NAVO-top in Vilnius is zegen voor wapenindustrie
De NAVO heeft enkele dagen voor haar top in Vilnius (11 en 12 juli) de cijfers vrijgegeven met de ramingen van de militaire uitgaven van de lidstaten. Die zijn in de eerste helft van 2023 met 8,3% gestegen ten opzichte van 2022.
Dat grote verschil is maar voor een heel klein deeltje te verklaren door het militair budget van het nieuwe NAVO-lid Finland mee in rekening te nemen. Samen geven de 31 NAVO-landen nu 1.100 miljard dollar uit. Dat is een vijfde meer in vergelijking met 2014, het jaar waarin Rusland de Krim annexeerde. Het westers militaire bondgenootschap besliste toen dat de militaire uitgaven naar 2% van het bruto binnenlands product (BBP) moeten klimmen tegen 2024.
Sinds de Russische invasie van Oekraïne lijkt er – in tegenstelling tot andere publieke sectoren – geen rem meer te zitten op de militaire uitgaven. Opvallend is dat een belangrijk deel van de meeruitgaven gaat naar de aankoop van wapentuig. Het zijn gouden jaren voor de wapenindustrie. Die draait op volle toeren om de wapens en munitie die aan Oekraïne zijn geleverd te vervangen of het eigen wapenarsenaal uit te breiden. In vergelijking met vorig jaar zijn de militaire aankopen met een kwart gestegen, nadat ze de jaren daarvoor al gemiddeld met 10 procent stegen op jaarbasis. Het zijn vooral de landen in de Russische periferie die zich actief tonen op de wapenmarkt. Landen als Polen, Finland en Hongarije besteedden momenteel de helft van hun militaire uitgaven aan wapens en ander militair materieel. De NAVO vraagt dat 20% van de militaire uitgaven naar investeringen gaat, een norm die de meeste landen ver overstijgen.
Te oordelen aan de militaire plannen van de individuele lidstaten staan we nog maar aan het begin van een lange sterk stijgende trend. De meeste landen doen erg hun best om bij het aflopen van de deadline in 2024 de beloofde 2 procent van het bbp te halen. Op dit ogenblik bereiken 11 landen de 2%-norm. Dat zijn er vier meer dan vorig jaar. Opvallend is de stijging (verdubbeling) die zich in Polen heeft voorgedaan. Het land voert nu de lijst aan en besteedt 3,9% van zijn nationaal inkomen aan het militaire apparaat, driemaal meer dan tien jaar geleden. Rijkere landen als België, Canada en Spanje zijn zuiniger en bengelen onderaan de ladder. Ze zijn met minder dan 1,4% nog een eind verwijderd van de NAVO-norm, maar besteden in absolute cijfers grote bedragen aan hun legers. Voor België is dat ‘slechts’ 1,13 procent. In absolute cijfers zit ons land evenwel in de middenmoot, op plaats 14, en geeft ongeveer evenveel uit als het nieuwe lid Finland.
Hoewel de gezamenlijke NAVO-uitgaven dertien keer hoger zijn dan die van Rusland, dat zijn financiële oorlogsinspanningen het afgelopen jaar sterk heeft moeten opdrijven, en meer dan de helft van het wereldtotaal vertegenwoordigen is dat volgens NAVO-secretaris-generaal Stoltenberg veruit onvoldoende. Op de NAVO-top in Vilnius zal naar verwacht afgesproken worden dat de 2%-norm niet langer een na te streven doel is, een plafond, maar “een minimum nodig om te investeren in onze gezamenlijke veiligheid”. Al die bijkomende miljarden zijn o.m. nodig om de militaire aanwezigheid op oostflank van Europa sterk op te voeren. In Warschau (2016) besliste de NAVO om dat te doen via een ‘Enhanced Forward Presence’ met vier multinationale roterende bataljons in Polen en de Baltische staten. Sinds de Russische invasie werd die aanwezigheid uitgebreid met vier extra bataljons in Bulgarije, Hongarije, Roemenië en Slovakije. De komende jaren komen daar nog gevechtsgroepen bij. In de Commissie Landsverdediging bevestigde premier De Croo de Belgische participatie met een gevechtseenheid van tegen de 300 militairen in Roemenië voor de operatie ‘Forward Land Forces’. Een ander deel van de Belgische troepen zal in Litouwen gestationeerd worden, zowel landtroepen als een deelname aan de Baltic Air Policing.
Een ander deel van de middelen moet dienen om de bewapening verder op te voeren. Midden juni verklaarde Stoltenberg dat de productie verder moet worden opgedreven om de naar eigen zeggen “uitputtingsslag” die de oorlog in Oekraïne is geworden, aan te gaan. “Daarom zijn we in gesprek gegaan met de defensie-industrie”, aldus Stoltenberg.
De militaire industrie beschikt traditioneel, zowel in Europees als NAVO-verband, over heel wat kanalen en structuren om haar invloed te doen gelden. Miljarden gaan jaarlijks naar programma’s waarin rechtstreeks overheidsgeld wordt gepompt. In de woorden van EU-commissaris voor Interne Markt en Defensie, Thierry Breton tijdens een hoorzitting in het Franse parlement: “De defensie-industrie financieren betekent onze soevereiniteit, onze autonomie en onze democratie financieren”.
De wapenindustrie is alvast van de partij in Vilnius. Stoltenberg kondigde aan dat er een ‘informeel evenement’ met een kleine groep van de wapenindustrie zal komen als “onderdeel van onze voortdurende betrokkenheid bij de defensie-industrie.” De oorlog in Oekraïne is een zegen voor de oorlogsindustrie die haar omzet sterk heeft zien stijgen. Wereldwijd gaat het om een astronomische 855 miljard dollar tegenover 796 miljard vorig jaar. Het is de verwachting dat die tegen 2027 met een kwart zal toenemen.