De opkomst van de NAVO in Afrika
Bezorgdheid over de uitbreiding van de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie (NAVO) richting Russische grens is één van de oorzaken van de huidige oorlog in Oekraïne. Maar het is niet de enige poging tot uitbreiding door de NAVO, een verdragsorganisatie gecreëerd in 1949 door de Verenigde Staten om zijn militaire en politieke macht over Europa te projecteren.
Dit artikel van Vijay Prashad verscheen eerder op Globetrotter. Vertaling en eerdere publicatie in het Nederlands door Vrede vzw. overgenomen van Dewereldmorgen, foto Rasanda Tyskar, Flickr, CC2.0)
In 2001 voerde de NAVO een operatie ‘buiten het gebied’ uit in Afghanistan die 20 jaar duurde, en in 2011 -op aandringen van Frankrijk- bombardeerde ze Libië en wierp het de regering daar omver. De militaire operaties van de NAVO in Afghanistan en Libië waren de prelude op discussies over een “mondiale NAVO”, een project om de militaire alliantie van de NAVO te gebruiken voor meer dan de eigen verplichtingen vastgelegd in haar handvest, en inzetbaar te maken van de Zuid-Chinese Zee tot de Caraïbische Zee.
De NAVO-oorlog in Libië was haar eerste militaire operatie in Afrika, maar het was niet de eerste Europese militaire voetafdruk op het continent. Na eeuwen van Europese koloniale oorlogen in Afrika, ontstonden er in de nasleep van Wereldoorlog II, nieuwe staten die hun soevereiniteit wilden doen gelden. Veel van deze staten, van Ghana tot Tanzania, beletten de Europese militaire strijdkrachten om het continent opnieuw te betreden. Daarom moesten deze Europese machten hun toevlucht zoeken tot moordaanslagen en militaire staatsgrepen om pro-Westerse regeringen in de regio te garanderen. Dit maakte de creatie van westerse militaire basissen in Afrika mogelijk en gaf westerse bedrijven de vrijheid om de natuurlijke hulpbronnen van het continent te exploiteren.
Vroege NAVO-operaties beperkten zich tot de rand van Afrika, met de Middellandse Zee als de belangrijkste frontlinie. De NAVO richtte in 1951 de ‘Allied Forces Southern Europe’ (AFSOUTH) op in Napels, en dan in 1952 de ‘Allied Forces Mediterranean’ (AFMED) in Malta. Westerse regeringen vestigden deze militaire formaties om de Middellandse Zee te militariseren tegen de Sovjet-zeemacht en om een platform te creëren van waaruit militair ingegrepen kon worden op het Afrikaans continent.
Na de Zesdaagse Oorlog in 1967 richtte het Defensieplanningcomité van de NAVO -dat opgedoekt werd in 2010- de ‘Naval On-Call Force Mediterranean’ (NOCFORMED) op om druk te zetten op pro-Sovjetstaten, zoals Egypte, en om de monarchieën van het noorden van Afrika te verdedigen. (De NAVO was niet in staat om de anti-imperialistische staatsgreep van 1969 te voorkomen die het Libische koninkrijk omverwierp en kolonel Muammar Qadhafi aan de macht bracht. Qadhafi’s regering bande kort daarna de militaire basissen van de VS het land uit.)
Nadat de NAVO zich bij de VS-oorlog in Afghanistan had aangesloten, vonden op het NAVO-hoofdkwartier steeds vaker gesprekken plaats over operaties buiten het verdragsgebied. Een hoge functionaris bij de NAVO vertelde me in 2003 dat de VS “de smaak ontwikkeld had om de NAVO te gebruiken” in zijn pogingen om macht te projecteren ten opzichte van mogelijke tegenstanders. Twee jaar later, in 2005, in Addis Ababa, Ethiopië, begon de NAVO nauw samen te werken met de Afrikaanse Unie (AU).
Vanaf 2005 begon de NAVO nauw samen te werken met de Afrikaanse Unie.
De AU, die in 2002 opgericht werd en de ‘opvolger‘ was van de Organisatie van Afrikaanse Eenheid, had moeite met het opbouwen van een onafhankelijke veiligheidsstructuur. Het gebrek aan een levensvatbare strijdmacht betekende dat de AU zich vaak tot het Westen wendde voor assistentie. Ze vroeg de NAVO om te helpen met logistiek en luchtbrugondersteuning voor haar vredesmissie in Soedan.
Buiten de NAVO, bracht Washington zijn militaire capaciteit ten uitvoer via het Europees Commando van de Verenigde Staten (EUCOM), dat de operaties in Afrika overzag van 1952 tot 2007. In 2008 stichtte generaal James Jones -hoofd van EUCOM van 2003 tot 2006- vervolgens het Afrikaans Commando van de Verenigde Staten (AFRICOM). Dat had zijn hoofdkwartier in Stuttgart, Duitsland, omdat geen enkele van de 54 Afrikaanse naties bereid was om het te huisvesten. De NAVO begon via AFRICOM te opereren op het Afrikaans continent.
