Ga naar de inhoud

Venezuela en het mondiale radicale midden

In Westerse parlementaire democratieën wordt al langere tijd de filosofie aangehangen dat het eigenlijk niet meer uitmaakt wat je stemt en wie er wint, want de TINA (‘There Is No Alternative’) van Margaret Thatcher en nazaten als Rutte regeert toch. Alle partijen lijken op elkaar, op wat populistische nieuwkomers na, die er in ieder geval een ander vocabulaire op nahouden dan de andere collega’s. De enige andere optie – naast het leg-je-maar-neer-bij de neoliberale realiteit – is dan dus extreem rechts. De rest is het ‘ extreme midden’. (De Britse Trotskist Tariq Ali schreef een interessant boekje over het fenomeen).

9 min leestijd

(Geschreven voor het komende nummer van tijdschrift Buiten de Orde)

Links is er niet of nauwelijks in geslaagd om een aansprekend alternatief onder woorden te brengen, en al helemaal niet om dat succesvol uit te venten.

Maar dat het verhaal niet alleen voor het mondiale westen opgaat, wordt de laatste maanden dramatisch duidelijk in een land als Venezuela. Een lange economische crisis heeft een groot deel van de bevolking zwaar getroffen. De ‘Bolivariaanse Revolutie’ van Hugo Chávez en diens navolger Maduro, en natuurlijk de tienduizenden Venezolanen die er steun aan leverden, lijkt geen stand te kunnen houden. Massale demonstraties van tegenstanders van de revolutionaire regering – voor een groot deel bestaande uit de traditionele rijkere lagen van het land – zorgen dagelijks voor veldslagen, waarbij regelmatig doden vallen.

Er wordt ook – en soms ook massaal – voor de regering gedemonstreerd. Aanhangers van wat er nog over is van de revolutie van Chávez en de zijnen, benadrukken dat de schaarste die in het land optreedt voor een groot deel bewust gecreëerd wordt door de zakenlieden van de oppositie die voorraden oppotten. Maar zelfs als dat klopt kan de crisis niet verhullen dat het rentenieren op grondstoffen – in Venezuela’ s geval olie – geen stabiel economisch systeem oplevert. De Venezolaanse socioloog Edgardo Lander (Zie interview met Natalia Uval van 30 maart op website TNI) is goed ingevoerd in de verwikkelingen van het land en bekritiseert het gebruik van linkse sympathisanten in het buitenland om alleen steun te leveren volgens het principe van de ‘onvoorwaardelijke solidariteit’. Als het systeem dan niet zo paradijselijk blijkt als voorgesteld, laat men het bewuste land simpelweg vallen en shopt door naar de volgende mythe. Lander ziet het verliezen van de parlementaire verkiezingen van december 2015 als belangrijk omslagpunt. Maar volgens hem was het verval al ingebakken in het hele Bolivariaanse experiment, dat weliswaar revolutionaire pretenties had op het gebied van zelfbeheer en basisparticipatie, maar tegelijkertijd enorm afhankelijk was van de staats(man)macht en de olie als inkomstenbron. Toen Chávez plots overleed en de olieprijs internationaal kelderde, werd het begin van het einde ingezet. En nu het systeem zwaar in de verdediging zit, wordt het steeds autoritairder en militaristischer.

Zie voor de nodige relativering het commentaar op DeWereldMorgen.

Continentale beweging

Maar het debacle van Venezuela (be)treft niet alleen de Venezolanen zelf. Toen Chávez eind jaren 1990 de verkiezingen won, raakten ook in veel andere Latijns-Amerikaanse landen linkse partijen en personen aan de macht. In veel gevallen ging het om partijen die eerder door middel van gewapend verzet (guerrilla) de conservatieve machthebbers hadden bestreden. Het waren groeperingen die toentertijd door de VS en diens partners in het Westen als radicale gevaren werden bestempeld, en met alle middelen bestreden werden. Het voerde tot de loden jaren ‘70 en ‘80 waarin de meeste Latijns-Amerikaanse landen door de VS gesteunde dicaturen werden, die linkse oppositie met doodseskaders en terreur bestreden. Een hele generatie politieke activisten verdween in die jaren in de folterkamers, of ‘verdween’ helemaal. Maar met het einde van de koude oorlog kwamen er vredesonderhandelingen, of ontstond anderszins ruimte voor radicale bewegingen, en uiteindelijk bereikten veel van die radicale groeperingen via verkiezingen de formele macht. De ruimte daarvoor werd zwaar bevochten door sociale bewegingen, zoals van boeren, vakbonden, vrouwen en inheemse bewoners.

