Ga naar de inhoud

Van formele naar reële onderschikking van arbeid aan kapitaal (1)

De arbeid is in het kapitalisme een vorm van kapitaal. Een vaststelling waarmee Marx gestoeid heeft en vervolgens de gangbare arbeidswaardeleer aanpaste. Die aanpassing heeft ertoe geleid dat in de analyse van het kapitalisme het kapitaal niet alleen als productiemiddel, maar ook als arbeid beschouwd kan worden. Marx bracht daarbij wel een onderscheid aan. Alle productiemiddelen die geen menselijke arbeid waren, noemde hij constant kapitaal (c), de arbeid zelf variabel kapitaal (v).

5 min leestijd

(Foto: Charlie Chaplin in Modern Times, Zie:Modern Times)

Om de ontwikkeling van de arbeid in het kapitalisme te kunnen begrijpen, is de verhouding tussen het constante en variabele kapitaal van belang. En wel in die zin dat die verhouding inzichten biedt in de ontwikkeling van de arbeid in het kapitalisme en daarmee in de mogelijkheden de samenleving te veranderen. Die ontwikkeling loopt overigens niet schematisch, maar in sprongen.

Vier stappen naar kapitalistische arbeid

De eerste stap van Marx is dat hij van de arbeid een product, een ‘waar’ of commodity maakte. Waren worden door de kapitalist gekocht om in een productieproces in te zetten. De kapitalist deed dat in de tijd van Marx, en nog steeds, op de arbeidsmarkt.
Zijn tweede stap is te onderzoeken wat de kapitalist op die arbeidsmarkt koopt. Dat is niet de arbeid zelf, want die manifesteert zich pas in het arbeidsproces. Het is het vermogen, de potentie van de eigenaar van de arbeid, de mens, om werk te verzetten.
De arbeid is onlosmakelijk verbonden aan de mens. Een speurhond in de puinhopen van de ellende in Turkije en Syrië na de aardbeving, de kip in de legbatterij in Barneveld en de koe in de mega stal in Brabant verrichten nuttige arbeid. Zij doen dat echter niet uit zichzelf, maar onder leiding van mensen die de dierlijke arbeid mogelijk maken. In die betekenis is dierlijke arbeid op te vatten als constant kapitaal.

De derde stap is de werkende mens aan te zetten tot het leveren van de arbeid die de kapitalist wenst en aan de mens ontfutselt. Dat gebeurt in het arbeidsproces. De kapitalist maakt dat mogelijk door de arbeid aan de arbeider te betalen. Immers de kapitalist koopt het arbeidsvermogen. Deze prijs voor de arbeid is het loon van de arbeider.
De laatste stap is de efficiëntie en effectiviteit van de arbeid. De arbeid moet waarde opleveren voor de kapitalist (2). Die moet hoger zijn dan het loon dat de arbeider ontvangt. Zo maakt de kapitalist, ongeacht wat hij produceert, winst. Zijn belang daarbij is de arbeider zo goed en zo veel mogelijk te laten werken. Dat moet het resultaat zijn van het directe productieproces.

Meerwaardevorming

De arbeidswaardeleer van Adam Smith en David Ricardo stelde dat slechts de arbeid de bron is van alle waarde. Marx zag het scherper: het samenspel tussen kapitaal en arbeid in productieprocessen zorgt voor de waarde, dus tussen constant en variabel kapitaal. Die vondst, een vijfde stap, verklaart waarom de kapitalist permanent op zoek is naar de verhoging van de arbeidsproductiviteit.

Marx heeft dat in een ander analysekader gegoten. Hij sprak over de absolute en relatieve (meer)waardevorming. De absolute meerwaardevorming is niets anders dan de verlenging van de arbeidstijd. De relatieve vorm is het resultaat van de verhoging van de productie door beter gebruik te maken van het constante kapitaal. Een boekhouder met een computer kan veel beter en sneller een financieel rapport schrijven dan zijn collega met een grootboek. Een asfalteer machine die slechts door één arbeider bediend wordt, maakt veel sneller en beter een straat, dan vele stratenmakers die een straat steen voor steen moeten leggen.

Technologie en arbeid(3)

Ned Ludd de leider van de Luddieten –
het eerste arbeidersverzet in 1811 –
tegen de mechanisering van de arbeid.
Bron – Wikipedia

Bepalend voor de ontwikkeling van de technologie en de arbeid is de organische samenstelling van het kapitaal, dus de verhouding tussen het constante en het variabele kapitaal. Voor die ontwikkeling is de kwantitatieve samenstelling belangrijk – de verhouding tussen de hoeveelheid constant kapitaal en de levende arbeid – maar vooral voor de arbeid gaat het om de kwaliteit. De machines nemen het werk van de arbeider over. Dat begon al met de Luddieten in Engeland, de machinebrekers begin negentiende eeuw. (4)
Marx kende het verhaal van de arbeiders die de machines kapot sloegen. Zeker in de eerste machines zag hij grote voordelen, omdat zij de arbeid verlichten. De balans sloeg echter door, en slaat vandaag verder door. De machine was verlengstuk van de arbeid en ondertussen is de arbeider/ster verlengstuk van de machine geworden. Dit verschijnsel noemt Marx de ontwikkeling van de formele onderschikking van de arbeid aan het kapitaal naar de reële onderschikking.

Marx beperkte zich tot deze voorlopige conclusie. Het document; die Resultate (1864) moest dienen als een soort herinnering voor een latere verdere analyse. Marx wilde eerst het volledige kapitaal in beeld brengen en later de arbeid beter uitwerken. Hij is er echter niet aan toegekomen. Gelukkig is het document bewaard gebleven en is belangrijk voor de gedachten van Marx. Daarbij komen bijvoorbeeld aan bod: de standaardisatie van de arbeid, de arbeidsorganisatie met de managementconcepten, de bureaucratisering, de vervreemding, de flexibilisering en de precarisering van de arbeid. Ontwikkelingen die tot in onze tijd doorlopen. Ned Ludd was de aangever, de computer en de robot lijken de afmaker te worden.
Dit alles komt in het tweede deel van dit project aan de orde. Zo ontstaat de gang van de arbeid in het kapitalisme vanaf de Ludditen en Marx tot vandaag.

Conclusie.

De ontwikkeling van de arbeid volgt die van de technologie op twee punten. 1) Kwantitatief, voor een zelfde productieniveau is steeds minder arbeid nodig. 2) Kwalitatief, het kapitaal houdt geen enkele rekening met werkelijke menselijke behoeften in de arbeid. Dit kapitalistisch proces is volstrekt amoreel en draagt uiteindelijke bij aan de totale reële onderschikking van de arbeid aan het kapitaal. Geen enkele vorm van arbeid is daarvan gevrijwaard.


(1)Resultate
(2)Eenheid van productie en realisatie
(3)arbeid en technologie
(4)Markwerking gebruikswaarde en ruilwaarde