Ga naar de inhoud

Guy Debord (1931-1994): Het Dagelijks Leven Is De Maat Van Alles

Guy Debord (1931-1994) staat bekend als de Franse auteur, filmer,  maatschappijcriticus en oprichter van het tijdschrift Internationale situationniste(IS). Hij maakte naam met zijn spektakeltheorie. Maar de situationistische theorievorming zou niets zijn zonder diens analyse van het dagelijks leven. Onder invloed van het boek Critique de la vie quotidienne (1947, nadien verder uitgewerkt en waarin de opkomst van de consumptiemaatschappij onder handen wordt genomen) van de Franse socioloog en filosoof Henri Lefebvre (1901-1991), ontwikkelde Guy Debord, samen met zijn vrienden, een radicale kritiek op het alledaagse leven en wat dat met zich meebrengt aan vervreemding.

18 min leestijd

(Door Thom Holterman, Libertaire Orde, foto Thierry Ehrmann cc/flickr)

Het was noodzakelijk om het dagelijks leven te hervormen om situaties te creëren waarin het leven een betekenis krijgt, een speellust oproept en een directe relatie met de wereld vindt. Een van de belangrijkste teksten daarover werd door Debord in augustus 1961, in nummer 6 van Internationale situationniste gepubliceerd. De titel ervan luidt: ‘Perspectieven van bewuste veranderingen in het dagelijks leven’.

Het dagelijks leven wordt veelal voor banaal gehouden, maar waarom wordt juist door hen die alleen dat kennen zoveel armoede geleden, is de vraag. Om daar inzicht in te krijgen kan het geen kwaad een aantal overwegingen van Guy Debord over het ‘dagelijks leven’ naar voren te halen. Ik ontleen en vertaal ze aan zijn hierboven genoemde tekst, opnieuw integraal verschenen op de Franse site van Le Comptoir. [ThH]

Bovenal het leven

Guy Debord: Iedereen is het er over eens dat bepaalde handelingen die dagelijks worden herhaald, zoals het openen van deuren of het vullen van glazen, heel reëel zijn. Deze handelingen zijn zo onbeduidend dat ze terecht worden betwist als interessant genoeg om een nieuwe specialisatie in sociologisch onderzoek te rechtvaardigen. En een aantal sociologen lijkt terughoudend om andere aspecten van het dagelijks leven te bedenken, op basis van de door Henri Lefebvre voorgestelde definitie, namelijk ‘dat wat overblijft als alle gespecialiseerde activiteiten uit wat we ervaren zijn gehaald’. Hier ontdekken we dat de meeste sociologen overal gespecialiseerde activiteiten herkennen en nergens het dagelijks leven. Het dagelijks leven is altijd elders. Bij anderen. In ieder geval bij de niet-sociologische klassen van de bevolking. Iemand zei daarop eens dat de arbeiders interessant zouden zijn om te bestuderen. Zij zijn als proefdieren waarschijnlijk ingeënt met het virus van het dagelijks leven, omdat de arbeiders, van wege het feit dat zij geen toegang hebben tot gespecialiseerde activiteiten, alleen het dagelijks leven hebben om te leven. Dit is een geborneerde manier van kijken naar mensen en het opzoek gaan naar een ver primitivisme van het dagelijks leven. Daar komt dan een openlijk beleden tevredenheid bij en een naïeve trots om te kunnen deelnemen aan een cultuur waarvan het overduidelijke failliet niemand kan ontgaan. Het radicale onvermogen om de wereld te begrijpen die het failliet produceert, maakt het bestaan van zo’n instelling bij onderzoekers niet verwonderlijk.

Er is bij die intellectuelen een duidelijk verlangen om zich te verschuilen achter een gedachtevorming die gebaseerd is op de scheiding van kunstmatige en in delen geknipte domeinen, om het nutteloze, vulgaire en pijnlijke concept van het ‘dagelijks leven’ te laten verdwijnen. Een dergelijk concept omvat een residu van gecatalogiseerde en geclassificeerde realiteit, een residu waarmee sommigen niet graag geconfronteerd worden, want het is tegelijkertijd de visie op een totaliteit; het zou de noodzaak impliceren van een algemeen oordeel, een beleid. [..]

