Ga naar de inhoud

Hoezo opleving van de wereldeconomie

De crisis als een constante of slechts schokgolven uit China? Winfried Wolf verklaart waarom de wereldeconomie in 2016 met een diepe recessie wordt geconfronteerd waarvan de gevolgen ernstiger zullen zijn dan de vorige crisis uit 2008 (*1)

11 min leestijd

(Door Winfried Wolf (Vertaling H. van Maasakker), origineel kontextwochenzeitung)

Nog tot voor kort werd er in alleen geruststellende termen over de wereldeconomie gesproken Het zal in 2016 bergopwaarts gaan. De werkloosheidscijfers zijn laag. En het Griekse geval is een speciaal Europees geval. Dan ineens verschijnen er krantenkoppen met ‘Mondiale markten in rep en roer’((Financial Times), ‘angst voor de volgende beving’ (Die Welt) en ‘schokgolven uit China’ (Börsen-Zeitung), ‘de aandelenmarkten in beroering’ (Franfurter Allgemeine Zeitung). Eén van ’s werelds grootste financiële investeerders George Soros, spreekt duidelijke taal ‘Als ik naar de financiële markten kijk dan word ik aan de crisis van 2008 herinnerd’.

Is dit alleen maar gedoe omdat in de eerste weken van januari 2016 de beurs van Shanghai tweemaal werd gesloten. Of is er feitelijk meer. De angst voor een nieuwe wereldwijde crisis is volledig gerechtvaardigd. Het is waar dat iedereen die de wereldeconomie nog 2 weken geleden in het roze licht doopte doet wat al 250 jaar in het kapitalisme gebruikelijk is namelijk de trend van de afgelopen 12 maanden projecteren in de toekomst terwijl op hetzelfde moment de donkere wolken aan de lucht demonstratief worden genegeerd.

Nu verklaarde Kurt Tucholsky nuchter: “Als het de wereldeconomie betreft dan weten we dat ze met elkaar verweven is”Dat wil zeggen: De anarchie van de kapitalistische productie maakt nauwkeurige voorspellingen onmogelijk. Toch zijn er al een aantal maanden drie dergelijke dreigende tekenen aan de wand die waarschuwen voor een nieuwe grote crisis: Wankele pilaarheiligen van de wereldeconomie, een noodlijdende eurozone en de dreigende daling van de olieprijzen.

Wankele pilaarheiligen

Vier van de vijf steunpilaren van de wereldeconomie zijn sinds herfst 2015 kwetsbaar. Alleen de Amerikaanse economie, nog steeds steunpilaar nummer 1 van de wereldeconomie heeft een aanzienlijke groei (2,6%) in 2015 gekend.De Japanse economie, steunpilaar nr.2, is sinds anderhalve decennia zeer kwetsbaar en verkeerd in chronische stagnatie. Japan heeft na de crisis van 2008/2009 slechts 2 jaar namelijk 2010 en 2012 economische groei gekend. Sedert 2014 heerst weer stagnatie. Tegelijkertijd hebben 2 dozijn conjunctuurprogramma’s ertoe geleid dat de staatsschuld van Japan sinds 1999 – gemeten als percentage van het bruto binnenlands product (BBP)- aanzienlijk hoger is dan de Griekse staatschuld (GR 170% ; Japan: 250%). De vraag hoe lang dit nog goed zal gaan is volledig gerechtvaardigd.

Pijler van de wereldeconomie nummer 3 zijn de ‘opkomende economieën’ deze waren meer dan 15 jaar lang belangrijk voor de groei van de wereldeconomie. Maar sinds 2014 stagneren ze. Rusland, Zuid-Afrika en Brazilië (*2) kwamen al in 2015 in een diepe recessie terecht. China was als pilaarheilige nummer 4 meer dan 2 decennia een betrouwbare pijler van de wereld-wijde economische groei. Maar sinds twee jaren is er een duidelijke afname van de groei.

