De komende zondvloed
We praten nog steeds over klimaatverandering alsof het verre fictie is. Maar er is al lang een klimaatoorlog aan de gang. Deze wordt over CO2 gevoerd, maar ook over waarheid en schuldgevoelens.
(Door Tobias Haberkorn ©Tobias Haberkorn for ZEIT ONLINE (www.zeit.de) 07.11.2018 „The Coming Calamity“ Duitse versie hier vertaling globalinfo.nl (Donaties? Graag!) foto Dru cc/flickr)
De mens kan voor zichzelf zorgen, voor zijn familie, zijn vrienden, misschien zijn land. Maar blijkbaar niet voor zijn planeet. Klimaatverandering is te groot voor onze perceptie. Het is geen plotseling gevaar dat ons overvalt, maar een sluipend gevaar dat we al tientallen jaren kennen. Het is geen concrete, unieke gebeurtenis, maar een keten van dynamische processen. Het betekent niet alleen branden, overstromingen, mislukking van oogsten, klimaatvlucht; al die horrorscenario’s waarover we in de media lezen. Het betekent ook dat mooie weer buiten. “Het mooie laat zichzelf direct en individueel zien, het foute schuilt in het systeem”, schrijft de Amerikaanse kunstenaar Roni Horn over de paradox van onze tijd. Concreet bedoelt ze het weer. De eindeloze blauwe lucht van de zomer van 2018 toont hoe fout de wereld is.
Wanneer experts het hebben over de relatie tussen weer en klimaat, zeggen ze plichtmatig dingen als: We zijn er steeds zekerder van dat de kans op extreme gebeurtenissen met hogere gemiddelde mondiale temperaturen toeneemt. Het zou effectiever zijn, als ze zouden zeggen: De bosbrand bij Berlijn waarvan de rookgeur in de ochtenduren van 24 augustus 2018 duizenden Berlijnse burgers de politie deed bellen, werd uitsluitend veroorzaakt door de grote hoeveelheden koolstofdioxide die ieder van ons heeft veroorzaakt.
We voelen het nog niet
Duitsland verwacht geen tropische stormen. Zelfs nu met de droogste zomer sinds het begin van de metingen was er geen tekort aan drinkwater in Duitse gemeenten. De ergste gevolgen van klimaatverandering klinken daarom nog steeds voor ons als ficties of ver in het verschiet liggende realiteiten. Als je een beetje gruwelen wilt, kun je beginnen met deze bosbrandvideo uit het Hollywood-gebied en laat het YouTube-algoritme je in zijn karakteristieke overdrijvende logica zien hoe slecht het zou kunnen worden met het klimaat, of hoe slecht het eigenlijk al is. Overstroming, droogte en vlucht. Theoretisch is het allemaal bekend. Het wordt alleen nog niet zelf zo gevoeld.
De mismatch tussen leefwereld en mediaperceptie is het grootste probleem voor klimaatmobilisatie. Hoe groter, desastreuzer, bijbelser de catastrofe wordt weergegeven, des te dieper zinken de klimaatzondaars van de gematigde zones weg in hun ondervonden machteloosheid, wat in feite een klimaatpolitieke acedia is, een geriefelijke luiheid.
De Voorzorgsparadox
In zijn boek Facing Gaia (in de Nederlandse vertaling: Oog in Oog met Gaia, vert.) vat de Franse socioloog Bruno Latour deze verlamming van het rijkste deel van de mensheid die het minst wordt geraakt door de gevolgen van klimaatverandering samen in de voorzorgsparadox: je kind is verkouden of je auto maakt een verdacht geluid. Uit ervaring weet je dat het niet zo erg zal uitpakken, maar toch ga je naar de dokter of automonteur.
Het voorkomen van onwaarschijnlijke schade is het wezenlijke van voorzorg. Maar bij klimaatverandering gaat het andersom: jaar na jaar worden voorspellingen feiten. Als er een nieuwe draai gegeven wordt aan de opwarming van de aarde, dan is het gewoon dat alles nog sneller gaat dan gevreesd. Het poolijs verdwijnt nog dramatischer, de zeespiegel stijgt eerder dan verwacht. We kunnen zeker zijn van de schade – maar we nemen niet de maatregelen om deze te beperken.