Het is zeker dat gespecialiseerde activiteiten een bestaan hebben; ze kennen zelfs, in een bepaald tijdperk, een algemene gebruik, zodat het altijd goed is om dit te herkennen op een gedemystificeerde manier. Het dagelijks leven is niet alles. Daar het in osmose is met gespecialiseerde activiteiten, staat men in zekere zin nooit buiten het dagelijks leven. Maar als we het eenvoudige beeld van een ruimtelijke representatie van activiteiten gebruiken, moeten we het dagelijks leven nog steeds centraal stellen. Elk project en elke realisatie komt terug om zijn ware betekenis te krijgen. Het dagelijks leven is de maat van alles: van het volbrengen of beter gezegd van het niet volbrengen van menselijke relaties; van het gebruik van geleefde tijd; van het zoeken naar kunst; van revolutionaire politiek.

Het kritiekloze dagelijkse leven heeft de betekenis van de verlenging van de huidige, sterk verloederde vormen van cultuur en politiek, vormen waarvan de zeer gevorderde crisis, met name in de meest moderne landen, wordt weerspiegeld in een algemene depolitisering en een nieuw soort analfabetisme. Aan de andere kant kan radicale kritiek, en omgezet in daden, op het gegeven dagelijkse leven leiden tot een overschrijden van cultuur en politiek in de traditionele zin, dat wil zeggen zich vertonen op een hoger niveau van bemoeienis op het leven. Maar, zal men zeggen, hoe komt het dat het dagelijkse leven, dat naar mijn mening het enige echte leven is, dat het belang ervan zo volledig en onmiddellijk wordt geringschat door mensen die daar toch geen direct belang bij hebben? Bovendien zullen velen onder hen ongetwijfeld lang niet altijd vijandig staan tegenover een of andere vernieuwing door de revolutionaire beweging.

Ik denk dat dit komt doordat het dagelijks leven wordt georganiseerd binnen de grenzen van een schandalige armoede. En vooral omdat deze armoede van het dagelijks leven niet toevallig is: het is een armoede die eraan wordt opgelegd op elk moment door de dwang en het geweld van een samenleving verdeeld in klassen; een armoede die historisch is georganiseerd volgens de behoeften van de geschiedenis van uitbuiting. Het gebruik van het dagelijks leven, in de zin van het consumeren van levende tijd, wordt beheerst door de heerschappij van de schaarste: de schaarste aan vrije tijd; en de schaarste aan mogelijke consumptie van die vrije tijd. [..]

Onder het plaveisel het strand

De extreme armoede van bewuste organisatie, van de creativiteit van mensen, in het dagelijks leven, weerspiegelt de fundamentele behoefte aan het onbewuste en de mystificatie in een uitbuitende samenleving, in een samenleving van vervreemding. Henri Lefebvre paste hier een uitbreiding toe van het idee van ongelijke ontwikkeling om het dagelijks leven te karakteriseren, verschoven maar niet afgesneden van historiciteit, als een vertraagde sector. Ik geloof dat dit niveau van het dagelijks leven kan worden omschreven als een secteur colonisé, een gekoloniseerd gebied. We hebben gezien, dat op mondiaal economisch niveau onderontwikkeling en kolonisatie op elkaar inwerken. Alles wijst erop dat hetzelfde geldt op het niveau van de economisch-sociale organisatie, van de praktijk.

Het dagelijks leven, gemystificeerd met alle mogelijk middelen en gecontroleerd met politionele middelen, is een soort reservaat voor de ‘goede wilden’ die, zonder het te begrijpen, de moderne samenleving laten functioneren, met de snelle toename van haar technische macht en de geforceerde uitbreiding van haar markt. De geschiedenis – dat wil zeggen de transformatie van de werkelijkheid – kan op dit moment niet worden gebruikt in het dagelijks leven, omdat de mens in het dagelijks leven het product is van een geschiedenis waarover hij geen controle heeft. Het is duidelijk hij zelf dit verhaal maakt, maar niet vrijwillig.