Zelfs de Tupamaros in Uruguay, die de ‘stadsguerilla’ in het Westen hadden geïnspireerd en door Westerse machthebbers gezien werden als levensgevaarlijke revolutionairen, raakten aan de macht – weliswaar binnen een coalitie – en een van hun leiders, Pepe Mujica werd president. Maar ook het FMLN in El Salvador, van ongeveer vergelijkbare internationale signatuur in de jaren 1980, geraakte aan de macht. Ook reusachtige economieën als Brazilië geraakten onder links bestuur, toen de vakbondsactivist Lula met zijn Arbeiderspartij de verkiezingen won, en in Chili won een linkse coalitie met aan het hoofd een voormalige communistische politieke gevangene – Michele Bachelet. Een bijzonder geval was Bolivia waar met Evo Morales in 2005 voor het eerst een inheemse bewoner de presidentsverkiezingen won, namens de ‘Beweging naar Socialisme’ (MAS). Morales was in die positie gekomen door massale stakingen en actiebewegingen van inheemse bewoners tegen privatisering van water en grondstoffen…

Er zijn nog veel meer landen toe te voegen aan deze lijst die allemaal een vergelijkbare ontwikkeling doormaakten in het begin van deze eeuw. Dat was een uitgelezen kans om ook de krachten internationaal te bundelen en te pogen een structurele alternatieve ontwikkeling in gang te zetten, en uit de door de Westerse industrielanden gedomineerde ‘wereldmarkt’ te komen. Chávez riep daar ook toe op en trof voorbereidingen voor bijvoorbeeld een ‘Banco del Sur’ als alternatief voor de Wereldbank en het IMF en hintte op een nieuwe (vijfde) socialistische internationale.

Vastgelopen

Maar het is dus allemaal weer vastgelopen. In sommige landen heeft het linkse kamp het hoofd boven water weten te houden, vaak door zware concessies te doen. In andere – zoals Brazilië – hebben de ondernemers samen met de rechtse oppositie alles uit de kast getrokken om weer aan de macht te komen. In Bolivia, Uruguay en El Salvador regeert links nog. Of je die van Nicaragua links mag noemen, is een discussie waard. En het zal – zeker voor de armen – uitmaken welke regering er zit, maar tot een structurele verandering is het niet gekomen. Het economische beleid in al die landen is gebaseerd gebleven op ‘extractivisme’ (exploitatie van grondstoffen) en agro-industrie voor export op de wereldmarkt. En de prijzen op die wereldmarkt zijn niet hoog genoeg om genoeg op te brengen voor een duurzame alternatieve ontwikkeling. De winsten die er mee gemaakt worden verdwijnen bovendien naar de belastingparadijzen van de multinationals.

Dit alles was ook de bedoeling, dit is bewust beleid dat door de rijke landen en hun instellingen (IMF, Wereldbank, G8, OECD, etc) en de ondernemersklasse in de andere landen gemaakt is.

