Ga naar de inhoud

Nieuwe pensioenplan is ronduit schadelijk

De resultaten van de uitwerking van het pensioenakkoord gaan in de richting van een debacle. De vier eisen waarvoor de afgelopen twee en een half jaar hard gestreden is, verdwijnen meer en meer naar de prullenbak van een nare polderklem. De onderhandelaars van de vakbeweging doen over het bereikte akkoord al lang het zwijgen toe. Dat is geen kwestie van fatsoen en dat komt, omdat die uitwerkingen ronduit onfatsoenlijk zijn. De vakbonden zijn een fuik ingezwommen, waaruit ze zich bijna niet meer kunnen bevrijden.

7 min leestijd

(Door Sjarrel Massop, eerder verschenen op solidariteit.nl)

Gijs Herderscheê schrijft er over op de voorpagina van de Volkskrant van 20 mei 2020. Hoe hij aan de informatie komt die nog zwaar onder embargo is en de onderhandelaars angstvallig verzwijgen, is een raadsel. Maar maar het ziet er waarachtig uit:
De rendementen worden in hoge mate bepalend voor de hoogte van de pensioenen. Het directe verband tussen de hoogte van de uitkering en het eerder verdiend salaris verdwijnt. De kans op mee- en tegenvallers wordt groter, maar er worden schokdempers ingebouwd om dat effect in te tomen.

Mythe dekkingsgraad

Dat betekent in de praktijk dat het systeem van een uitkeringsstelsel vervangen wordt door een premiestelsel. Hoeveel je straks nog aan aanvullend (op de AOW) pensioen krijgt, wordt geheel afhankelijk van hoeveel pensioenpremie je betaald hebt, eventueel aangevuld met een brokje uit een solidariteitsreserve. Dit in tegenstelling tot de huidige situatie, waarbij je de garantie krijgt van een uitkering van 70 procent van het gemiddelde loon. Dit is voor ieder die het betreft, een ernstige verslechtering ten opzichte van het huidige stelsel. De vakbeweging zou dat niet op haar conto mogen krijgen.
De geïnformeerde Gijs gaat verder en zwemt daarmee in de fuik die vele rekenmeesters hebben uitgezet, de De Nederlandsche Bank voorop.
Het nieuwe stelsel dat nu op tafel ligt, moet een einde maken aan de discussies over de slechte situatie van de pensioenfondsen waardoor zij niet aan eerder beloofde aanspraken van hun deelnemers kunnen voldoen. Ook hoeft er straks niet meer voortdurend over de ‘rekenrente’ of het al of niet verlagen van de pensioenen te worden onderhandeld.’

Twee mythes moeten de wereld uit.
Ten eerste bevinden de gezamenlijke pensioenfondsen zich helemaal niet in een slechte situatie. De voorvechters van het behoud van het huidige stelsel tonen al tijden aan dat er een enorm vermogen in de pensioenfondsen zit. Dat komt, omdat de rendementen uit het verleden gigantisch zijn. Tot kort voor de corona crisis was dat vermogen opgelopen tot 1.600 miljard euro en groeide jaarlijks, vanwege de rendementen, aan met een slordige 80 miljard euro. Door de corona crisis moesten de pensioenfondsen geweldig afschrijven op hun vermogen, tot dusverre zo’n 200 miljard euro. Daarvan is het einde nog niet in zicht. Een klein vergelijking: voor de eerste twee reddingsoperaties heeft de minister van Financiën Hoekstra zo’n 40 miljard euro nodig. Dat is de helft minder dan de pensioenfondsen nu jaarlijks aan rendementen maken.

Mythe verplichtingen

Maar zegt vicevoorzitter FNV, hoofdonderhandelaar, Tuur Elzinga telkens: rendementen uit het verleden zijn geen garantie voor de toekomst. Daarmee bedoelt hij te zeggen dat de verplichtingen die voortvloeien uit het systeem van uitkeringen van ons aanvullend pensioen ook beïnvloed worden door de mogelijke rendementen die op het vermogen gemaakt worden.
Dat is de tweede mythe, een erg hardnekkige. Bestreden, maar de cijfers liegen niet. De enige factoren die de pensioenverplichtingen beïnvloeden, zijn het aantal deelnemers aan de pensioenfondsen, de hoogte van de uitkering en de duur voor de verplichtingen. Dat laatste betekent dat als mensen langer leven het totaal van de verplichtingen toenemen. En inderdaad, de pensioenverplichtingen groeien nu naar een slordige 35 miljard euro per jaar. Dat staat echter in geen enkele verhouding tot de jaarlijkse rendementen die gemaakt worden. Bovendien gaan die verplichtingen niet oplopen in de verhouding tot de rendementen voor een solidariteitsreserve. Er is nooit sprake geweest van een slechte situatie voor de pensioenfondsen en die zal er voorlopig ook niet komen. Tenzij we meegaan in de mythe van mensen als Klaas Knot en Jeroen Dijsselbloem die ons willen doen geloven dat de verplichtingen wel beïnvloed worden door de lage rentestand.