De moderne samenleving wordt begrepen door gespecialiseerde, bijna niet-overdraagbare fragmenten, en het alledaagse leven, waar alle vragen waarschijnlijk op een unitaire manier ontstaan, is daarom van nature het domein van onwetendheid. Deze samenleving heeft door zijn specifieke industriële productie de arbeidsverrichtingen van alle betekenis ontdaan. En geen enkel model van menselijk gedrag heeft een echte actualiteit in het dagelijks leven behouden. Deze samenleving heeft de neiging om mensen te atomiseren tot geïsoleerde consumenten en om communicatie te verbieden. Het dagelijks leven is dus het privéleven, het domein van scheiding en vermaak.

Op een bepaalde manier levert het dagelijks leven ook de sfeer waarin specialisten het opgeven. In dat geval zie je bijvoorbeeld ook een van de weinige personen die in staat is om het meest recente wetenschappelijke beeld van het universum te begrijpen, dom worden. Zo zie je Alain Robbe-Grillet artistieke theorieën uitgebreid verklaren en verzoekschriften sturen naar de president van de republiek met de bedoeling diens beleid te beïnvloeden. Het is de sfeer van de overgave, de erkenning van het onvermogen om te leven. [..]

Veel technieken veranderen min of meer duidelijk bepaalde aspecten van het dagelijks leven: de huiselijke kunst, zoals hier al is gezegd, maar ook de telefoon, televisie, de opname van muziek op Lp’s, gepopulariseerde vliegreizen, enz. Deze elementen interveniëren toevallig, willekeurig, zonder dat iemand de verbanden en gevolgen heeft voorzien. De gebeurtenis om technieken in te voeren in het dagelijks leven wordt uiteindelijk omkaderd door de rationaliteit van het moderne verbureaucratiseerde kapitalisme. Het is zeker dat dit als geheel vooral in de richting gaat van het verminderen van de onafhankelijkheid en creativiteit van mensen. De nieuwe steden van vandaag tonen dus duidelijk de totalitaire tendens van de organisatie van het leven door het moderne kapitalisme: geïsoleerde individuen (over het algemeen geïsoleerd binnen de gezinseenheid) zien hun leven gereduceerd tot de pure trivialiteit van het repetitieve, gecombineerd met de verplichte opname van een even repeterend spektakel.

We moeten daarom geloven dat de censuur die mensen uitoefenen op hun eigen dagelijks leven, verklaard wordt, tegelijk door het besef van hun ondraaglijke ellende en door de sensatie, misschien niet erkend maar onvermijdelijk op een of andere dag ervaren, dat alle echte mogelijkheden, alle verlangens die werden verhinderd door het functioneren van het sociale leven er al waren, en dus op geen enkele manier van doen hebben met gespecialiseerde activiteiten of afleiding.

Dat wil zeggen, kennis van de diepe rijkdom, van de energie die in het dagelijks leven wordt achtergelaten, is onlosmakelijk verbonden met kennis van de ellende van de dominante organisatie van dit leven. Alleen het waarneembare bestaan van deze niet aangeboorde rijkdom leidt er als contrast toe het dagelijks leven te definiëren als ellende en gevangenis; en vervolgens, in een en dezelfde beweging, het probleem te ontkennen.

Wees realistisch, vraag het onmogelijke

Onder de voornoemde omstandigheden betekent het verbergen van de politieke kwestie door de ellende van het dagelijks leven, het verbergen van de diepgang van de aanspraak op de mogelijke rijkdom van dit leven. De aanspraken zouden op zijn minst kunnen leiden tot het heruitvinden van de revolutie. Men zal moeten toegeven dat een vlucht naar voren politiek gezien op dit niveau geenszins in tegenspraak is met bijvoorbeeld actievoeren in de Parti Socialiste Unifié of het trouw lezen van L’Humanité. Alles hangt eigenlijk af van het niveau waarop we dit probleem durven te stellen: hoe leven we? Zijn we er tevreden mee? Of juist ontevreden? Dit zonder zich een moment te laten intimideren door talrijke advertenties, die tot doel hebben je ervan te overtuigen dat je gelukkig kunt zijn vanwege het bestaan van God, of Colgate tandpasta, of C.N.R.S. [Frans nationaal onderzoekscentrum]. Het lijkt mij dat de term ‘kritiek van het dagelijks leven’ ook met deze ommekeer kan en moet worden begrepen: kritiek die het dagelijks leven op soevereine wijze zou uitoefenen op alles wat er nutteloos buiten staat.

