De gouden jaren van het kapitalisme
Sinds drie jaar domineert de economische crisis de politiek en de media. Het faillissement van de bank Lehman Brothers in de VS wordt aangewezen als de directe aanleiding. De implosie van de kredietmarkt bracht het financiële systeem in Amerika in gevaar, waarna de crisis zich als een olievlek over de wereld verspreidde. De oorzaakvan de crisis is echter minder duidelijk voor wie geen doorgewinterde econoom is.
(Bron: sargasso)
Maarten van Rossem draagt in de eerste lezing van de serie Kapitalisme een duidelijke oorzaak aan voor het ontstaan van de crisis: het neoliberalisme dat in het marktmechanisme de oplossing voor alle economische problemen ziet. Als je de markt laat functioneren zonder inmenging door bijvoorbeeld de overheid, zal de economie zichzelf herstellen. Dit idee werd uitgedragen door Alan Greenspan, die tot 2006 voorzitter was van de invloedrijke Federal Reserve System in Amerika. Privatisering, liberalisering en deregulering zijn de stokpaardjes van het neoliberalisme. Dat dit niet altijd functioneert, is zichtbaar bij de problemen in de thuiszorg en spoorwegen sinds ze geprivatiseerd werden. Desondanks is het neoliberalisme nog altijd de motor achter economisch beleid in het Westen. Dat was echter niet altijd het geval. Sinds dertig jaar wordt het neoliberale marktmechanisme gehanteerd. Daarvoor kenmerkte de economische geschiedenis van de twintigste eeuw zich door de conjunctuurpolitiek van Keynes.
Grote Depressie
Van Rossem neemt ons mee naar de Grote Depressie in de jaren dertig. Het kapitalisme, dat ontstond tijdens de industrialisering, faalde toen. De ideeën van J.M. Keynes deden opgeld. De Keynesiaanse opvatting van economie draait erom dat de overheid investeert in tijden van laagconjunctuur, en bezuinigt bij periodes van hoogconjunctuur. Deze methode werd in de jaren ’30 door veel landen gebruikt: veel overheden gingen bijvoorbeeld over tot grootse investeringen om zo de werkgelegenheid te stimuleren. In 1944, bij het akkoord van Bretton Woods, werd bovendien de dollar gekoppeld aan de goudstandaard en werd het Internationaal Monetair Fonds opgericht, wat de internationale handel stimuleerde.
Dit nieuwe economische systeem leidde tot welvaart en grootschalige groei van de handel in de periode 1948-1973, ook wel De Golden Years genoemd. Het sociaalkapitalisme ontwikkelde zich bovendien: de verzorgingsstaat deed haar intrede. Europa was klaar voor de massaconsumptie, waarbij ijskasten, platenspelers en televisies op grote schaal werden gekocht. Pas in de jaren ’70 kwam er een einde aan deze voorspoed. Er ontstond stagflatie als gevolg van de economische welvaart van de voorgaande decennia. De Verenigde Staten deden diverse pogingen om de economische groei te herstellen. In 1977 voltrok zich een beleidsmatige revolutie, waarbij de overstap werd gemaakt van het Keynesiaanse systeem naar het neoliberalisme, dat werd geïntroduceerd door de Amerikaanse, Democratische president Jimmy Carter. Vandaag de dag wordt deze ideologie paradoxaal genoeg vrijwel alleen door Republikeinen gedeeld.
Transformatie
In zeer korte tijd speelde zich in vele landen een transformatie af waarbij de overstap naar het neoliberalisme werd gemaakt. In de jaren die volgden kwamen aanhangers van de stroming, zoals Ronald Reagan in de VS en Margaret Thatcher in het Verenigd Koninkrijk, aan de macht. Een nieuw tijdperk was aangebroken; iedereen hoopte dat de oplossing voor de economische problemen was gevonden. Inmiddels weten we dat het neoliberalisme het ontstaan van financiële crises niet kan voorkomen.
In de komende lezingen op 22 en 28 februari zal Maarten van Rossem dieper op ingaan op de oorsprong van het neoliberalisme en het ontstaan van de financiële crisis. Klik hier om de lezing over de Golden Years terug te zien.