Ga naar de inhoud

Ecologische strijd is klassenstrijd

Begin deze maand publiceerde Bender op Konfrontatie een commentaar onder de veelzeggende titel ‘Ecologische strijd of klassenstrijd’. De eerste zin van het stuk luidt: ‘We weten allemaal dat de wereld naar de knoppen gaat als we niet met z’n allen drastisch ons consumptie-peil gaan verlagen.’ En zijn conclusie is dat we de klassenstrijd maar moeten laten zitten want: ‘Klassenstrijd is verleidelijk, als symbool wel goed, maar we zullen toch anders moeten gaan leven.’ Dat vraagt om een reactie.

7 min leestijd

(Door Willem Bos, oorspronkelijk verschenen op konfrontatie.nl)

Als concreet voorbeeld verwijst Bender naar de strijd van de Franse gele hesjes, waarover hij/zij schrijft: ‘Maar als je nu al geen 7 cent voor je benzine extra wil betalen, wil je dat straks dan ineens wel?’ In navolging van Macron is Bender blijkbaar van mening dat het bij de Franse verhoging van de belasting op auto-brandstof om een milieumaatregel ging. Maar zo is het niet. Zeventig procent van de werkende Fransen moet met de eigen auto naar het werk, om de eenvoudig reden dat er geen openbaar vervoer is. Een groot deel van de Fransen op het platteland heeft een auto nodig om boodschappen te doen, omdat de grote weilandwinkels al lang de strijd met de kleine winkels in de dorpskernen hebben gewonnen. Voor al die mensen is de auto verre van een luxe. Een verhoging van de kosten van het autogebruik zal voor deze mensen dan ook nauwelijks tot een vermindering van het aantal autokilometers leiden. De verhoging van de kosten daarvoor maakt wel dat ze aan het einde van de maand steeds minder geld over hebben.

Als Macron werkelijk het autogebruik had willen terugdringen dan had hij heel andere maatregelen moeten nemen, zoals het drastisch verbeteren en gratis maken van het openbaar vervoer. De verhoging van de belasting op auto-brandstof is ook maar één van de maatregelen van Macron waar de gewone Fransen door worden getroffen. Sinds de ultra neoliberale president aan de macht kwam heeft hij alles in het werk gesteld om de rijken en de grote bedrijven te behagen en de gewone Fransen voor de kosten op te laten draaien. Dat heeft tot de beweging van de gele hesjes geleid.

Minder consumeren

Bender heeft natuurlijk groot gelijk als hij/zij stelt dat we drastisch minder moeten gaan consumeren omdat anders de wereld naar de knoppen gaat. Maar betekent dat dat de gewone Fransen meer voor hun noodzakelijke vervoer moeten gaan betalen terwijl ook in Frankrijk een beperkte groep rijken zwemt in het geld en een enorme ecologische voetafdruk heeft? Misschien moeten we eerst eens kijken waar die waanzinnige verschillen vandaan komen en waarom die consumptie zo hoog en zo verspillend is.
De oorzaak daarvan ligt in de manier waarop de economie in de huidige wereld is ingericht, dat wil zeggen in het kapitalisme (een woord dat vreemd genoeg in het stuk van Bender in het geheel niet voorkomt). Een kenmerk van het kapitalisme is, al vanaf het ontstaan, dat het aan de ene kant grote rijkdom genereert, en tegelijkertijd elders grote armoede. Daar gaat Bender aan voorbij als hij/zij het heeft over hoe goed de mensen het sinds de zestiger jaren wel niet gekregen hebben. Zijn/haar blik gaat niet verder dan de (voormalige) welvaartstaten in het globale Noorden en geheel voorbij aan de door het kapitalisme gecreëerde onderontwikkeling en plundering in het globale Zuiden.

Maar het is waar dat door een flink deel van de bevolking in een flink deel van het globale Noorden te veel en vooral veel te weinig duurzaam wordt geconsumeerd. Maar ook daarbij moeten we de vraag stellen hoe dat komt. Is dat louter een kwestie van verkeerde persoonlijke keuzes, of is er meer aan de hand? Mij lijkt het laatste het geval. De mens is eerst en vooral een sociaal wezen. Zijn/haar gedrag wordt in sterke mate bepaald door de omgeving, en er is, of we ons dat bewust zijn of niet, een enorme druk vanuit die omgeving om te consumeren en op een bepaalde manier te consumeren. De hele reclame-industrie met haar miljardenomzet en haar bewuste en onbewuste dagelijkse beïnvloeding is er op gericht om ons de producten en diensten van haar opdrachtgevers aan te smeren. En die opdrachtgevers zijn kapitalistische bedrijven, met maar één doel, het maken van winst.