Geen wonder! Ten slotte was ook het Duitse ‘economische wonder’ ooit (in 1967) ten einde. Net zoals de “Japanse boom” uiteindelijk als een nachtkaars uitging (in 1998). Ook was er in de zomer van 2015 om precies te zijn op 12 juni in Shanghai een echte beurskrach. Deze kon alleen gestopt worden doordat de Chinese overheid onder meer met massale interventies in de markt ingreep en de grote Chinese investeerders voor een half jaar verbood hun aandelen af te stoten. Dit verbod was vrijdag 8 januari afgelopen. Oeps! Geen wonder eigenlijk, dat het in ‘anticipatie’ van die datum tot 2 keer toe tot een beurscrash kwam in Shanghai. Maandag 11 januari is de beurs voor een derde keer ingestort.

Euro Zone Blues

De vijfde pilaarheilige is kern Europa, de eurozone. Als men in Europa verbaasd opkijkt van de conjunctuur dan verbergt zich hierachter de arrogantie van Duitsland die aan de Eurozone sinds 2008 een straffe bezuinigingsdiscipline heeft opgelegd. Eigenlijk alleen in Duitsland is er sinds de crisis van 2008/2009 sprake van een bescheiden groei en dit was wel heel beschei- den: Het reële BBP groeide in Duitsland 0,1% in 2013, 1, 5% in 2014 en in 2015, 1,7%.

Kijken we naar het totaalbeeld van de eurozone dan kunnen er 3 opvallende kenmerken wor- den onderscheiden. Ten Eerste: Er is ondanks 7 formele hausse-jaren geen sprake van echte economische groei, het BBP van de eurozone is aan het begin van 2016 op het niveau van het crisis jaar 2008. Dit is al een verbazingwekkend en deprimerend totaalresultaat voor een regio die volgens het Verdrag van Lissabon ‘de productiefste in de wereld’ wilde zijn of worden. Ten tweede: Sinds 2008 bestaat er in de eurozone een verder uit elkaar groeien van de groep van de weinige Europese economieën die nog enige economische groei genereren en de groep van perifere landen als Spanje, Portugal, Italië en Griekenland. De perifere landen hebben een BBP dat vandaag de dag nog steeds lager is dan in 2008. Ten Derde. Het BBP van de eurozo- ne haalt in 2016 ten minste het niveau van 2008 slechts omdat er in de Duitse economie in de hele periode sprake was van een bescheiden groei – en omdat het soortelijk gewicht van de Duitse economie zo bepalend is voor het Europese gemiddelde.

Griekenland is beheersbaar….

Maar voor welke toekomst staat dit kern-Europa? Het drama in Griekenland is enorm, geen twijfel. Maar zo cynisch het ook klinkt, is beheersbaar voor de eurozone. Als een niet-beheersbaar zal blijken te zijn wat zich in Italië en Frankrijk afspeelt. In Italië, steeg het officiële werkloosheidscijfer van 8% in 2008 tot 12 % in 2016. In Frankrijk steeg zij in dezelfde periode van 7,8% naar 10,2%. In beide landen is de jeugdwerkloosheid dramatisch: In Frankrijk is deze 25% en in Italië is ze 38%. Vooral de schuldenquoten stegen voortdurend. In Frankrijk was deze in 2007 64 procent van het BBP; Begin 2016 overschreed ze voor het eerst de 100%-grens. De Italiaanse totale schuld kwam in 2008 overeen met 110 procent van het BBP. Begin 2016 was dit tot 133 procent van het BBP gestegen. De overheidschuld in Italië is hoger dan die van Griekenland aan het begin van de crisis in 2010. Het gewicht van de Ita- liaanse economie (voor de Eurozone) is echter negen maal groter dan die van de Griekse.

Italië en Frankrijk zijn geen uitzonderingen. In alle EU-landen groeide de staatsschuld met sprongen tijdens de crisis. Maar de staatsschulden groeiden in tegenstelling tot de klassieke ontwikkeling ook in de zeven jaar van formeel ‘economisch herstel’.In de eurozone ligt de staatsschuld tegen het einde van 2015 gemiddeld op 92 procent. Daarmee is de Eurozone geen steunpilaar maar een gevaar voor de wereldeconomie geworden. Vooral, als de enige macht in de eurozone, de Duitse economie (*3) zo afhankelijk van de export is als geen enkel andere grote economie ter wereld….

