Minimumlonen in de EU
Wie meer wil weten over de minimumlonen in de EU kan zijn licht opsteken in de pas verschenen studie Statutory minimum wages 2018 van Eurofound. Eurofound is een officieel EU-agentschap, dat zich inlaat met de “verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden in de Unie”, en vertegenwoordigers telt van werkgevers, werknemers en Europese Commissie.
(Door Herman Michiel, Ander Europa)
U zult er dus geen donderpreken opvangen tegen de winsthonger van het patronaat of vergelijkingen tussen minimumlonen van werknemers en maximumbonussen van het bedrijfsmanagement. Maar als enig inzicht in Europese minimumlonen u interesseert kan u dit best erbij nemen en de Eurofoundcijfers bekijken.
De studie gaat over de 22 lidstaten met een bindend (statutair) minimumloon. Oostenrijk, Denemarken, Finland, Italië en Zweden zijn daar niet bij omdat het minimumloon niet statutair, maar door collectieve arbeidsovereenkomsten wordt vastgelegd; Cyprus van zijn kant past het statutair minimumloon niet in alle sectoren toe.
Minimumlonen worden meestal per maand vastgelegd, maar soms ook als week- of uurloon. Niet alle 22 lidstaten gebruiken de euro, dus er moet soms ook een conversie toegepast worden. Minimumlonen gelden ook voor voltijdse betrekkingen, wat niet overal hetzelfde betekent. Waar er een 13e, eventueel 14e maand betaald wordt, wordt deze ingecalculeerd in het jaarloon. Op die manier vindt men voor de 22 betrokken lidstaten voor de periode 2017-2018 de volgende vergelijkende grafiek 1.
Luxemburg leidt de dans met bijna 2000 €, Bulgarije sluit het hek met 260 € (“The Bulgarian rate is relatively low –
even compared to other low-range countries,” zegt de Eurofound-studie. Relatively low…) Men kan drie ‘regimes’ onderscheiden: een groep (groen gekleurd in de grafiek) met een minimumloon van minstens 1450 €, een tussengroep (blauw) van 650 à 900 €, en de staartgroep die hoogstens 500 € per maand krijgt voor een full time job. De verhouding van het hoogste (Luxemburg) tot het laagste (Bulgarije) minimumloon bedraagt 1998.6/260.8 = 7,7; niet zo verwonderlijk dus dat mensen uit Oost-Europa bereid zijn zich door Westerse bedrijven schandelijk te laten uitbuiten, om toch maar wat ‘luxe’ te kunnen genieten in eigen land.
Men kan opwerpen dat lonen in Oost-Europa laag zijn, maar dat het prijsniveau er ook lager ligt. Een appartement in Sofia kost een pak minder dan een in Brussel of Parijs. Om hiermee rekening te houden moeten lonen omgerekend worden via de ‘koopkrachtenstandaard’ (PPS= purchasing power standards). Voor de tweede helft van 2017 vindt men dan volgende grafiek 2:
De spanning tussen hoogste en laagste minimumloon bedraagt dan ‘slechts’ 3.29, maar dat is natuurlijk nog zeer aanzienlijk. Even terzijde: het lage prijsniveau in Oost-Europa lokt niet alleen arbeiders uit het Oosten naar het Westen, maar ook kapitalisten uit het Westen naar het Oosten. Delocalisatie van bedrijven is er één aspect van, maar ook het opkopen van bv. vruchtbare landbouwgronden in Roemenië, Bulgarije of Oekraïne voor een fractie van de gangbare prijs (‘landgrabbing’) door de Westerse (en ook Chinese) agrobusiness 1.
Hoe evolueerde het minimumloon in de voorbije jaren? Eurofound geeft enkele opmerkenswaardige cijfers. Men stelt bv. vast dat in reële termen (rekening houdend met de inflatie) tussen 1 januari 2010 en 1 januari 2018 het Belgisch minimumloon daalde met 1,7%; in Duitsland was dit zelfs 5,1%, en het zal u niet verbazen: in Griekenland daalde in die periode het minimumloon met 22,2%. De Roemeense en Bulgaarse arbeiders daarentegen konden een zekere inhaalbeweging maken, en verbeterden hun reëel minimumloon met resp. 178% en 106%.
Maar ook wie full time werkt ontvangt niet noodzakelijk het minimumloon. Een 15-17 jarige leerjongen in Frankrijk krijgt maar 25% van het minimumloon het eerste jaar, 37% het tweede, 53% het derde jaar. Ook wie meer dan 21 jaar is moet wachten tot zijn derde jaar in de leer om 78% van het minimumloon te krijgen. En in Griekenland krijgt een jongere minder dan 25 jaar slechts 87,2% van het minimumloon. Minder bekend is dat ook Nederlandse werkgevers jongeren voor een habbekrats kunnen inhuren: een 20-jarige krijgt 70% van het minimumloon (80% vanaf 1/7/2019), een 19-jarige 55% (60%). We hebben hier twee jaar geleden al een artikel aan gewijd.
Hoeveel werknemers slechts het minimumloon krijgen is ook vrij variabel. In België zou dat rond de 3% zijn, in Nederland 6,6%, in Estland 19 à 25%, in Duitsland ca. 5,3% (1,9 miljoen van de 36 miljoen werknemers, maar nog eens 1 miljoen zou om diverse redenen niet het minimumloon uitbetaald krijgen).
Dit overzicht van minimumlonen in Europa is ook nuttig om zich een beeld te vormen van de lonen in het algemeen. In de meeste gevallen bedraagt het minimumloon 40 à 50% van het gemiddeld loon; als men dus de bedragen in Grafiek 1 verdubbelt krijgt men een idee van de gemiddelde loonsverhoudingen. (hm)