Solidariteit generaties

Er is nog een narigheid die het nieuwe pensioenstelsel met zich meebrengt: de kwestie van de leeftijdsgroepen (‘cohorten’). Doordat het een premiestelsel wordt met collectief belegde rendementen, zijn de jongere leeftijdsgroepen langer in staat om van eventuele gunstige rendementen te profiteren. Bij de overgang zouden dus de mensen, zeg tussen de veertig en vijftig jaar, gecompenseerd moeten worden voor de beperking om voldoende pensioen op te bouwen.
Foto Dit wordt het invaren genoemd. Daarbij gaat het om een bedrag van, geschat, 50 tot 100 miljard euro. Een bizarre situatie die we niet moeten willen. Het draait de solidariteit tussen de generaties de nek om en zwengelt juist de discussie aan over ongelijke pensioenaanspraken tussen leeftijdsgroepen. Daarbij komt dat alles er op lijkt dat dit beruchte invaren een sigaar uit eigen doos wordt. Het komt met andere woorden voor rekening van de pensioenfondsen, waarvan de redenering nog is dat ze er zo slecht voor staan. Die redenering is dus hiermee ook ontmaskerd.
Inhoudelijk kan niet anders geconcludeerd worden dat we met dit nieuwe contract belazerd worden. We zijn er slechter af. Dat is iets dat de strijders voor het behoud van ons pensioenstelsel wilden voorkomen, dat ze niet wilden accepteren.

Welke nog nauwelijks uitgesproken consequenties zijn er nog meer?
De omslag van een uitkeringsstelsel naar een premiestelsel is een voortgaande individualisering van het pensioen. Amechtig proberen de onderhandelaars deze aantasting te bezweren, bijvoorbeeld door te zeggen dat de vermogens collectief belegd worden. In de praktijk gaat het er echter op uitdraaien dat de individualisering van de pensioenopbouw de deur wagenwijd openzet voor het omvormen van het pensioenstelsel tot een verzekeringsstelsel. Een situatie waarbij de pensioenfondsen verder geprivatiseerd kunnen worden. Dat is de werkelijke fuik, waarin de vakbeweging gezwommen is en waarbij ze aangekomen is op een punt waar ze niet meer terug lijkt te kunnen.

Vakbondsdemocratie

Herderscheê, hij is letterlijk goed geïnformeerd. zegt dat het Centraal Planbureau aan het rekenen is om te zien hoe het nieuwe contract uitpakt.
Die berekeningen moeten binnen zijn als vakbeweging, werkgevers en kabinet het eind volgende week [eind mei] eens willen worden. Daarna moet de achterban van de werkgeversverenigingen en de vakbonden nog instemmen. Op vrijdag 12 juni buigt het ‘ledenparlement’ van de FNV zich over het plan.

Wij die knokken voor het behoud van het pensioenstelsel, horen van velen de klacht dat de informatie over wat er gaande is, ontbreekt. Doordat onze medeleden niet weten wat er aan de hand is, voelen ze zich niet betrokken. De onderhandelaars menen dat de verdere uitwerking geheel in het verlengde ligt van het akkoord dat vorig jaar juni is afgesloten. Zij stellen op basis van de toenmalige uitslag dat een raadpleging van de leden via het Ledenparlement van de FNV volstaat.
Dat is echter totaal niet het geval. De informatie die nodig is om het onderhandelingsresultaat te kunnen beoordelen, is beperkt en komt heel erg laat ter beschikking. Zoals het er nu naar uitziet, zijn de ingrepen in het pensioenstelsel fundamenteel en leiden ze tot een ernstige verslechtering voor de gepensioneerden ten opzichte van het huidige contract, het huidige systeem.
Het is niet meer dan fatsoenlijk dat hierover de leden geïnformeerd worden en dat er een nieuwe ledenraadpleging komt. Dit afraffelen in twee weken, waarbij de invoering van het nieuwe ‘pensioencontract’ mogelijk nog zeven jaar zal duren, is fnuikend voor de toekomst van de vakbeweging.
De onderhandelaars zijn in een fuik gezwommen en denken niet meer terug te kunnen. Ook dat is niet waar. Er is een mes waarmee in open water de fuik open gesneden kan worden, zo’n mes heet in de volksmond een herder. Hoe toepasselijk. De strijders voor behoud van ons pensioenstelsel willen graag de herders zijn om het pensioenstelsel te redden. Dat is de ware vakbondsdemocratie die dit contract moet kunnen wegvagen.