Ga naar de inhoud

Klein lexicon van het managementjargon

Managers spreken over actie, Rutte heeft het over positief zijn, werkgeversvoorzitter De Boer over duurzaamheid, Dijsselbloem over een gezonde begroting, president-directeur Van Loon van Shell over creativiteit en Maxima over participatie. Om enkele termen op te halen die ‘de andere kant’ gisteren of eerder uitsprak. We horen een taal met vertrouwde, deels zelfs geliefde, woorden die zich tegen ons keert. Een ontvreemde taal die moeiteloos in de neoliberale bedrijfswereld is opgenomen.

4 min leestijd

(Door Hans Boot, oorspronkelijk verschenen op solidariteit.nl)

Van deze sterk ideologisch beladen woorden die ons dagelijks op het eerste gezicht als neutraal om de oren vliegen, is een selectie van meer dan tweehonderd in een handzaam boekje samengebracht. Een lexicon, een lijst met begrippen, keurig op alfabetische volgorde samengesteld door drie Belgische wetenschappers. Voorzien van korte beschouwingen in de inleiding en het nawoord. Toegespitst op de taal van het management, soms uitvoerig toegelicht en vaak met elkaar in verband gebracht. Van harte aanbevolen! (*1)

Alles dwingend bedrijf

De inleiding laat geen enkel misverstand bestaan over de te behandelen woorden: ze zijn “symptomatisch voor onze tijd. Daarom moet dit sluipend gif, dit alomtegenwoordig en dus onschuldig lijkend maar verderfelijk taalgebruik voor eens en altijd aan de kaak worden gesteld.” (p.11) Zo is dat, besmet en besmettelijk. Dus bijna onontkoombaar, achteloos uitgesproken, zoals mijn nieuwe buurman maar gelijk binnenkwam met een zelfevaluatie: ‘ik zit even vast, m’n focus en targets sporen niet’.

De drie auteurs leveren kritiek op wat zij de nieuwe newspeak noemen. Ze zijn geïnspireerd door de bedachte taal van George Orwell (1984), waarmee het heersende systeem zijn burgers controleert en uiteindelijk in het niet kritisch denken onder-wijst. Omgezet in de managementtaal van het neoliberalisme staat alles in het dwingende teken van het bedrijf: “niet alleen instituties, zoals universiteiten en musea, maar ook gezinnen en zelfs personen moeten worden beschouwd als een onderneming en ook zichzelf zo leren zien” (p. 9). Zoals investeren in jezelf (je eigen kapitaal beheren en onderhouden) en de meetbare output van het vrijwilligerswerk dat in de cultus van de participatiesamenleving ‘sociaal ondernemerschap’ heet. Is dan de volgende stap dat een diploma in de vorm van een aandeel wordt uitgereikt?
In dit alles geldt de dominantie van de ruillogica – voor wat, hoort wat – die een einde maakt aan het gemeenschappelijk belang (“return on investment”, pp. 152/153).

Verhullend en onthullend

De op de snijtafel gelegde termen zijn in hun propagandistische boodschap zowel verhullend als onthullend. Wat is er tegen ‘goed bestuur’, ‘kwaliteitszorg’, ‘netwerken’, ‘optimalisering’ of ’talent’ om er vijf uit te lichten? Bij alle is echter sprake van in getallen uit te drukken resultaten, van efficiëntie, output, topprestatie, rendement – van het ‘onderste uit de kan’ tot aanpassing aan bedrijfsmatige vereisten.
Onthullend is de vanzelfsprekendheid, waarmee gegevenheden als bijvoorbeeld economische macht, winst, arbeidsstress, sociale ongelijkheid, ontslag, nul urencontract geheel buiten beeld blijven.

Veel van de woorden zijn (inmiddels) bekend. Maar hun betekenis is veranderd, zo zelfs dat ze staan voor het omgekeerde. Van dat laatste is ‘content’, het wonderwoord uit de (digitale) media, een sprekende illustratie. Ooit doodgewoon ‘inhoud’, inmiddels omgevormd tot een te verhandelen product waarvan de inhoud om het even is, “klaar voor consumptie”. In de analyse van Marx: een koopwaar, waarin de ruilwaarde heerst over de gebruikswaarde. Mooi meegenomen is, indien uitgesproken als contènt, het woord verwijst naar een inhoud waarover ieder kritiekloos en zonder meer tevreden is (pp.50, 51).

Mondhygiëne niet genoeg

Tot slot een tweetal opmerkingen min of meer naar aanleiding van het lexicon.
* Afbeelding Actions speak louder than wordsDe liberale mythe van de burger die in volle vrijheid leeft en beslist, is uitgewerkt in de ‘contractmaatschappij’ die functioneert met bindende afspraken die meer of minder dwingend zijn. Tussen ‘gelijkwaardige’ individuen, waaronder werknemer en management, werkloze en overheid. Al deze contractrelaties zouden een stabiele sociale orde garanderen, waarin niet genomen verantwoordelijkheid gelijkstaat aan een (sociale) schuld. Een ruillogica die heersend is in de onderlinge verhoudingen en haaks staat op bijvoorbeeld solidariteit. Het is deze sociale ontwrichting waarover politici op weg naar de verkiezing hun eigen woorden bevuilen.
* De taal die een gesuggereerde werkelijkheid uitdraagt, rechtvaardigt en uitwerkt, is ook troef buiten het managementland. De oproep van de auteurs “Mondhygiëne voor managers nu!” is inderdaad “een opsteker voor de aanhangers van de kritische rede” binnen en buiten de directe bedrijfswereld (p. 195). Maar juist de ideologische besmetting, indringend en algemeen, en haar verbondenheid met het werkelijk bestaande kapitalisme eist meer dan een smetteloze taal. Wat ons ontnomen is, terughalen en van een praktijk voorzien, zal meer zijn dan een taalstrijd. Want wie zei ook weer: ‘het woord ontleent zijn inhoud aan de daad’? (*2)

———–

(*1) uitgeverij@epo.be“>uitgeverij@epo.be – http://www.epo.be

(*2) Zie ook: Transitie vergt een weerwoord,
– ingezonden, 10 augustus 2014 – Transparantie is gewoon een machtsmiddel,
– ingezonden, 30 oktober 2016 – Mondhygiëne voor managers