Ga naar de inhoud

De terugkeer van het handelskapitaal

In 1996 opende Volkswagen (VW) een nieuwe vestiging in de Braziliaanse stad Resende die ook wel de fabriek van de toekomst werd genoemd. Er werken 4.500 mensen. Dagelijks laten twee ploegen 240 vrachtwagens en bussen van de band rollen. Het bijzondere van Volkswagen Caminhões e Ônibus is dat VW zelf eigenlijk bijna niets uitvoert. Het concern bezit de gebouwen (waarde: 250 miljoen dollar) en controleert de kwaliteit van de eindproducten. Maar al het overige werk verricht het personeel van zes onderaannemers die samen een zogenaamd Modulair Consortium vormen.

7 min leestijd

(Door Marcel van der Linden, oorspronkelijk verschenen op solidariteit,  prent: VOC-scheepswerf in Amsterdam, publiek domein wikipedia)

We komen dit soort constructies steeds vaker tegen. In de kledingindustrie zijn ze al tientallen jaren bekend. Nike bijvoorbeeld heeft in de Verenigde Staten 2.500 mensen in dienst die zich vooral met marketing en logistiek bezighouden; het ‘echte’ werk doen zo’n 75.000 werknemers in Aziatische schoenfabrieken. Zij zijn echter overwegend niet in dienst van Nike, maar van plaatselijke onderaannemers.

Uitbesteding

Zelfs bij de productie van reusachtige goederen als vliegtuigen wordt de productie van onderdelen steeds meer uitbesteed. Naar aanleiding van de rampen met de 737 Max hebben onderzoekers en journalisten er de aandacht op gevestigd dat Boeing al zo’n twintig jaar cruciale software in India laat ontwikkelen door IT’ers die soms niet meer dan negen of tien dollar per uur verdienen en weinig kennis van vliegtuigbouw hebben. Het ontwerp is uitbesteed aan een centrum in Moskou, waar pas na achttien aanmaningen werd begrepen dat de rookmelders op het elektrische systeem aangesloten moesten worden. (*1)

In deze, en talloze andere, gevallen treedt de traditionele fabrikant op de achtergrond. De constructie lijkt sterk op die van de vroegkapitalistische nijverheid, waarbij een ondernemer (genaamd fabrikeur of commissionair) garen naar arme wevers brengt. Dezen verwerkten het garen tot textiel dat de ondernemer daarna weer ophaalde. Hij betaalde de wevers per el. Zo’n ondernemer die de productie uitbesteedt, is wat Marx een handelskapitalist noemde. Handelskapitalisten kopen zo goedkoop mogelijk en verkopen zo duur mogelijk. Wat we de laatste decennia dus eigenlijk zien is een terugkeer van het handelskapitaal.

Aandeelhouders

Die terugkeer is tamelijk opmerkelijk. Tot nu toe werd algemeen aangenomen dat het handelskapitaal de voorloper van het industriekapitaal is geweest. Eerst waren er de handelaren die als intermediair tussen producent en consument optraden. Vervolgens kregen ze meer greep op het productieproces, tot ze dat uiteindelijk onder directe controle brachten om productief kapitaal (Marx) te worden. De laatste jaren geven veel kapitalisten daarentegen de directe controle weer op. De politiek econoom John Smith spreekt in dit verband over arms-length outsourcing. Hij noemt drie redenen waarom grote ondernemers hiertoe overgaan: 1) hun onderaannemers in Afrika, Azië en Latijns Amerika betalen gewoonlijk lagere lonen; 2) zij worden verantwoordelijk gemaakt voor milieuschade, gezondheidsproblemen en anti-vakbondsmaatregelen; en 3) zij moeten het bedrijfsrisico dragen bij tegenvallende bestellingen. De extra winst kan vervolgens worden besteed aan grote dividendbetalingen, speculatieve beleggingen, enzovoort.(*2)

Dit laatste wijst op nog een andere ontwikkeling die veel méér aandacht heeft gekregen, namelijk de groeiende macht van de financiële sector (in Marx’ termen: het geldhandelskapitaal). Banken en verzekeraars controleren inmiddels een flink deel van het bedrijfsleven. En het korte termijn belang van de aandeelhouders is in de laatste tijd zwaarder gaan wegen dan het langere termijn belang van de bedrijven als zodanig. Een recent onderzoek bekeek 698 West-Europese beursgenoteerde bedrijven. Daarvan bleken er slechts 139 – zo’n 20 procent – prestatiemaatstaven te hanteren die verder gaan dan alleen financiële. (*3)

Verschuivingen

Al deze ontwikkelingen brengen belangrijke verschuivingen in het wereldkapitalisme tot uitdrukking. Op de eerste plaats veranderen door de gestegen invloed van het warenhandels- en geldhandelskapitaal de machtsverhoudingen binnen het ondernemerdom. Het productieve (industriële) kapitaal dat lange tijd dominant was, krijgt nu vaak een ondergeschikte plaats. Maar juist het productieve kapitaal was lange tijd een economische sector waar de vakbeweging naar verhouding sterk was. Met de terugkeer van het handelskapitaal worden juist die economische sectoren van groter belang waar de organisatiegraad tot nu toe laag was.

