Ga naar de inhoud

Anja Meulenbelt: Pleidooi voor vernieuwing van de klassenstrijd

Anja Meulenbelt slaat met haar nieuwe boek de spijker op zijn kop. De klassenstrijd is grondig aan vernieuwing toe. Als eerste benadrukt ze de wederkerigheid van de identiteitspolitiek en de klassenstrijd. Afzonderlijk bespreekt ze de identiteitspolitiek en daarna de klassenverhoudingen. Als tweede stelt ze dat het kapitalisme als sociaal, politiek en economisch systeem een grondige verandering heeft doorgemaakt. Daarbij laat ze het fundamentele uitgangspunt van het kapitalisme – eindeloze groei of accumulatie – niet los.

9 min leestijd

(Door Sjarrel Massop, overgenomen van Solidariteit)

De verhoudingen tussen kapitaal en arbeid zijn ingrijpend gewijzigd, evenals de verhouding tussen identiteitspolitiek en klassenstrijd. Haar pleidooi voor vernieuwing rust op de stelling: geen socialisme zonder feminisme en geen feminisme zonder socialisme.

Anja – (…) elke wezenlijke revolutionaire verandering begint bij de mensen zelf, zij die het meest te lijden hebben onder uitbuiting en onderdrukking. Zij zijn het ook die het woord moeten nemen, moeten beslissen wat hun prioriteiten zijn, hoe ze zich willen presenteren en wat hun strategie zal zijn.
De kern is dat de werkende klasse autonoom is, maar divers in samenstelling. De verschillende mensen en groepen in de werkende klasse hebben een eigen identiteit op basis waarvan ze een eigen strijd hebben te voeren samen met de klassenstrijd.

Vier aspecten

Geen feminisme zonder socialisme - vrouwen symbool met vuisten en hand in hand
en … andersom

Anja – (…) het is niet voldoende om een paar zwarte vrouwen toe te voegen. En dat het voor linkse partijen niet voldoende is om een paragraaf in het partijprogramma op te nemen en een paar gekleurde gezichten op de kieslijst te zetten. We vergissen ons als we hen alleen zien als een toevoeging, en hun marginale positie in de samenleving vertalen alsof ze ook voor de beweging een bepaalde positie behoren in te nemen: Zij, die hun kleur, klasse en sekse opvatten als onlosmakelijk met elkaar verbonden, staan centraal in onze strijd, in onze analyse. Daar kan ook het links van nu nog wat van leren, en het feminisme ook.

Ik sluit me daar graag bij aan en waag een poging tot een hernieuwde analyse te komen vanuit een eerdere bespreking van het boek Heropleving van Karl Marx, sleutelbegrippen en nieuwe interpretaties– zie dossier. Van daaruit werk ik mijn kritiek uit op Anja’s boek, waarin de actuele ontwikkelingen onvoldoende worden geanalyseerd, met als gevolg dat zowel aan de klassenstrijd als aan de identiteitspolitiek te weinig instrumenten worden geboden om tot een strijdbare beweging te komen. Ik richt me op vier aspecten: economie, sociaal, politiek en identiteit.

Economie

De economie gaat vooral over de ontwikkeling van het kapitaal en de kapitalisten. Het belangrijkste punt dat Marx maakte was de verhouding tussen enerzijds het constante deel van het kapitaal (c), de gebouwen, de grondstoffen en vooral de machines en anderzijds het variabele deel (v), de levende arbeid. Deze twee productiefactoren hebben in elk productieproces een bepaalde verhouding tot elkaar, Marx noemde dat de organische samenstelling van het kapitaal. Het constante kapitaal kan niet uitgebuit worden, vandaar de naam. Het variabele kapitaal wel. Zo ontstaat in het kapitalisme de surpluswaarde.
De winstvoet van het kapitaal is de verhouding tussen de surpluswaarde en de totale kapitaalskosten (c + v). Stel nu dat het constante kapitaal door invoering van machinerie stijgt en de uitbuitingsgraad en het variabele deel blijven gelijk, dan daalt de winstvoet. Die ontdekking deed Marx in zijn Manuscripten 1861–1863 en werkte dat uit in deel drie van Het Kapitaal. Hij noemt het de tendentiëel dalende winstvoet en zei ooit Friedrich Engels dat dit zijn grootste vondst was. Om de winst op peil te houden en het kapitaal dus te laten accumuleren, moet zowel de productie als het variabele deel van het kapitaal uitgebreid worden. Dit is de grootste economische tegenstelling van het kapitalisme die tot in onze tijd haar doorwerking heeft. Piketty is een criticasters over dit element van Marx’ analyse. Piketty bestrijdt uiteindelijk de arbeidswaardeleer van Marx, waardoor hij de plank volledig misslaat.

