De kloof tussen politici en vakmensen
Ondanks het aangetoonde failliet van de marktwerking, meent de politiek alsnog succes te moeten nastreven door nóg meer marktwerking. Het is een bekend probleem in politiek Den Haag: de kloof tussen beleid en uitvoering. De wetgever zet mooie politieke beloften aan de burger om in regelgeving, en vervolgens moeten uitvoeringsinstanties zoals de Belastingdienst en Rijkswaterstaat hier handen en voeten aan geven.
(Door Roel Berghuis (*1) solidariteit.nl)
De laatste twee diensten constateren echter niet zelden dat het beleid niet goed uitvoerbaar is of zelfs fraudegevoelig, waarna de wetgever de boel met een woud aan aanvullende regels dichttimmert. Bureaucratie noemen we dit.
Journalist Sander Heijne geeft met zijn recent verschenen boek Er zijn nog 17 miljoen wachtenden voor u een prachtig inkijkje in de verwording van de “prachtige belofte van de marktwerking” tot een “bureaucratische boobytrap” voor voormalige publieke instanties en de vakmensen die daar werken.
Duurder en bureaucratischer
Heijne schreef zeven jaar voor de Volkskrant en De Correspondent over marktwerking. Hij is niet principieel voor of tegen marktwerking. In zijn boek beschrijft hij dat marktwerking in de publieke sector soms goed werkt, maar vaak is mislukt, omdat veel publieke sectoren zich niet goed lenen voor de markt. Het waren vooral de gesprekken met de betrokken vakmensen die hem tot dit inzicht hebben gebracht. Want wie anders dan zij kunnen de vinger zo goed op de zere plek leggen?
Heijne stelt terechte vragen op basis van wat hij van deze vakmensen heeft gehoord. Is het bijvoorbeeld een goed idee dat huisartsen die jaren hebben gestudeerd op de behandeling van zieke mensen 25 tot 40 procent van hun tijd bezig moeten zijn met papieren verantwoording? Stemmen we er mee in dat het treinverkeer vastloopt, omdat een machinist bij sneeuwval een vastgevroren wissel niet meer zelf mag ontdooien, maar tegenwoordig een monteur van ProRail moet bellen?
Geen zinnig mens zal op dit soort vragen instemmend reageren. Maar intussen gebeurt het wel. Marktwerking noemen we dit. Heijne noemt ook voorbeelden van geslaagde marktwerking, zoals de telecomsector. In veel andere sectoren – tussen 1989 en 2010 zijn 186 Nederlandse overheidsdiensten verzelfstandigd en nog eens 63 publieke diensten zelfs volledig geprivatiseerd – werden publieke diensten vaak duurder of bureaucratischer: spoor, openbaar vervoer, post, woningcorporaties, energiebedrijven en meer.
Ideologische luiheid
Je hoeft overigens niet zelf vakman of betrokken journalist te zijn om het falen van de marktwerking te zien. Gaan we er bijvoorbeeld mee akkoord dat onze ouders of grootouders in verpleeghuizen het in hun broek moeten doen, omdat het goedkoper moet en er bezuinigd is op personeel? Dat onze kinderen in de kinderopvang in steeds grotere groepen terechtkomen, omdat er meer winst moet worden overgemaakt naar een hedgefonds in de Verenigde Staten?
Geen zinnig mens zal ook op dit soort vragen instemmend reageren, maar ondertussen gaat de politiek gewoon door. Sterker nog: ondanks het aangetoonde failliet van de marktwerking, meent de politiek alsnog succes te moeten nastreven door nóg meer marktwerking. Heijne verwoordt dit mooi: Talloze politieke partijen prediken nog steeds het marktevangelie, ondanks de niet nagekomen beloften in zoveel sectoren. In plaats van eerlijk te erkennen dat de politiek het in de jaren negentig verkeerd heeft gezien, gaat de nieuwe generatie politici door met dingen proberen die eerder al verkeerd afliepen. Dat noem ik ideologische luiheid.
Als vakbondsman voeg ik graag een extra noot aan deze constatering toe: de kloof tussen beleid en uitvoering is volgens mij een direct gevolg van de kloof tussen politici en vakmensen. Als politici nu eens gewoon wat meer naar vakmensen zouden luisteren, zouden we een hoop problemen in deze wereld op voorhand kunnen voorkomen.
De oproep van Heijne om in actie te komen door in de eerste plaats de juiste vragen te stellen, zullen we binnen de FNV samen met onze leden/vakmensen dan ook zeker navolging geven. Zoals we bijvoorbeeld onlangs deden door met een Dixie [toilet] achter diverse streekbussen aan te rijden. Want vinden we het een goed idee dat chauffeurs niet naar het toilet kunnen, omdat ze daar geen tijd meer voor hebben als gevolg van de hogere werkdruk – want marktwerking, dus meer winst boeken, dus meer druk op de rijtijden? Elk zinnig mens zou hierop antwoorden met een welgemeend Nee!
(*1) Eerder, 28 februari 2018, verschenen bij joop.bnnvara.nl – het besproken boek van Sander Heijne is te bestellen bij De Correspondent: corr.es/sanderheijne.