Ga naar de inhoud

Solidariteit: Aanzet tot analyse – objectieve en subjectieve factoren

Nieuwe strijdbaarheid van de vakbeweging – mogelijkheid of illusie, thema conferentie ‘veertig jaar Solidariteit’ – is lastig te beoordelen. De mogelijkheid kan als noodzakelijkheid worden gezien, in aanmerking genomen de deplorabele situatie waarin de wereldeconomie en ook de werkende klasse zich bevinden. Daarmee zijn meteen de twee hoofdfactoren impliciet genoemd. De economie koerst rechtstreeks af op een wereldwijde neergang – een objectieve factor die een mogelijkheid tot nieuwe strijdbaarheid biedt. De werkende klasse, ‘vast of geflexibiliseerd’, is de subjectieve factor die de strijdbijl moet opgraven.

6 min leestijd

(Door Sjarrel Massop, overgenomen van solidariteit, illustratie Uit nummer 0 Solidariteit, maart 1983 – ontleend aan Stakingskrant Leer staken, nummer 3, uitgebracht in Amsterdam tijdens de stakingsweek van het onderwijs 15 tot en met 19 november 1982. Tekenaar Kafak.)

Is de al of niet verenigde, internationale werkende klasse bereid en in staat deze graafwerkzaamheden op zich te nemen? Waar te beginnen, bij de organisatie die daarvoor het meest geschikt is, de vakbeweging? Hoe staat de vlag ervoor en hoe is het zo gekomen?

In de huidige vakbondspraktijk word ik heen en weer geslingerd tussen de uitersten ‘mogelijkheid of illusie’. Is de laatste vandaag of per definitie een tevergeefse zoektocht? Of wordt de mogelijkheid gegrepen, is er sprake van beweging, van (nieuwe) ontwikkelingen?

Hier, beperkt tot Nederland, een begin van een antwoord.

Dilemma

De wijze waarop (in)consequent de pensioenstrijd de afgelopen vier jaar gestreden is, biedt enig zicht op een lastig dilemma. De FNV is organisatorisch dichtgetimmerd, de bureaucratie met haar tomeloze arrogantie kan parmantig koketterend hele sectoren ontmantelen, prominenten royeren, en met een ongekende repressie het mensen moeilijk maken vakbondswerk te doen. Dat heeft ons de pensioenstrijd geleerd en tijdens de strijd in de zorgsector is het er weinig anders aan toe gegaan.

Ron Meyer en een beetje de Berghuisjes probeerden het vakbondswerk aan de basis te promoten en aan te geven wie de maatschappelijk ‘onmisbaren’ zijn, ze bepleiten het vakbondswerk aan de basis en de opbouw van bedrijvenwerk. Hun initiatief lijkt in de kiem gesmoord. Is bedrijvenwerk nostalgie? Evenals arbeidsvoorwaarden en cao’s? In de strijd om de zorg die zich richtte op de cao voor de verpleging en zorg, was het al te horen. De meest strijdbare groep, de alfahulpen, kwam met de terechte kritiek dat zij niet onder een cao valt. Hetzelfde geldt voor de senioren die een strijd voerden voor indexatie van hun aanvullend pensioen en nu terugverwezen worden naar hun oorspronkelijke sector waar rond de cao’s de pensioenen geregeld kunnen worden. Niet dus!
Kortom illusie?

An sich, für sich

Koen Haegens stelde recent de vraag in de Groene Amsterdammer (26 mei 2022): is het kapitaal in staat om nogmaals een truc uit de hoge hoed te halen om de komende crises te bezweren?
Het besef groeit dat de problemen – en niet alleen die op Schiphol, rond de boeren en het stikstof – het kapitaal boven het hoofd begint te groeien en dat het antwoord op de vraag van Haegens ‘nee’ luidt.
En dan komt echt de vraag, allerlei logen en nomen hebben geprobeerd de actuele wereld te interpreteren en doen dat nog steeds: is de werkende klasse in staat die wereld te veranderen?

Marx had het altijd over de klasse ‘an und für sich’, eigenlijk gaat dat over de objectieve en subjectieve voorwaarden voor verandering. Die kwestie spookt door mijn hoofd. Hebben objectieve en subjectieve voorwaarden een effect op de vraag van veertig jaar Solidariteit: nieuwe strijdbaarheid – mogelijkheid of illusie. Een vraag die ook aan de orde komt in deel zes van de serie “Heropleving Karl Marx”: Politieke organisatie.

Subject

Sinds het akkoord van Wassenaar in november 1982, een maand na de oprichting van Solidariteit, zijn twee actuele ervaringen treffend voor mij geweest.