Zij produceren niet om nuttige of duurzame dingen te maken, maar om winst te maken. Ze maken producten die bewust niet duurzaam zijn, die niet lang mee gaan, maar juist snel kapot gaan of verouderen zodat wij, de consumenten, dan weer snel een nieuw beter, modieuzer en even weinig duurzaam product kopen. En niet alleen de producten zijn on-duurzaam, het productieproces is dat evenzeer. Als er meer winst te maken is door onderdelen in verschillende uithoeken van de aarde te produceren (omdat daar de kosten voor arbeid het goedkoopst zijn en de milieuregels het minst of het slechtst gecontroleerd) dan worden die onderdelen over de hele aardbol heen en weer gesleept voordat ze ons in de maag worden gesplitst.
Natuurlijk is het belangrijk dat iedereen individueel en collectief probeert zo duurzaam mogelijk te leven en zo verantwoord mogelijk te consumeren. Maar dat lukt maar in heel beperkte mate zolang de economie georganiseerd is volgens het winst-principe. Pas als daarmee wordt gebroken is een werkelijk duurzame economie en een duurzame samenleving mogelijk.

Circulaire economie

De huidige hype rond een circulaire economie is een treffend voorbeeld van de perversiteit van het systeem. Het kabinet heeft in het kader van de klimaatpolitiek 22,5 miljoen uitgetrokken voor het stimuleren van de circulaire economie en dat concept was de belangrijkste inbreng van staatssecretaris Stientje van Veldhoven op de klimaatconferentie in Katowice. De staatssecretaris geeft zelf het goede voorbeeld, zo lezen we op de site van de Rijksoverheid. Zij heeft in haar werkkamer een tafel staan die voor een deel gemaakt is van uit de Amsterdamse grachten geviste plastic flesjes. (In navolging van de frisdrank-industrie is het kabinet geen voorstander van statiegeld op flesjes, dus er kunnen de komende tijd nog heel wat van die tafels gemaakt worden.)

Bij die circulaire economie gaat het er dus niet om dat producenten gestimuleerd of verplicht worden om werkelijk duurzame artikelen te maken of het productieproces, de verpakkingen of het transport duurzamer te maken. De producenten worden niet verplicht om artikelen te maken die makkelijk gerepareerd kunnen worden in plaats van weggegooid als er een klein onderdeel kapot is. Nee, de nadruk ligt op het hergebruik van het afval. Bedrijven kunnen dus net zulke rommel blijven produceren als daarvoor, alleen moet die daarna hergebruikt worden. Zoals de plastic flesjes uit de grachten nu een tweede leven leiden als tafel van de staatssecretaris. Dat is natuurlijk beter dan dat ze langzaam in de grachten uiteenvallen tot miljoenen stukjes plastic die eeuwig in het milieu blijven. Maar het verzamelen, reinigen en omsmelten van die flesjes kost natuurlijk een behoorlijke hoeveelheid energie, zodat de bijdrage aan de klimaatpolitiek minimaal is. En de boodschap naar de burgers is: u kunt net zo on-duurzaam blijven consumeren als vroeger, als u het afval maar gescheiden inzamelt zodat het hergebruikt kan worden. En de boodschap aan het bedrijfsleven is: met de recycle-industrie helpen wij u aan een nieuwe bron van winst. En zo geldt dat ook voor allerlei andere als milieu-maatregel gepropageerde zaken, zoals handel in emissierechten e.d. Met echte duurzaamheid heeft dat allemaal weinig van doen.

Post-kapitalisme

Het idee van een groen kapitalisme is een illusie. Het wezenskenmerk van het kapitalisme is het streven naar winst en zo veel mogelijk winst. En die winst wordt behaald door zo min mogelijk kosten te maken voor de geleverde arbeid en zo min mogelijk rekening te houden met milieu-kosten. Een werkelijk duurzame economie is een post-kapitalistische economie. Een economie waarin het niet meer draait om de winst voor de kapitaalbezitters. Een economie waarin het gaat om het voldoen aan werkelijke behoeften en er een einde komt aan de kustmatige behoefte-creatie door reclame en propaganda. Een economie die prioriteit legt bij de noodzakelijke levensvoorwaarden van alle mensen: voeding, huisvesting, kleding, zorg, onderwijs en cultuur. Een economie waarin zorgzaam wordt omgegaan met mensen, alle mensen, en met het milieu. Een economie waarin het niet om meer, meer, meer gaat, maar om beter en genoeg . Een economie waarin mensen niet leven om te kunnen werken en hoe langer ze leven hoe langer ze moeten werken, maar werken om te kunnen leven en zich te ontplooien. Een economie waarin de arbeidstijd drastisch is verkort en de taken eerlijk zijn verdeeld. Een economie waarin de mensen gezamenlijk beslissen over wat en hoe er geproduceerd moet worden. Een economie waarin niet de concurrentie maar de samenwerking centraal staat.

Die economie en die maatschappij kan alleen maar bereikt worden door strijd tegen het kapitaal en het kapitalisme, door klassenstrijd. Serieuze ecologische strijd is klassenstrijd.