Women's freedom is sign the sign of Social freedom - Rosa Luxemburg

Wat Marx onvoldoende voorzag, was dat de opeenhoping van het kapitaal het onmogelijk maakte terug te stromen naar de productie. Dit is economische gezien de grote verdienste geweest van Rosa Luxemburg. Zij zag dat niet te consumeren kapitaal ingezet moest worden in die sectoren van de wereldeconomie die nog niet kapitalistisch waren. Zo is het imperialisme ontstaan. Het financierkapitalisme, bekend uit onze huidige periode van de globalisering, is daar een uitvloeisel van. Een andere daarmee samenhangende ontwikkeling is de kapitalisering van processen die nog niet kapitalistisch waren. Dit verschijnsel is de actuele marktwerking van bijvoorbeeld de zorg, het onderwijs en het huishouden.

Conclusie moet zijn dat de klassentegenstellingen verscherpen en doordringen tot alle geledingen van de samenleving, zeker op het aspect van de economie. Het pleidooi van Anja voor verbindingen is meer dan terecht, maar die verscherpte tegenstellingen verdienen meer uitwerking.

Sociaal

Meer machinerie leidt tot volstrekt andere verhoudingen in het productieproces. Veranderingen die doorzetten in de reproductie van het kapitaal (constant en variabel). Marx noemde dit verschijnsel de ontwikkeling van de formele naar de reële onderschikking van de arbeid aan het kapitaal. In zijn termen leidde dit tot de vervreemding van de arbeid(st)ers van hun arbeid. De machine was niet langer het verlengstuk van de arbeid, maar de arbeid werd het verlengstuk van de machine. Het maakt niet uit of mannen, vrouwen, witten, zwarten, arbeidsmigranten, ouderen, jongeren in het productieproces worden ingezet. Het is dusdanig gestandaardiseerd dat iedereen het werk kan doen, alleen is niet elke arbeidskracht even duur. Vandaar dat er door het kapitaal gekozen wordt voor de goedkoopste: vrouwen, kinderen, migranten en tegenwoordig precaire arbeid(st)ers zonder sociale zekerheid of vast contract. De ontwikkeling van het kapitalisme leidt in haar geeuwhonger dus ook naar meer kapitaal, tot sociale uitsluiting van de meest kwetsbare groepen. Klassenstrijd zonder deze groepen heeft weinig zin.

De traditionele arbeidsverdeling in de gezinnen verdwijnt door de ontwikkelingen van het kapitaal. Dat legt een onbehoorlijke druk op de meest kwetsbare delen van de werkende klasse. Dat zijn ook de vrouwen. Zij het aanzienlijk minder de vrouwen die zich bijvoorbeeld kostbare kinderopvang en ‘huishoudelijke hulp’ kunnen permitteren.

Conclusie is dat door de ontwikkeling van het kapitaal ook sociaal de tegenstellingen groter worden en steeds meer mensen zich daaraan niet kunnen onttrekken. Een groot deel van de vrouwen is daarvan meer dan mannen de dupe.

Politiek

Het politieke aspect wordt door Anja onderschat. De klassenverhoudingen zijn meer en meer ook in de politieke en machtsverhoudingen doorgedrongen. De oorspronkelijke functie van de politieke verhoudingen was de bescherming van de macht zelf. Was dat eerst de feodale macht, de macht van de koning en de geestelijkheid, na de Franse Revolutie volgde de macht van de burgerij. Toen de burgers, vooral het deel dat over de middelen beschikten, aan de macht kwamen, kon oorspronkelijk het net ontluikende proletariaat daarin meegaan. Toen echter de klassenverhoudingen verscherpten, werd de overheid het verlengstuk van het kapitaal. Het belangrijkste kenmerk van die specifieke macht is altijd de bescherming van het privébezit geweest. Tot vandaag, met het neoliberalisme als de politieke uiting van de globaliseringsfase van het kapitalisme dat naarstig op zoek blijft naar de accumulatie van kapitaal. Een overheid is daarin een belangrijk instrument.

