, en wel op grond van het aanvaarden van ‘autoriteit’. Hier verschijnt de legitieme – aanvaardbaar gemaakte – macht. Dit laatste, dat aanvaardbaar maken, verloopt veelal via kerkelijke en culturele instanties. Daarbij is ook te denken aan het verschijnsel ‘symbolische macht’ waarvoor de grote Franse socioloog Pierre Bourdieu (1930-2002) aandacht vraagt.
Hij gaat uit van het bestaan van asymmetrische verhoudingen die via indirecte, culturele mechanismen tot uitdrukking komen, in plaats van het gebruik van directe dwang en sociale controle. Marxistisch geschoolden zullen hierbij wellicht ook denken aan het concept van de Italiaanse marxist Antonio Gramsci (1891-1937), die over ‘culturele hegemonie’ spreekt. Het hegemonisch perspectief kent als aanname dat discursieve (redenerende) leiding en niet op dwang berustende praktijken, de kern van macht en heerschappij moeten zijn.
De tijdens de Koude Oorlog opgerichte eliteclub Cercle, een forum voor conservatieve machtselites in het trans-Atlantisch gebied, moet een dergelijke optiek hebben aangesproken. Zij zullen zich overigens niet op Gramsci hebben beroepen. Adrian Hänni besteedt een heel hoofdstuk in de bundel aan de ‘Cercle’, die als zij in West-Duitsland activiteiten organiseerde ondersteuning ondervond van de CDU en de CSU. Deze club werd vooral bevolkt door dragers van economische, politieke en maatschappelijke macht (vakbonden, bestuur, media) van christendemocratische en (reactionair) rooms-katholieke huize. De ‘Cercle’ hield zich vooral bezig met netwerkvorming, informatiecirculatie en ideeënverspreiding. Zij speelde daarmee in op ‘culturele hegemonie’, zodat op een ‘zachte’ manier macht zou zijn uit te oefenen.
Forums, Conferenties en Society’s
Het is geen uitzondering dat hooggeplaatste figuren, leidinggevenden uit het (multinationale) bedrijfsleven en het (internationale) politieke leven (onder wie ook de ‘wereldleiders’) zich periodiek ophouden in verschillende organisaties (aangeduid als forums, conferenties, society’s). Hoewel er over machtselite en macht wordt gesproken, blijft het evenwel een probleem een causaal verband te leggen tussen de organisaties, waarin al de aangegeven personen en groepen elkaar ontmoeten, en de uitgeoefende macht. In ieder geval is het niet onwaarschijnlijk dat er invloed op elkaar wordt uitgeoefend. Bij ‘invloed’ is dan te denken aan de effecten die ontmoetingen, besprekingen en voordrachten (van gezaghebbende personen als directeuren, wetenschappers, wereldleiders) aan uitwerking of inwerking bij anderen kunnen hebben. Dat geldt ook voor een forum zelf, indien dat als ‘gezaghebbend’ naar buiten treedt.
Gelet hierop is het begrijpelijk dat in de bundel het vooral om beschrijven gaat van wat er in die organisaties omgaat en wie elkaar ontmoet, zodat er personele en institutionele netwerken kunnen worden blootgelegd. In dat kader is ook een machtselite als geleerden-secte in de bundel onderzocht. Hiervoor is de ‘Mont Pelerin Society’ gekozen. Het betreft een ‘secte’ die de hedendaagse mainstream economie heeft gepushed en uit wiens boezem het gebruik van de term neoliberalisme is voorgesteld.
Een van de andere organisaties waarvan de invloed niet mag worden onderschat, is die van het ‘Wereld Economisch Forum’ (WEF). De Amerikaans-Franse filosofe en politicologe Susan George spreekt over de lui die elkaar daarbinnen treffen, in termen van de ‘Davos-klasse’. Jaarlijks organiseert dit Forum een bijeenkomst in het Zwitserse skidorp Davos. Daar verzamelen zich dan de leiders van de grootste ondernemingen naast internationale politici en staatshoofden, intellectuelen en journalisten uit de hele wereld. Het hoofdkantoor van het WEF bevindt zich in Genève waar zo’n 400 medewerkers actief zijn. In Davos wordt gewerkt aan een contrarevolutie op basis van de neoliberale ideologie. Het programma dat daarvoor is ontwikkeld, draagt als titel ‘Global Redesign Initiative’ (Initiatief tot herstructurering van de wereld).
In de bundel wordt niet nadrukkelijk op dit Forum ingegaan. Wel krijgen twee andere clubs nog de volle aandacht, te weten de European Roundtable of Industrials en de Bilderberg-Conferenties. Wat daarbij onder meer zichtbaar wordt, zijn de personele vervlechtingen met weer andere, ook mondiale, politieke fora – waaronder het WEF en bijvoorbeeld ook de Trilaterale Kommissie. De laatste betreft een privéorganisatie (in 1973 opgericht op initiatief van David Rockefeller, bankier, kleinzoon van de gelijknamige oliemagnaat) waar leidinggevenden uit de zakenwereld, politici van alle grote partijen, academici en vakbondsleider elkaar ontmoeten.
De markten gaan omhoog met Trump
‘Bedankt!’ ‘Echt, je had dat niet hoeven te doen!’ (overgenomen uit het Franse weekblad Marianne 18-24 november 2016.)
Tot slot nog iets over de Bilderberg-Conferenties, al was het maar omdat hieraan een Nederlands luchtje zit. Deze conferentie is voor het eerst gehouden in 1954 (in hotel De Bilderberg in Oosterbeek) en had tot doel iets te doen aan de verslechterde relatie tussen de USA en Europa. Ook hier zie je weer dat rijken, leidinggevenden van het grote bedrijfsleven en andersoortige invloedrijke lui samenkomen (in conferenties met geheim karakter; als je complottheorieën wil ontwikkelen moet je het zo doen). In dat geval behoorde Prins Bernhard tot een van de initiatiefnemers (die er voorzitter van bleef tot 1976).
De filosoof Aleksander Milosz Zielinski heeft er eens rustig de tijd voorgenomen om voor de bundel het wel en wee van de Bilderbergclub uit de doeken te doen, in zijn bijdrage getiteld ‘Mozaïekstenen van een archeologie’. Hij vergeet uiteraard niet te vermelden dat de club van aanvang af een aantal voormalige nazi’s tot zijn leden telde, onder wie Prins Bernhard. Milosz verschafte mij de bundel tijdens een studieconferentie een aantal weken geleden en wenste mij er veel plezier mee. Hij wist wat hij deed…
In de bundel vindt men veel theoretische en praktische informatie over ‘organiseren’. En hoewel anarchisten niet tot ‘de elite’ behoren, kunnen zij er wel van leren hoe anderen weten invloed uit te oefenen, zodanig dat mensen tegen hun eigen belang in doen wat die elite wil dat zij doen. Anarchisten zouden zo moeten organiseren dat mensen zich gezamenlijk voor hun eigen belang gaan inzetten om zo de elites in de wielen te rijden.
Thom Holterman
WENDT Björn, Klöckner, Marcus B., (red.), Wie Elitewn Macht organisieren, Bilderberg & Co.: Lobbying, Thinktanks und Mediennetzwerke, VSA-Verlag, Hamburg, 253 blz., prijs 19,80 euro.