Crisisindicator olieprijs

Sinds meer dan een jaar daalt de prijs van olie. Die heeft met 32 dollar voor een vat Brent-olie een laagterecord in het begin van 2016 bereikt dat in tegenspraak is met alle prognoses. Ter herinnering, in 2009 was de olieprijs nog 150 dollar per vat Brent-olie. Het effect van deze prijsdaling van olie op de wereldeconomie is zeer tegenstrijdig. Ten eerste geeft een lage olie- prijs een push aan de wereldeconomie. Er zijn bijvoorbeeld meer auto’s in het bijzonder meer SUV’s verkocht. Tegelijkertijd brengt het de olieproducerende landen in een grote crisis. Dit wordt gevoeld door Rusland, is pijnlijk voor Saoedi-Arabië en een bedreiging voor het voort-bestaan van Venezuela. Ook worden de transnationale olieconcerns aanzienlijk beïnvloedt door de daling van de prijzen. – Alleen al in 2015 werden 300.000 banen wereldwijd vernie- tigd in de olie-industrie. Vooral de olieprijsdaling betekende een afnemende wereldwijde ‘effectieve vraag’. Dit geldt dan ook terecht als een indicator van een mondiale crisis.

Bekijken we deze goed ontcijferde “drie tekens aan de wand” dan irriteert een fundamentele vergeetachtigheid van de ‘profeten’ in sterke mate: Is er in 300 jaar kapitalisme geen sprake van een cyclus van terugkerende crises als een constante? Is er niet sprake van een door feiten bewezen periodiciteit van de cycli die tussen de 7 en 10 jaar ligt? Is niet aangetoond dat deze cyclus niets mystieks heeft, dat dit met kapitalistische wetmatigheid te maken heeft? Dat er fasen bestaan: ‘crisis en kapitaalvernietiging (2007-2009), nieuw investeringen van kapitaal en economische groei’ (2010-2013), ‘winstmaximalisatie door middel van bezuinigingen met een massale vermindering van de effectieve vraag’ (sinds 2010). Zoeken naar speculatieve beleggingen door gebrek aan massale effectieve bestedingen en tegelijkertijd het scheppen van speculatieve zeepbellen (sinds 2012).en tenslotte daling van de economische groei en het afglijden in een nieuwe recessie (2016-?)?

De cyclische aard van de conjunctuur van de kapitalistische wereldeconomie is juist in jongste tijd overduidelijk. Er waren wereldwijde recessies c.q. crises in 1974-1975, 1981-1982, 1990-1991, 2000-2001, 2008-2009. Tegen deze achtergrond van indrukwekkende tastbare bewijzen is het aannemelijk dat we voor een nieuwe wereldwijde crisis staan.

Met hoge schulden geen sociale zekerheidsstaat

Het tragische en bedreigende is dat de politiek en de vakbonden nauwelijks voorbereid op zijn een dergelijke crisis. Mocht deze crisis uitbreken dan lopen we het risico dat de sociale gevol-gen bruter zullen zijn dan de laatste Crash.

De schuldenratios zijn in 2016 bijna twee keer zo hoog als in 2007. Daarmee is de speelruim- te voor “tegenmaatregelen” aanzienlijk verminderd. Afzonderlijke staten (als Griekenland, Spanje, Venezuela, Zuid-Afrika) zijn vandaag de dag dusdanig gehavend dat een nieuwe cri- sis het staatsfaillissement kan betekenen. De financiële sector is minstens zo kwetsbaar als in 2007 /2008. Boven alles zullen er in een nieuwe crisis nauwelijks meer overheidsinterventies ter redding van de financiële instellingen kunnen plaatsvinden.

Laatst en niet in het minst: De massale werkloosheid, de verarming van miljoenen mensen en de risicovolle situaties voor grote bevolkingsgroepen – bijvoorbeeld door regionale crises, door honger en door de oorlog – zijn nu aanzienlijk groter dan voor de laatste crisis. De vluch- telingenstromen die sinds twee jaar versterkt plaatsvinden, kunnen zodoende ook gezien wor- den als een zeer menselijke voorbode van nieuwe wereldcrisis (*4)

———————

(Wolf is een Duitse politicoloog en journalist. Was voor de PDS vervoersspecialist in het Duitse parlement. Is lid van de wetenschappelijke Raad van ATTAC in Duitsland. Is chef redacteur van het tijdschrift Lunapark21. Heeft vele boeken op zijn naam staan o.a. over klimaat, milieu en energie, vervoer en economie.)