De kwestie van het gebruik van technische middelen, in het dagelijks leven en elders, is niet meer dan een politieke kwestie (en van alle beschikbare technische middelen worden de ingezette middelen dan ook geselecteerd met als doel de handhaving van de overheersing door een klasse). Kijken we naar de hypothese van een toekomst, zoals in de sciencefictionliteratuur aangeboden, dan gaan avonturen in de ruimte samen met een dagelijks leven, dat op deze aarde in dezelfde materiële behoeftigheid en hetzelfde archaïsche moralisme wordt gekaderd. Dit betekent precies dat er nog steeds een klasse van gespecialiseerde leiders zou zijn, die ten dienste van zichzelf het proletarische publiek van fabrieken en kantoren zou handhaven. De avonturen in de ruimte zouden alleen de onderneming zijn, gekozen door deze leiders voor de manier die zij zouden hebben gevonden om hun irrationele economie, het toppunt van gespecialiseerde activiteit, te ontwikkelen.

We vroegen ons af: ‘Het privéleven, wat is aan dat leven ontnomen?’ [‘La vie privée est privée de quoi?’; Debord speelt hier met twee betekenissen van ‘privée’: privé en ontnemen, zoals in ‘plante privée d’eau’: plant die geen water krijgt.] Heel eenvoudig, het leven, dat is wreed afwezig. Mensen zijn ook zo privé dat het mogelijk is om te communiceren en om zichzelf te realiseren. Het kan ook zo gezegd worden: om persoonlijk hun eigen geschiedenis te maken. De hypothesen om een positief antwoord te geven op de gestelde vraag over de aard van ‘ontneming’ kunnen daarom alleen worden uitgedrukt in de vorm van verrijkingsprojecten; een project van een andere levensstijl; in feite van een stijl… Of, als we bedenken dat het dagelijks leven zich op de grens bevindt van de gedomineerde sector en de niet-gedomineerde sector van het leven, dus de plaats van willekeur, moeten we erin slagen het huidige getto te vervangen door een grens die altijd in beweging is; we moeten voortdurend werken aan het organiseren van nieuwe kansen.

De kwestie van de intensiteit van de geleefde ervaring wordt vandaag de dag aan de orde gesteld, bijvoorbeeld door het gebruik van verdovende middelen, in termen waarin de vervreemde samenleving elke vraag kan stellen. Ik bedoel daarmee in termen van valse erkenning van een vervalst project, of in termen van fixatie en gehechtheid. Ook kan worden opgemerkt hoe het ontwikkelde en verspreide beeld van liefde in deze samenleving verwant is met drugs. Passie is er eerst bekend als een weigering van alle andere passies. Vervolgens wordt het voorkomen, en uiteindelijk wordt het alleen gevonden in de compensaties van het heersende spektakel. La Rochefoucauld [Franse schrijver; 1613-1680] schreef: ‘Wat ons er vaak van weerhoudt ons aan één ondeugd over te geven, is dat we er meerdere hebben’. Dit is een zeer positieve constatering als we, door moralistische vooronderstellingen te verwerpen, het weer op de rails zetten als basis voor een programma voor het realiseren van menselijke capaciteiten.

Al deze problemen staan op de agenda, omdat onze tijd zichtbaar wordt gedomineerd door de verschijning van het project, gedragen door de arbeidersklasse, om de hele klassenmaatschappij af te schaffen en de menselijke geschiedenis te beginnen. En dus als uitvloeisel daarvan, wordt het tegelijk gedomineerd door het niet aflatende verzet tegen dit project, de ontsporingen en mislukkingen tot nu toe van dit project.

Eerlijk gezegd interesseert het werk ons geen bliksem

De huidige crisis van het dagelijks leven maakt deel uit van de nieuwe vormen van de crisis van het kapitalisme, vormen die onopgemerkt blijven door degenen die blijven vasthouden aan de klassieke termijn van de volgende cyclische crises van de economie. Als we de crisis van de hedendaagse samenleving in haar volle omvang in ogenschouw nemen, denk ik niet dat het nog steeds mogelijk is om ontspanning te zien als een ontkenning van het dagelijks leven. Anderen daarentegen hebben het over het ‘bestuderen van de verloren tijd’.

