Pensioenen en de vakbeweging – hoe verder?
De patstelling tussen vakbeweging en werkgevers/overheid in de gesprekken over het pensioendossier lijkt mij volstrekt uitzichtloos. De overlegpolder is met dit probleem al bijna een jaar bezig, zonder enige oplossing. De krampachtigheid van betrokken onderhandelaars richt inmiddels meer schade aan dan dat zich een perspectief op een socialer Nederland aandient. Doormodderen heeft geen zin, de discussie over de oudedagsvoorziening moet een aangelegenheid worden voor een open publiekelijk debat. Dat vind ik.
(Door Sjarrel Massop, oorspronkelijk verschenen op solidariteit.nl)
Het pensioenstelsel van Nederland voorziet in een aanvulling op het staatspensioen, de AOW. Het is één van de laatste sociale en collectieve restanten van de verzorgingsstaat. Een sociaal stelsel dat ook bijzonder is, omdat het een arbeidsfonds is. De fondsvorming vindt plaats, doordat de deelnemers (arbeid) met uitgesteld loon en de ondernemers (kapitaal) met niet uitbetaald loon, premies betalen. Daarmee worden de pensioenverplichtingen gefinancierd bovenop de AOW. Inmiddels wordt er jarenlang gesteggeld over de houdbaarheid van dit systeem, beter gezegd: het wordt met valse argumenten onhoudbaar verklaard. Hier geïllustreerd aan de drie eisen van de vakbeweging.
1. Bevriezing AOW-leeftijd op 66 jaar
De druk op de AOW wordt opgevoerd, omdat ze door de vergrijzing en de ontgroening van de bevolking op termijn niet meer betaalbaar zou zijn. Recent onderzoek van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) over een mindere stijging van de levensverwachting heeft echter aangetoond dat de Nederlanders gemiddeld niet veel ouder worden.
De grote golf van de babyboomers is over het hoogtepunt. Maar er is een geheel ander probleem: de arbeidsparticipatie van ouderen en jongeren is niet erg groot. Langer doorwerken van ouderen biedt jongeren te weinig perspectief op voldoende werk om een toekomst op te bouwen. De flexibilisering van de arbeid leidt tot grote onzekerheid over vandaag en later en heeft een sterke doorwerking naar de pensioenen. Daar komt bij dat werkloze 50-plussers nauwelijks aan het werk komen, laat staan aan een vaste baan. Kortom, Nederland heeft volgens het CBS een arbeidsmarktprobleem door het onbenutte arbeidspotentieel.
Bovendien wordt de beschikbare arbeid slecht verdeeld en is er veel deeltijdwerk, waardoor dat onbenutte arbeidspotentieel nog groter is. Bevriezing en vervolgens verlaging van de AOW-leeftijd leiden tot een betere verdeling van het aanwezige werk.
2. Indexatie voor elke generatie
De kampioen ‘argument-vervalsing’ is Klaas Knot. Als president van De Nederlandsche Bank is hij de toezichthouder van de pensioenfondsen. Bij hoog en laag blijft hij beweren dat de buffers voor de pensioenverplichtingen niet groot genoeg zijn. De verplichtingen zullen in de toekomst wel groeien, maar zeker niet zo dramatisch als dat ons voorgespiegeld wordt. Op deze manier echter verwisselt Knot een controlerende door een politieke rol. De verplichtingen van de fondsen, dus wat ze aan pensioenen moeten uitkeren en de inleg, dus het totaal aan pensioenpremies door arbeid en kapitaal (gestolde arbeid), ontlopen elkaar niet veel.
Knots argumentatie deugt niet, omdat hij categorisch verzwijgt dat het pensioenvermogen bijna exponentieel blijft groeien door de zogenaamde samengestelde groei: een vermogen groeit sneller, doordat er rente over rente wordt berekend. Dat geldt zelfs bij een lage rente. De reserves van de pensioenfondsen kennen een dusdanige omvang dat voor een zeer lange tijd aan de verplichtingen kan worden voldaan. Klaas Knot houdt, als ongekozen politicus, vast aan de noodzaak van grote reserves. En beoogt daarmee eigenlijk de pensioenen te willen privatiseren. Hij breekt het laatste restje sociale voorzieningen af door ze bij verzekeringsbedrijven onder te brengen, waarmee het sociale oogmerk plaatsmaakt voor een winstdoel.
3. Goed pensioen voor iedereen
D66, uiteraard ondersteund door de VVD, beweert dat er in Nederland behoefte bestaat aan een geïndividualiseerde pensioenvoorziening. Een merkwaardige bewering, omdat elke Nederlander die dit wenst voor een goede pensioenvoorziening maandelijks geld opzij kan leggen en zelfs voor dat doel kan gaan beleggen. Daarvoor hoeft het stelsel niet op de schop.
Het probleem is echter dat zeer veel mensen daartoe niet in staat zijn. Vraag het de oudere zzp’ers in de bouw die zich niet meer kunnen verzekeren tegen arbeidsongeschiktheid. Vraag het de jongeren die zich niet met hun pensioenen bezighouden, omdat ze wel iets anders aan hun hoofd hebben. Overigens de operatie voor de omvorming van het pensioenstelsel kost enorm veel geld, beraamd op honderd miljard.
De kracht van collectieve solidariteit is juist de garantie dat het voor iedereen voor elkaar komt. Dat is de unieke waarde van ons pensioenstelsel, een arbeidsfonds dat voorkomt dat ouderen lege flessen moeten ophalen of een krantenwijk moeten nemen om na hun pensionering rond te kunnen komen.
Compromis uitgesloten
De vakbeweging heeft deze drie eisen terecht aan elkaar verbonden door duidelijk te maken dat we verslechteringen van het pensioenstelsel verwerpen. We weten dat onderhandelingen altijd uitlopen op een compromis. Maar de inzet van rechts Nederland om het stelsel de nek om te draaien en daarmee een laatste restje solidariteit op te ruimen, staat ons geen tussenweg toe.
Velen van ons kampen met het probleem hoe de vakbeweging een antwoord kan geven op elkaar uitsluitende standpunten (bevriezing AOW-leeftijd, indexering van de pensioenen en collectiviteit). De discussie over het pensioenstelsel is oneigenlijk en complex gemaakt. Ouderen hebben als jongeren hun pensioenpremies betaald, zoals jongeren zich kunnen beschermen voor de tijd dat ze ouderen zijn. Mijn weerzin tegen verder onderhandelen neemt toe, elk te bereiken compromis zal immers een stap zijn op weg naar de afbraak van het stelsel. Dus moeten we laten zien dat we niet laten afnemen wat al van ons is. Red het pensioenstelsel voor jong en oud!