Dependencia revisited

Het had er anders uit kunnen zien als de progressieve ‘derde wereld’ beweging van na de 2e Wereldoorlog, toen de dekolonisatie goed op gang kwam en er een internationale linkse wind begon te waaien, had doorgezet. Er was toen een paar jaar lang een ongekende kans om de economische hegemonie van het westen te doorbreken. Dat kwam enerzijds door de kracht van (bevrijdings)bewegingen in landen in het mondiale Zuiden. Maar ook in de rijke landen dwongen basisbewegingen hervormingen van internationaal economisch beleid af. Een stroming van ontwikkelingseconomen die toen opgang deed, was de Dependencia-theorie  of afhankelijkheidstheorie. Een van de hoofdrolspelers was de Nederlandse sociaaldemocraat Pronk. Kort door de bocht stelde die stroming dat de koloniale erfenis een inrichting van de wereld had achtergelaten die betekende dat de ex-kolonies ook na de formele onafhankelijkheid ondergeschikt zouden blijven aan de rijke landen. Er zou een ontwikkeling geforceerd moeten worden door de economische banden tussen Zuidelijke landen centraal te stellen. Daarvoor zouden die kern-sectoren moeten nationaliseren en vooral grip moeten krijgen op de prijs van grondstoffen. Een belangrijk instelling om dat te bevorderen was, binnen de Verenigde Naties (die net goed op gang begonnen te komen) de United Nations Conference on Trade and Development (UNCTAD). Ook de Beweging van Ongebonden landen en hun Bandung Conferentie-organisatie waren aanvankelijk sterk gericht op het in gang zetten van een dergelijke ontwikkeling.

Nine Eleven in Chili

Maar het is zoals bekend anders gegaan. Landen die daadwerkelijk waagden om dergelijke stappen te zetten werden te vuur ten te zwaard bestreden door degenen die alles graag wilden houden zoals het is. Het nine eleven van deze koers was de samen met CIA uitgevoerde coup in Chili, waar Allende niet gegund mocht worden het goede voorbeeld te vormen. De voorgangers van Van Baalen en Verhofstad, dezelfde VOC-mentaliteit als Balkenende, deden hun werk dermate grondig, dat deze geschiedenis inmiddels haast vergeten is. In plaats van mondiale herverdeling kwam er koude oorlog, de UNCTAD werd een onbetekenend zijpad ingefietst en de WTO en de Wereldbank en het IMF werden opgetuigd om een tegenovergestelde ontwikkeling te bewerkstelligen. Ook de linkse ontwikkelingsbeweging in de rijke wereld is verschrompeld en ingepakt tot NGO’s die ijveren voor onzin als ‘fair trade’ of verantwoord ondernemen. Wat dan overblijft, totdat er weer een opstandige golf ontstaat die de fundamentele kritiek en oppositie tegen de kapitalistische productieverhoudingen organiseert, is dit ‘radicale centrum’ dat natuurlijk in feite heel rechts is.

Net als ten tijde van de dekolonisatie, en later de globaliseringsbeweging, zullen het basisbewegingen in het Zuiden zijn die de fundamenten voor de nieuwe kritische ontwikkeling zullen vestigen. Overal in Latijns Amerika, Afrika en Azië zijn bijvoorbeeld opstandige bewoners georganiseerd bezig om zich met hand en tand tegen mijnbouwmultinationals, ‘landgrabbing’ of waterroof te verzetten. Maar de omstandigheden zijn voor hen zwaar: armoede maakt dat ze kwetsbaar zijn voor omkoping door bedrijven of ontwikkelingsorganisaties en de repressie is vaak hevig – met dank aan Westerse hulp-en-handel.

Er bestaat prachtige literatuur over de hoopvolle dagen van de dekolonisatie, en hoe die met voorbedachte rade getorpedeerd werd. Zoals The Darker Nations van Vijay Prashad.

Of het boek The Year 501 van Noam Chomsky, geschreven naar aanleiding van de Columbusfestiviteiten rond de 500e verjaardag van de ‘ontdekking’ van Latijns Amerika. Een Nederlandse vertaling daarvan staat gewoon gratis online: the Year 501.

En natuurlijk is er over de plundering van Latijns Amerika het magistrale boek van Eduardo Galeano, De Aderlating van een Continent. Er is helaas weinig veranderd, de afgelopen 500 jaar.

————

Aanvullingen:

Zie ook (Engels): Critiquing Maduro from the Left (Nacla)

En: Venezuela hoort het trompetgeschal van “regime change”

En: A call from Venezuela to the Anarchists Of Latin America and the World.