De eerste rond mijn bijdrage over de pensioenen aan het Marxisme Festival van de Internationale Socialisten, 20 mei 2022. De aanwezige erkende (oud)kader leden van de FNV moesten vaststellen dat de pensioenstrijd ingewikkeld is en moeilijk te begrijpen. De tweede is het huidige debat over de democratische legitimiteit van het hoogste orgaan van de FNV, het Ledenparlement.

Mijn conclusie: een strijdbare voorhoede die politiek perspectief zou moeten geven aan de ontwikkeling in de vakbeweging over ‘de klassenstrijd’ is ernstig verzwakt. Grotendeels verdwenen, of opgelost in de vakbondsbureaucratie. Van de door Marx gewenste klasse ‘für sich’ is nauwelijks sprake meer. Solidariteit, eerst als blad en tegenwoordig als webzine, vormt daarop een zeer, zeer bescheiden uitzondering.

Dat voert onvermijdelijk naar de vraag: hoe zit het met de politieke partijen die altijd een ‘natuurlijke band’ met de vakbeweging hadden?

Partij van de Arbeid en GroenLinks zijn al jaren onderdeel van het probleem, ze hebben geen antwoord op de malaise van ‘links’ en de vastgelopen vakbeweging, Een gebrek dat alleen maar versterkt wordt. De Socialistische Partij heeft een poging gedaan het vacuüm van de PvdA op te vullen, maar komt geen stap verder en is een politiek, niet geaccepteerd, onderdeel van de malaise en het probleem geworden. Linkse splintergroepen hebben zelden of nauwelijks een werking meer in de vakbeweging. Waar ze dat nastreven, hebben ze een lange weg te gaan.

In de vakbeweging zelf is nog wel kritiek en een bereidwilligheid tot strijd aanwezig, maar die is grijs op leeftijd, beperkt zich vooral tot mannen en wordt weggezet als ongewenst.
Kortom, subjectief is er weinig perspectief voor een nieuwe strijdbaarheid – welhaast een illusie!

Tekening TV met Crisis ... even gedult AUB, skelet in fauteuil
Uit nummer 1 Solidariteit, mei 1983. Tekenaar Willem van Manen.

Object

Vervolgens is de vraag naar de ‘klasse an sich’, waarin bevindt zij zich?
De organisatie van de arbeid – managementstrategieën, zelfsturende teams, sociotechniek, globalisering, internationale arbeidsdeling, flexibilisering, precarisering en vooral privatisering – heeft diepe wonden geslagen in de arbeidersklasse. Daar staat tegenover dat de klasse zelf, qua omvang, sterk gegroeid is en vrij heftig geconfronteerd wordt met de aanvallen van de laatste veertig jaar.
Veel arbeid is gestandaardiseerd en heeft de arbeidersklasse mobiel gemaakt. Vakwerk wordt door machines gedaan, de mensen zijn multifunctioneel geworden. Met als gevolg dat de arbeidsproductiviteit sterk gestegen is, hoewel inmiddels sprake is van een afvlakking. Sprekend is dat de werkende klasse een feminisering, een ‘multiraciale’ en multiculturele ontwikkeling doormaakt. De vraagstukken worden maatschappelijk breder en langzaam vindt het klimaat als dominante kwestie zijn weg. Ze beperken zich niet meer tot loon en arbeid, maar reiken tot wonen, zorg, vrede en de vraag naar socialisering.
Deze cocktail kan een werkende klasse ‘laten radicaliseren’. Als het kapitaal geen weg vindt uit de crises, is de drang naar een oplaaiende klassenstrijd plotseling groot. Als de mogelijkheden voor een vakantiereis klein worden, ‘onze Max’ uit geraced is, het songfestival klaar is, Feyenoord niet doordringt tot een Europese finale, de benzinerekening uit de hand loopt, dan zal de werkende klasse haar vertier elders moeten zoeken, berooid als ze dan is. Waarom dan niet de klassenstrijd aangaan?

Op basis van de ‘klasse an sich’ is er reden tot optimisme voor oplaaiende strijdbaarheid. Het is van belang dat wat zich als voorhoede beschouwt voor een ‘klasse für sich’, zich verbindt aan de mogelijkheden van ‘an sich’ en zich dus ook bezighoudt met een analyse over wat er nodig is voor actuele strijdbaarheid. En daarmee komt de optimist weer bovendrijven. Het kan en het moet, willen we niet in het moeras van de barbarij verzuipen.
Objectief is er enig zicht op strijdbaarheid, zijn er dus mogelijkheden. Daarbij moet misschien ook de vraag beantwoord worden wat strijdbaarheid en kritiek is, ik geef het stokje graag over.