Op de tweede plaats strekt het productieve kapitaal zich nu veel verder over de wereld uit dan vroeger. Belangrijke industrieën zijn voor een aanzienlijk deel verplaatst naar het Zuiden. Denk aan de textielnijverheid of aan de scheepsbouw. En op de derde plaats vindt een transnationalisering van arbeidsprocessen plaats. Goederen die in land A geproduceerd worden zijn in toenemende mate samengesteld uit componenten die in landen B, C, D en E gemaakt worden. De vorming van zulke warenketens (commodity chains) is begonnen in de jaren zestig van de vorige eeuw en is sedert de late jaren tachtig in een stroomversnelling geraakt. Als gevolg daarvan is ook het transport (de logistiek) tussen verschillende landen explosief gegroeid.

Het spreekt voor zich, dat zulke verschuivingen grote gevolgen hebben voor de internationale arbeidersklasse. Om te beginnen neemt het aantal loonafhankelijken snel toe. Hun aandeel in de wereldberoepsbevolking is tussen 1991 en 2018 gestegen van ruim 41 naar ruim 51 procent (Tabel 1).

tabellindenTabel 1:

*) Niet opgenomen zijn de personeelsleden van bedrijven met zelfbeheer en werknemers met een moeilijk te bepalen status. Bron: ILO WESO Data Finder (www.ilo.org/wesodata), met eigen berekening.

Herbezinning nodig

We kunnen dus constateren dat er een voortgaande proletarisering plaatsvindt. Een flink aantal mensen uit andere categorieën (bijdragende gezinswerkers, schijn zelfstandige zzp’ers) zou bovendien ook tot de loontrekkers gerekend moeten worden. Een tweede belangrijke verandering is dat steeds meer werknemers over nationale grenzen heen economisch aan elkaar gekoppeld zijn, meestal zonder dat ze dat beseffen. Volgens de World Economic and Social Outlook 2015 van de ILO is tussen 1995 en 2013 het aantal werknemers dat deel uitmaakt van warenketens toegenomen van 157 naar 453 miljoen. Dat wil zeggen: nu een kwart van alle werknemers. De meeste banen binnen de warenketens zijn voor vrouwen, ongeschoold en heel slecht betaald. Het Internationale Vakverbond constateerde kortelings:

Tachtig procent van de wereldhandel en 60 procent van de wereldproductie vindt nu plaats binnen de warenketens van multinationale ondernemingen. De meerderheid van de werknemers in die ketens zit gevangen in onzekere en vaak onveilige banen, slecht betaald en met veel werkuren. (*4)

Op de derde plaats bevordert de groeiende verwevenheid van de wereldeconomie de internationale migratie. Volgens een studie van de Wereldbank is tussen 1960 en 2000 de migratie van ‘Zuid’ naar ‘Noord’ gegroeid van 16 naar 37 procent, terwijl de aandelen van migraties ‘Noord/Noord’, en ‘Zuid/Zuid’ navenant zijn afgenomen. Het aandeel van vrouwen in migraties is duidelijk groter geworden, en migranten zoeken hun heil gemiddeld verder van huis. (*5)

Op de vierde plaats worden – ook door de alom stijgende gemiddelde arbeidsproductiviteit zonder herverdeling van arbeid – werkloosheid en verborgen werkloosheid een alsmaar groter wordend probleem. De ILO schat de wereldwijde werkloosheid op 5 à 6 procent (Tabel 1). Maar volgens peilingen in 155 landen door Gallup, een bekend ‘consultancy’ bedrijf uit de Verenigde Staten, zou ongeveer een derde van de wereldberoepsbevolking graag méér werk hebben of niet meer werkloos zijn.(*6)

Door al deze ontwikkelingen is de internationale vakbeweging de laatste jaren ernstig verzwakt. Wereldwijd ligt de organisatiegraad nu tussen de 6 en 7 procent.(*7) Ook de ILO heeft het moeilijk. Zij is de laatste dertig jaar ernstig in het nauw gebracht door neoliberale instellingen als de Wereldbank, het Internationaal Monetair Fonds en de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling, en is niet in staat een stem te geven aan de ‘informele’ werkers. (*8) Gelukkig zijn er al wel voorzichtige pogingen om een antwoord op de nieuwe ontwikkelingen te vinden. Het organiseren van werkers uit de informele sector gebeurt bijvoorbeeld al met redelijk succes door het New Trade Union Initiative in India, of ook door WIEGO, een wereldwijd netwerk van vrouwen. (*9) Maar er moet natuurlijk veel meer gebeuren, zeker ook in de rijke landen. De uitdaging is groot.

Noten:

(*1) www.bloomberg.com: Boeing’s 737 Max Software Outsourced to $9-an-Hour Engineers.

(*2) John Smith, Imperialism in the Twenty-First Century (New York: Monthly Review Press, 2016), pp. 80-83.

(*3) www.duurzaam-ondernemen.nl: Onderzoek onder CEO’s Europese bedrijven: Shareholder value boven stakeholder value

(*4) www.ituc-csi.org: Supply Chains Resources Hub

(*5) Çaglar Özden, Christopher R. Parsons, Maurice Schiff en Terrie L. Walmsley, “Where on Earth is Everybody? The Evolution of Global Bilateral Migration 1960–2000,” The World Bank Economic Review, 25, 1 (2011), pp. 12–56, hier 15-16.

(*6) State of the Global Workplace (New York: Gallup Press, 2017), p. 18; John Clifton, “Real Global Unemployment Is 33%, Not 6%,” Gallup Blog, 1 mei 2018.

(*7) Zie ook mijn bijdrage: Extra 337-3 De crisis van de wereldarbeidersbeweging

(*8) Een uitvoerige onderbouwing in: Marcel van der Linden, “The International Labour Organization, 1919-2019: An Appraisal”, Labor: Studies in Working-Class History, 16, 2 (mei 2019), pp. 11-41.

(*9) ntui.in; www.wiego.org