Elke gebruikelijke aanpak die de klimaatverandering wil bestrijden door een verandering in individueel gedrag, stoot op het schaalprobleem: iedereen kan in zijn eentje van de zon genieten, maar het opgeven van vlees eten zou alleen het gehoopte klimaateffect hebben wanneer dat zich zou ontwikkelen tot een massabeweging. En omdat de vleesconsumptie wereldwijd blijft stijgen, vinden veel mensen het niet alleen moreel aanmatigend dat ze vanwege het klimaat van vlees zouden moeten afzien. Ze vinden ook de berekening erachter niet overtuigend.
Dat een ambitieus klimaatbeleid niet realistisch is, beweert ook de Amerikaanse regering. Donald Trump – of het deel van zijn staf dat voor het klimaatbeleid zorgt – ontkent niet langer de door de mens veroorzaakte opwarming van de aarde. Hij beweert alleen dat Amerikaanse maatregelen hoe dan ook niets kunnen doen. In september heeft het Amerikaanse ministerie van Transport een door Obama goedgekeurde emissiereductie voor de Amerikaanse auto-industrie geannuleerd omdat de aarde hoe dan ook met 3 tot 4 graden zou worden opgewarmd. Een paar duizend megaton Amerikaanse koolstofdioxide per jaar zou dan geen verschil maken.
Veel klimaatonderzoekers, zoals de paleoklimatoloog Gerald Haug van de ETH Zürich, zijn van mening dat 4 graden Celsius realistisch is – tenzij de geïndustrialiseerde landen zich in revolutionair tempo koolstofvrij maken (recentelijk is de uitstoot, ook in Duitsland weer gestegen), of dat er methoden gevonden worden om de grote hoeveelheden CO2 uit de atmosfeer te verwijderen. Dergelijke geo-engineeringmaatregelen worden aangekondigd voor het midden van de eeuw: geen enkel scenario waarin de mensheid “het gaat redden” kan het zonder hen doen. Hoe de zuivering van de lucht precies moet werken, is onduidelijk. Ondertussen is het meest betrouwbare bekende koolstofbindende middel – de beboste gebieden van de planeet – in 2018 in een recordtempo gekrompen.
De klimaatstudie, die dit jaar de meeste aandacht kreeg, was het zogenaamde Hothouse Earth Paper van een onderzoeksgroep onder leiding van de Amerikaanse chemicus en klimatoloog Will Steffen (Trajectories of the Earth System in the Antropocene: Steffen et al., 2018). Het gaat om klimatologische feedbacks die het broeikaseffect onherroepelijk zouden kunnen versnellen: bijvoorbeeld bij het ontdooien van permafrost bevrijdt methaan of wanneer de zonne-energie, die niet langer wordt weerkaatst door het poolijs, in de zee gaat zitten. Zelfs een opwarming van tussen 1,5 en 2 graden – een markering die waarschijnlijk tussen 2030 en 2050 bereikt wordt – zou dergelijke kantelelementen kunnen veroorzaken en de aarde naar een hete fase van tot aan 6 graden boven pre-industriële tijden kunnen brengen.
Op de vraag wat hij beschouwt als een effectieve strijd tegen de klimaatverandering, zegt de hoofdauteur van de Hothouse Earth Paper wat iedereen zegt die zich er serieus mee bezig houdt: de aarde zou uit de kapitalistische concurrentielogica om groei moeten treden, “uit de zogenaamde neoliberale economie“. De snelheid waarmee dat zou moeten gebeuren, vergelijkt Will Steffen met een oorlogseconomie (war footing).
Als de mensheid het broeikaseffect tot een beheersbaar niveau zou willen terugdringen, zou het geïndustrialiseerde noorden zich consequent moeten gedragen alsof het in oorlog zou zijn. De EU zou dan niet zoals onlangs gebeurde moeten ruziën of zij de CO2-uitstoot van Europese auto’s in de jaren 2020 met 30, 35 of 40 procent wil verminderen. Het zou verbrandingsmotoren zo snel mogelijk moeten verbieden. Het zou ook vleesconsumptie en vliegreizen moeten rantsoeneren, alle oude gebouwen in polystyreen moeten verpakken en mensen dwingen hun smartphones in te ruilen voor oude Nokia’s met een batterijlevensduur van één week.