Libië en het NAVO-kader voor Afrika
De NAVO-oorlog in Libië veranderde de dynamiek van de relatie tussen de Afrikaanse landen en het Westen. De Afrikaanse Unie was op haar hoede voor westerse militaire interventie in de regio. Op 10 maart 2011 richtte de Vrede en Veiligheidsraad van de AU een ‘High-Level ad hoc Comité voor Libië’ op. Tot de leden behoorden de toenmalige Voorzitter van de AU, dr. Jean Ping en de toenmalige staatshoofden van vijf Afrikaanse landen -de president van Mauritanië Mohamed Ould Abdel Aziz, de president van de Republiek Congo Denis Sassou Nguesso, de president van Mali Amadou Toumani Touré, de president van Zuid-Afrika Jacob Zuma en de president van Oeganda Yoweri Museveni- die niet lang na de totstandkoming van dit Comité geacht werden naar de Libische hoofdstad Tripoli te vliegen en te bemiddelen tussen de twee zijden van de Libische burgeroorlog. De Veiligheidsraad van de Verenigde Naties verhinderde echter dat deze missie toegang verkreeg tot het land.
Tijdens een vergadering in juni 2011 tussen het Ad hoc Comité voor Libië en de Verenigde Naties zei Oeganda’s toenmalige Permanente Vertegenwoordiger bij de Verenigde Naties, dr. Ruhakana Rugunda: “Het is onverstandig van bepaalde spelers om bedwelmd te geraken door technologische superioriteit en te beginnen denken dat alleen zij de loop van de menselijke geschiedenis kunnen veranderen in de richting van vrijheid voor de hele mensheid. In het bijzonder, zou geen enkele constellatie van staten moeten denken dat ze de hegemonie over Afrika kan recreëren”. Maar dat is precies wat de NAVO-staten zich beginnen in te beelden.
De chaos in Libië heeft een reeks catastrofale conflicten in gang gezet in Mali, het zuiden van Algerije en delen van Niger. Op de Franse militaire interventie in Mali vanaf 2013 volgde de creatie van de G5 Sahel, een politiek platform van de vijf Sahel-staten -Burkina Faso, Tsjaad, Mali, Mauritanië en Niger- en een militaire alliantie tussen dezelfde landen (met Frankrijk als beschermheer). In mei 2014 opende de NAVO een liaison-kantoor aan het AU hoofdkwartier in Addis Ababa.
Op de NAVO-top in Wales van september 2014 bespraken de alliantiepartners de problemen in de Sahel, wat leidde tot het ‘Readiness Action Plan‘, dat diende als “[de] motor van NAVO’s militaire aanpassing aan de veranderde en evoluerende veiligheidsomgeving”. In december 2014 evalueerden de ministers van Buitenlandse Zaken van de NAVO-landen de implementatie van het plan. Ze focusten zich op de “dreigingen die uitgaan van onze zuidelijke buurlanden in het Midden-Oosten en Noord-Afrika” en legden een kader vast om de bedreigingen en uitdagingen aan te pakken waarmee het Zuiden geconfronteerd wordt, aldus een rapport van de voormalige voorzitter van de Parlementaire Assemblee van de NAVO, Michael R. Turner.
Twee jaar later, in 2016, op de NAVO-top in Warschau, besloten de NAVO-leiders om hun samenwerking met de Afrikaanse Unie verder op te drijven. Ze “[verwelkomden] de robuuste militaire inzet van de geallieerden in de Sahel-Sahara regio.” Om dit engagement te verdiepen richtte de NAVO een ‘Afrikaanse Standby Macht’ op en begon met het trainen van officieren in Afrikaanse legers.
De beslissing van Mali om het Frans leger uit het land te zetten, is geworteld in een algemene gevoeligheid op het continent voor westerse militaire agressie.
Ondertussen is de recente beslissing van Mali om het Frans leger uit het land te zetten, geworteld in een algemene gevoeligheid op het continent voor westerse militaire agressie. Geen wonder dan dat veel van de grotere Afrikaanse landen Washingtons positie weigerden te volgen wat de oorlog in Oekraïne betreft. De helft van deze landen onthield zich of stemde tegen de VN-resolutie die Rusland veroordeelde (waaronder Algerije, Zuid-Afrika, Angola en Ethiopië). Het is veelzeggend dat de Zuid-Afrikaanse president Cyril Ramaphosa verklaarde dat zijn land “zich inzet voor het bevorderen van mensenrechten en fundamentele vrijheden, niet alleen voor onze eigen bevolking maar ook voor de volkeren van Palestina, de Westelijke Sahara, Afghanistan, Syrië en in Afrika en de wereld”.
De schande van de westerse -en NAVO’s- dwaasheden, waaronder wapendeals met Marokko die de Westelijke Sahara helpen overleveren aan het Noord-Afrikaanse koninkrijk, en de diplomatieke steun voor Israël terwijl het apartheid-regime ten opzichte van de Palestijnen onverminderd doorgaat, vormen een scherp contrast met de westerse verontwaardiging over de gebeurtenissen die plaatsvinden in Oekraïne. Bewijs van deze schijnheiligheid dient als een waarschuwing bij het lezen van de welwillende taal die door het Westen wordt gebruikt als het gaat om de uitbreiding van de NAVO naar Afrika.
Dit artikel verscheen eerder op Globetrotter. Vertaling en eerdere publicatie in het Nederlands door Vrede vzw.
Het meest recente boek van Vijay Prashad (samen met Noam Chomsky) is ‘The Withdrawal: Iraq, Libya, Afghanistan and the Fragility of US Power’ (New Press, augustus 2022). Later dit jaar verschijnt een vertaling van dat boek bij EPO.