Laten we eens kijken naar de recente beweging die met dit idee van verloren tijd aan komt zetten. Voor het klassieke kapitalisme is tijdverlies wat buiten de productie, accumulatie en besparingen valt. De wereldse moraal, die in de scholen van de burgerij wordt onderwezen, heeft deze leefregel geïmplanteerd. Maar het blijkt dat het moderne kapitalisme via een onverwachte list, het nodig heeft de consumptie te verhogen. De list leert dat het gaat om ‘het verhogen van de levensstandaard’ (een uitdrukking die volslagen zinloos is). Tegelijkertijd zijn de productieomstandigheden, die gefragmenteerd en tot het uiterste worden ‘geklokt’, volkomen onverdedigbaar geworden. Daar komt nog bij dat de moraal die nu al heerst in reclame, in de propaganda en alle vormen van het dominante spektakel, er juist op wijst dat de verloren tijd die van het werk is. Er valt immers zoveel meer te genieten leert die moraal. Het werk wordt dan ook alleen gerechtvaardigd door de verschillende gradaties van winst, die het mogelijk maken om rust, consumptie, vrije tijd te kopen – dat wil zeggen een dagelijkse passiviteit die door het kapitalisme wordt vervaardigd en gecontroleerd.

Als we nu kijken naar de feitelijke behoeften van de consument die de moderne industrie voortdurend creëert en stimuleert – als we de leegte van de vrije tijd en de onmogelijkheid van rusten erkennen – kunnen we op een realistischer manier de vraag stellen: wat zou dan niet verloren tijd zijn? Met andere woorden: de ontwikkeling van een maatschappij van overvloed moet leiden tot overvloed van wat? Dit kan uiteraard in vele opzichten als toetssteen dienen. Een voorbeeld.

De France-Observateur is een van de weekbladen die de inconsistentie van het denken van mensen, die linkse intellectuelen worden genoemd, verspreidt. In dat tijdschrift kan men bijvoorbeeld een kop kan lezen, waarin wordt aangekondigd zoiets als ‘de kleine auto die het socialisme aanvalt’. Aan die aankondiging gaat vooraf een artikel waarin wordt uitgelegd dat Russen zich tegenwoordig individueel op Amerikaanse manier op de particuliere consumptie van goederen storten, om te beginnen natuurlijk op auto’s. Hierop gelet kan men zich niet aan de indruk onttrekken het idee voeding te geven, dat het na Hegel niet noodzakelijk zou zijn om al het werk van Marx opnieuw te bestuderen. Maar het is zo ook wel duidelijk dat een socialisme dat zich terugtrekt voor de invasie van de markt door kleine auto’s, op geen enkele manier het socialisme is waarvoor de arbeidersbeweging heeft gevochten. We moeten ons dus niet op het niveau van hun tactiek of dogmatisme verzetten tegen de bureaucratische leiders van Rusland. Het verzet moet plaatsvinden op basis van het feit dat de levens van mensen niet echt van betekenis zijn veranderd. En dat is niet een duister sterfgeval van het dagelijks leven, voorbestemd om reactionair te blijven. Het is een dodelijke afloop die extern wordt opgelegd aan het dagelijks leven door de reactionaire sfeer van gespecialiseerde leiders, ongeacht het label waaronder ze ellende plannen, in al zijn aspecten.