De klimaatoorlog is al lang de gang
De klimaatoorlog, waarin de wereld al lang verwikkeld is, is anders dan alle andere. Ze wordt niet alleen asymmetrisch gevoerd, net als de vele regionale conflicten sinds het einde van de Koude Oorlog. De oorlog over opwarming is letterlijk atmosferisch en de atmosfeer verspreidt de agressie van broeikasgassen over ruimte en tijd. De frontlinie is zo voorspelbaar als het weer: men weet al jaren en decennia dat de temperatuur zal stijgen en dat er meer droogtes, stormen en overstromingen zullen zijn. Precies voorspellen waar, wanneer en met welk geweld de aanvallen plaatsvinden kan slechts enkele dagen of weken daarvoor gebeuren..
Waar bij deze oorlog de grootste agressors zich bevinden, was deze zomer te lezen in een episch New York Times-rapport: Losing Earth is de naam van het verhaal – als je het afdrukt, is het 96 pagina’s lang. De auteur Nathaniel Rich heeft nauwgezet uitgeplozen hoe sommige onderzoekers en beleidsadviseurs van de NASA aan het einde van de jaren zeventig heel goed begrepen dat het verbranden van fossiele brandstoffen de aarde in een nieuw hete periode zou brengen. Tussen 1979 en 1989 stonden de VS verschillende keren op het punt een klimaatomslag te initiëren. En de rest van de wereld, zou beschreef Rich het, zou daar in zijn meegetrokken.
Maar uiteindelijk werd alles wat de levensstijl en de economische suprematie van Amerika zou hebben ingeperkt door de olielobby en sommige republikeinse hardliners onder Reagan en Bush van tafel geveegd. toen begon de grootste desinformatiecampagne in de geschiedenis. In de persoon van president Trump is het post-feitelijke tijdperk misschien tot zichzelf gekomen. Maar het begon in de jaren tachtig met de ontkenning, de twijfel over en de afleiding van de klimaatverandering.
Iedereen is erbij betrokken
Het is een goedkoop en zelfingenomen om te schelden op de Amerikanen in het algemeen, en hun olie-industrie in het bijzonder. Misschien is het niet verkeerd, maar in 2018 is het ook niet genoeg. Toen Donald Trump vorig jaar aankondigde dat de VS zich zouden terugtrekken uit het Klimaatakkoord van Parijs, werd het terecht gezien als een belediging voor de 196 staten die het ondertekenden. Er wordt echter vergeten dat slechts een handvol landen momenteel aan de verbintenissen van Parijs voldoen: de Climate Action Tracker, een website die onder andere wordt gefinancierd door het Duitse ministerie van Milieu voor de evaluatie van het wereldwijde klimaatbeleid, somt zeven staten die voldoen aan beleid dat de opwarming van de aarde zou beperken tot 2 graden ten opzichte van pre-industriële tijden: Bhutan, Costa Rica, Ethiopië, Marokko, Gambia, de Filipijnen en India.
In een indrukwekkend speciaal rapport verklaarde het IPCC (International Climate Council) in september nogmaals dat zelfs bij 1,5 graden “vluchtelingenbewegingen van ongekende omvang en een extreme verslechtering van de veiligheidssituatie op aarde” te verwachten zijn. Alleen Marokko en Gambia – samen 37 miljoen inwoners – bevinden zich op een pad dat 1,5 graden opwarming realistisch doet lijken. Het opwarmingsbeleid van de EU ligt tussen de 2 en 3 graden. Zelfs als de EU haar meest ambitieuze beloften nakomt – wat zij op dit moment niet doet – bereikt haar gedrag een temperatuur waarbij het klimaat waarschijnlijk niet langer kan worden beheerst.
In die zin zijn de COP-klimaatconferenties, waarvan de volgende in december in Katowice plaatsvindt, ook slechts ten dele onderhandelingen over emissieprocenten, technologieën en tijdschema’s. Het feit dat staten doelen stellen op deze evenementen, waaraan ze hoe dan ook niet voldoen, versterkt de indruk dat de werkelijke plaats van klimaatverandering niet in het hier, vandaag en morgen is, maar in een fictief toekomstig universum. Onrealistische doelen zijn echter nog steeds beter dan helemaal geen doelen.
Het is veel waarschijnlijker dat er op klimaatconferenties wordt onderhandeld over wederzijdse erkenningsvoorwaarden: de vraag is niet langer alleen hoe toekomstige schade te beperken. De vraag is ook hoe degenen die de schade al hebben veroorzaakt en blijven veroorzaken, zich gedragen jegens degenen die het te verduren krijgen. Op welke compensatie kunnen mensen met klimaatschade hopen? Welke landen, steden, bevolkingsgroepen, levende wezens en biosystemen hebben recht op financiële, symbolische of op zijn minst morele genoegdoening? Als er een World Climate Court was, wie zou je dan mogen aanklagen, in het licht van de planetaire geschiedenis, om zo te zeggen, voor welk percentage van de ramp?