Links is al vroeg gezwicht voor de gedachte dat een overheid neutraal zou zijn. Sterker nog, dat de overheid als staatsmacht zelfs een instrument zou kunnen zijn voor de verwezenlijking van het socialisme en feminisme. Het zogenoemde ‘revisionisme’, de klassenstrijd wordt afgezworen en vervangen door de verovering – op een legale, electorale manier – van de staatsmacht. De praktijk van deze visie is niet veel minder dan het verraad aan de arbeidersklasse, gelijk alle andere vormen van onderdrukking.
Het is de staat die de oorlogen voert, het is de staat die discriminerende wetgeving maakt, het is de staat die het privé bezit beschermd en propageert. Maar heel weinig partijen en bewegingen, zijn revolutionair gebleven. De meeste zochten hun heil in de parlementaire democratie. Een vorm van democratie die in de praktijk groepen uitsluit door wetgeving of door compromissen met het kapitaal. Vooral de arbeidersbeweging die oorspronkelijk van de arbeidersklasse was, zoals de vakbeweging, is gezwicht voor deze politieke concessies en betaalt steeds meer de tol voor deze onvruchtbare politiek

Conclusie: de klassenstrijd van deze tijd is ook een politieke strijd. In eerste instantie betekent een bevrijding van de arbeidersklasse – breed opgevat zowel de productie als de reproductie bevattend – breken met de parlementaire democratie. Dat wil niet zeggen dat Sylvana Simons of Lilian Marijnissen hun zetel in de Tweede Kamer maar moeten opgeven, wel dat zij daar hun klassenonafhankelijkheid tonen. Dat is wat de arbeidersklasse, inclusief de feministen, moet afdwingen, evenals de gelijkwaardige verbinding van de identiteitspolitiek en de klassenstrijd.

Identiteit

Mensen die met elkaar samenleven, maken daarover bewust of onbewust afspraken. Hoe ze met elkaar omgaan en welke normen en waarden belangrijk zijn. Het kapitalisme trekt zich daar niets van aan. De wereldbevolking ‘moet op vakantie’, consumeren, telefoneren, bereikbaar zijn via internet. Daarmee verliezen gemeenschappen hun identiteit en vervreemden van elkaar. Ze krijgen kapitalistische normen voorgeschoteld, waaraan ze zich niet kunnen onttrekken. Dat gaat zelfs zo ver dat mensen die vluchten of emigreren, zich volledig dienen te assimileren. Vroeg of laat zal die vervreemding zich wreken, mensen krijgen heimwee naar hun oorspronkelijke identiteit. Anja zegt dat kleur, klasse en sekse onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. De vraag die daarbij naar voren komt: wat is de verbindende factor. In de kapitalistische praktijk is dat anders dan in een toekomstige, socialistische praktijk. Identiteit is iets wat een samenleving kenmerkt, dat wat het mogelijk maakt om op een prettige manier te leven, oud te worden en gelukkig te zijn. Misschien wat idealiserend gezegd, maar een dergelijke identiteit zet zich af tegen de dominante ideologie die het kapitalisme vertegenwoordigt.

Conclusie: de identiteit van samenlevingen zal mensen een bestaan bieden, waarin ze zich prettig voelen. Juist wat het kapitaal systematisch vernielt. Kortom, de basis van het socialisme en feminisme is een humane identiteit. De kracht van Anja’s boek is dat ze de discussie over de actuele klassenstrijd en identiteitspolitiek aan elkaar verbindt. En dat is een uitnodiging voor een voortzetting van debat en strijd.

(1) Anja Meulenbelt, Klassenstrijd in deze tijd, een pleidooi voor vernieuwing, Amsterdam, Starfish Books – 2022.