——————–

1) Winfried Wolf heeft zich met de crisis van 2008 die voor hem een samengestelde wereldwijde crisis of depressiefase van een Kondratieff golf in de wereldeconomie is en uit 7 deelcrisis bestond in zijn boek ‘Sieben Krisen, ein Crash’ 2009, uitvoerig uiteengezet Deze samengestelde crisis bestaat uit 1) Een overproductiecrisis in de ICT en automobielindustrie 2) Een sociale crisis 3) die samengaat met een grote ongelijke inkomensverdeling 4) een financiële crisis van het failliet van de wereldwijde financiële sector 5) Een hegemoniale crisis –het einde van de VS dominantie in de wereldeconomie en de dollar 6) Een hongercrisis in het Zuiden en 7) Milieu- en klimaatcrisis. http://www.mediashop.at/typolight/index.php/buecher/items/wolf-winfried-sieben-krisen-ein-crash

*2) In het artikel ‘G20: Inter-kapitalistische conflicten en de Grote Depressie’ globalinfo 2010, is door de vertaler geanalyseerd dat er tussen de diverse centrumlanden sinds 2008 een hegemoniale crisis woedt, waarin gestreefd wordt de stagnatie naar de (semi)-periferie te exporten en een exportsurplus te behalen. Joan Robinson noemde dit type beleid in de jaren 30 “beggar thy neigbour policies” waarvan de vier componenten zijn: a) devaluering van de munt b) goedkope arbeid c) exportsubsidies en d) importprotectie. De moderne vormen van dit beleid zijn: devaluaties (dollar, euro, yen, yuan), bezuinigingen (lonen, uitkeringen, overheidsuitgaven) en quantative easing (geldschepping door de centrale banken) waardoor er valuta- en handelsoorlogen tussen de landen (VS, Europa, China en Japan) ontstaan die leiden tot afname van de ‘effectieve vraag’ op wereldschaal en een neer- waartse economische spiraal in de wereldeconomie in werking stellen waarvan vooral de grondstofexporterende landen (Rusland, Brazilië, Zuid-Afrika, Venezuela) het slachtoffer zijn.

*3) Wolf heeft in een artikel http://faktencheckhellas.org/ausgabe-1/griechenland-zur-regel-peripherie-krise-voraussetzung-deutsche-erfolge/ laten zien dat de groei van Duitsland (en haar satellieten als Nederland, België, Oostenrijk en anderen) tot stand komt ten koste van de perifere landen in het Zuiden van Europa. Dit komt ener- zijds tot uitdrukking in handels- en betalingsbalansoverschotten voor de overschotlanden die naar het Zuiden van Europa exporten en in oplopende tekorten voor de perifere landen (Portugal, Spanje, Ierland, Cyprus) waarvan de tekorten en schulden cumulatief stijgen en hoger liggen dan voor Griekenland ten tijde van het begin van de crisis. In Italië en Frankrijk zijn de betalingsbalanstekorten cumulatief opgelopen tussen 2006-2014 tot 1108 miljard euro, in Duitsland is het overschot in dezelfde periode opgelopen tot 1362 Mrd. Euro en voor Duitsland (en Nederland en Oostenrijk samen) tot 1795 Mrd. Euro.

*4) Sinds 2007 overheerst het beeld van een hegemoniale crisis in de wereldeconomie die met handels- en valuta-oorlogen met een vooraanstaande rol van de geldschepping door de centrale banken (‘quantative easing”) en een deflatiepolitiek tussen de centrumlanden wordt uitgevochten, zolang in deze geen vooruitgang is geboekt lijken de New Deal stimuleringsplannen voor de wereldeconomie in combinatie met een regulering van de financiële sector weinig kans te maken, Kindleberger noemde dit in de jaren 30 het ontbreken van een stabiele hegemoon die als lender of last resort kan fungeren en die een wereldwijd stimuleringprogramma van de ‘effectieve vraag’ kan afdwingen (de vertaler).