De huidige depolitisering van vele voormalige activisten van links, het afstand nemen van de ene vervreemding om zich te keren tot de andere, te weten die van het privéleven, betekent dus niet zozeer een overheveling naar de privésector met het doel een vluchtheuvel te vinden om de ‘verantwoordelijkheden van de historiciteit’ te ontlopen. Het is eerder een afstand nemen tot de gespecialiseerde politieke sector, en daarom altijd gemanipuleerd door anderen… De enige verantwoordelijkheid die daar werkelijk wordt genomen, is waar alle verantwoordelijkheid wordt overgelaten aan ongecontroleerde leiders. Het is daar waar het communistische project werd bedrogen en tot teleurstelling leidde. [..] Het zou verkeerd zijn om de vervreemding van individuen in revolutionaire politiek op te sporen, terwijl het de vervreemding van revolutionaire politiek zelf kan zijn. Het is goed om het probleem van vervreemding in een dialectische verhouding te vatten, om zo te wijzen op de mogelijkheden van vervreemding die altijd opnieuw opduiken in de strijd zelfs tegen vervreemding. Laten we benadrukken dat dit alles tot op het hoogste niveau van onderzoek moet worden getild (bijvoorbeeld naar de filosofie van vervreemding als geheel), en niet op het niveau van het stalinisme moet blijven hangen, waarvan de verklaring helaas grover is.

Geniet ongedwongen

De kapitalistische beschaving is nog nergens ingehaald, wel blijft ze overal haar eigen vijanden produceren. De volgende opkomst van de revolutionaire beweging, geradicaliseerd door wat de vorige nederlagen leren, zal moeten worden versterkt met een veeleisender programma. Dat zal verrijkt zijn met verwijzingen naar de praktische krachten van de moderne samenleving, met aanbevelingen voor ontwikkelen van krachten die aan de materiële basis ontbraken in de zogenaamde utopische stromingen van het socialisme. De volgende poging tot algehele bestrijding van het kapitalisme zal in staat zijn om een nieuw gebruik van het dagelijks leven uit te vinden en voor te stellen. Ze zal onmiddellijk steunen op nieuwe dagelijkse praktijken, op nieuwe types van menselijke relaties. Daarbij zal niet langer worden genegeerd dat elke instandhouding, binnen de revolutionaire beweging, van de relaties die in de bestaande maatschappij domineren, op ongevoelige wijze leidt tot het herstel, met verschillende varianten, van deze maatschappij.

De revolutie in het dagelijks leven, waarbij de huidige weerstand tegen de geschiedenis (en tegen elke vorm van verandering) wordt doorbroken, zal de voorwaarden scheppen dat het heden het verleden domineert, en dat het deel van de creativiteit altijd prevaleert boven het repetitieve deel. Het is dan ook te verwachten dat de kant van het dagelijks leven die tot uitdrukking komt in de dubbelzinnige begrippen – misverstand, compromis of misbruik – veel aan belang zal inboeten, ten voordele van het tegengestelde, de bewuste keuze of het gokken. [..] Kritiek uitoefenen en voortdurend herscheppen van het hele dagelijkse leven moeten, voordat dit op natuurlijke wijze door alle mensen wordt gedaan, plaatsvinden onder omstandigheden van de huidige onderdrukking en wel om deze omstandigheden te ruïneren.

Het is geen avant-gardistische culturele beweging, zelfs niet met revolutionaire sympathieën, die dit kan bereiken. Evenmin is het een revolutionaire partij van het traditionele model, ook al geeft het een grote plaats aan de cultuurkritiek (deze term verwijst naar alle artistieke of conceptuele instrumenten waarmee een samenleving zichzelf uitlegt en doelstellingen van het leven toont). Deze cultuur en dit beleid zijn versleten, en het is niet voor niets dat de meeste mensen hun belangstelling ervoor verliezen. De revolutionaire transformatie van het dagelijks leven is niet weggelegd in een vage toekomst, maar wordt onmiddellijk aan ons voorgelegd door de ontwikkeling van het kapitalisme en zijn ondraaglijke eisen. Dit is een andere term van het alternatief dat versterking van de moderne slavernij heet. De bedoelde transformatie markeert het einde van alle eenzijdige artistieke expressie opgeslagen in de vorm van koopwaar. Op hetzelfde moment markeert dit het einde van alle gespecialiseerde beleid. Dit wordt de taak van een revolutionaire organisatie van een nieuw type, vanaf haar oprichting.

Guy Debord (in het tijdschrift Internationale situationniste augustus 1961; overgenomen van Le Comptoir  van maart 2018; vertaling en bekorting Thom Holterman).

[Foto’s met leuzen overgenomen van Le Comptoir.]