Het World Climate Court
Veel Europeanen en Amerikanen vonden de enthousiaste reacties van de afgevaardigden van het Mondiale Zuid op de akkoorden van Parijs misschien wat absurd: een overeenkomst die niemand politiek en juridisch bindt, die nog niet geratificeerd is en die op het eerste gezicht niets lijkt te doen, uit te leggen als een goedbedoelde, gedeelde intentie. Het gejuich van de landen in de Stille Oceaan op het resultaat was nog groter, de wereldgemeenschap wilde op zijn minst “streven” naar een begrenzing van 1,5 graden.
Maar zo’n zin bevat niets minder dan de impliciete erkenning van schuld in het geval dat de mensheid er niet in zal slagen. De verhouding van de toekomstige toegestane emissies waarover in Parijs werd onderhandeld – 20 procent van de toekomstige koolstofdioxide voor China, 18 voor de VS, enzovoort – is een sleutel voor wie de schuld moet krijgen. Dat de vertegenwoordigers van 195 landen het Special Report van het IPCC van september 2018 opnieuw formeel hebben goedgekeurd, is in dit verband niet onbelangrijk. Bijna alle regeringen in de wereld, inclusief die van de VS, bevestigen op zijn minst indirect dat ze de expertise van het IPCC als waar beschouwen. Geen van hen zal later kunnen zeggen dat zij de feiten niet kenden.
Pessimisme is saai
Dus wat is er nog te hopen of wat moet er gedaan worden? Psychologisch fataal zou het zijn om je over te geven aan de logica van nieuwe klimaatstudies, rapporten en voorspellingen. Aan de ene kant onthullen ze nieuwe risico’s en onderstrepen ze de oproep dat de mensheid snel en revolutionair moet handelen. Aan de andere kant verminderen ze de hoop juist vanwege deze scherpte. Bij de oude berekeningen waren we al te traag voor het doel van 2 graden – en nu zou de klimaatverandering ook nog eens vanzelf versnellen?
Dat een ambitieus klimaatbeleid logistiek gezien moeilijk en maatschappelijk onbereikbaar is, is in wezen de houding van de FDP, SPD, Unie, AfD en links in alle zaken die te maken hebben met de Duitse auto of de Duitse kolen. Er is nauwelijks verschil met de argumenten van John Sununu, de stafchef van president George Bush, om in de zomer van 1989 definitief te voorkomen dat de VS actie zouden ondernemen tegen klimaatverandering, volgens Nathaniel Rich’s Losing Earth. Aan de positie van tegenstanders en vertragers is sindsdien nauwelijks iets veranderd, maar wel heeft de mensheid sindsdien meer koolstofdioxide vrijgemaakt dan in de honderdduizenden jaren daarvoor.
Wie het nu opgeeft, vergeet hoe snel het in de geschiedenis van de mensheid af en toe is gegaan. Oorlogseconomieën zijn er veel geweest en mensen wisten zich aan te passen. Dat een ancien régime instort – in dit revolutionaire vocabulaire spreekt Bruno Latour over de hedendaagse wereld -, merken de heersers en de massa altijd alleen pas wanneer het echt gebeurt. Dat niemand kan weten hoe de wereld er uit ziet na de revolutie, zit in de aard van de geschiedenis. In een van de mooiste teksten tegen klimaatpessimisme vergelijkt auteur Rebecca Solnit hedendaagse klimaatactivisten met de abolitionisten van de slavernij in de 19e eeuw of de dissidenten in de Sovjet-goelag. (Het stuk verscheen ook bij globalinfo in vertaling, vert) Iedereen die zich inzet voor voor het het goede, doet dat niet omdat hij of zij gelooft dat het zal werken. Z/Hij doet het omdat het goed is. Ethisch handelen hoeft niet schaalbaar te zijn om ethisch verantwoord te zijn.
(Onder het originele stuk op de website van Zeit wordt driftig gediscussieerd. Er staan al meer dan 1600 commentaren https://www.zeit.de/kultur/2018-10/klimawandel-schuld-anerkennung-klimakrieg-weltklimakonferenz#comments)