Ga naar de inhoud

Crises vergelijken: 1929 met 2008 en de komende crisis

De zakelijke pers en de mainstream-pers publiceerde deze maand, september 2018, op zijn tiende verjaardag talrijke verslagen van de financiële crash van 2008. Deze maand is de aandacht gericht op de crash van de investeringsbank Lehman Brothers die tien jaar geleden de implosie van het alge­me­ne financiële systeem in de VS en wereldwijd heeft versneld. Volgende maand, oktober, zullen we ongetwijfeld meer horen over de crash toen deze zich verspreidde naar de gigantische verzekerings­maatschappij AIG en naar andere makelaars (Merrill Lynch), naar middelgrote banken (Washington Mutual), naar de financiële ‘armen’ van de autobedrijven (GMAC) en de grote conglomeraten (GE Credit), tot de ’te groot om failliet te gaan’ banken zoals Bank of America en Citigroup en verder. Deze ‘rapporten’ hebben echter typisch een verhalend karakter en bieden weinig diepgaande histo­rische en theoretische analyse.

21 min leestijd
jenga

(Door Dr. Jack Rasmus (zie hier het Engelstalige origineel) vertaling H. van Maasakker, en u kunt natuurlijk donateur van deze website worden)

Parallellen & vergelijkingen 1929 en 2008

Er wordt vaak gezegd dat de aanvankelijke maanden van de crash van 2008-09 de Amerikaanse economie op een traject van instorting deed zetten dat griezelig lijkt op dat van 1929-30. Het banenverlies was gemiddeld 1 miljoen per maand van oktober 2008 tot maart 2009. Men zou daar­om kunnen denken dat mainstream economen de twee tijdsperiodes nauwlettend in de gaten zou­den houden, dus 1929-30 en 2008-09 – om soortgelijke patronen of oorzaken vast te stellen. Of een diepgaande analyse van de perioden die onmiddellijk voorafgaan aan 1929 en 2008 om te zien welke overeenkomsten de overhand hadden. Maar dat hebben ze niet.

Wat we na 2009 kregen van het economische establishment, was simpelweg een verklaring dat de crash in 2008-09 een ‘grote recessie’ was, en geen ‘normale’ recessie zoals die zich in de periode 1947 tot 2007 in de VS had voorgedaan. Maar ze bieden geen kwantitatieve of kwalitatieve ver­dui­delijking van wat een ‘grote’ en ‘normale’ recessie onderscheidde. Paul Krugman bedacht de term ‘grote’, maar legde toen niet uit hoe groot anders was dan normaal. Het was op de een of andere manier slechter dan een normale recessie en niet zo erg als een bonafide depressie. Maar dat is slechts economische analyse door bijwoorden.

Het zou belangrijk zijn om een ​​betere, meer gedetailleerde uitleg te geven van 1929 versus 2008, aangezien de crash van 1929-30 uiteindelijk leidde tot een bonafide ‘grote depressie’ toen de Ame­rikaanse economie verder en dieper achteruitging van oktober 1929 tot de zomer van 1933, aange­dreven door een reeks van vier bankineenstortingen van eind 1930 tot en met lente 1933 na de eerste beurscrash van oktober 1929. In tegenstelling hiermee vlakte de financiële crash van 2008-09 zich na medio 2009 af.

Een andere overeenkomst tussen 1929 en 2008 was de stagnatie van de Amerikaanse economie in 1933-34, die noch krachtig herstelde, noch verder instortte, en de Amerikaanse economie die even­eens van 2009-12 stagneerde. Na zijn aantreden in maart 1933 introduceerde president Roosevelt een pro-business herstelprogramma, 1933-34, gericht op het verhogen van de goederenprijzen, plus een massale bail-out van de banken. Dat reddingsplan stopte de verdere financiële instorting maar genereerde niet veel echt economisch herstel. Op dezelfde manier redde Obama de banken (in feite de Federal Reserve) in 2009, maar zijn herstelprogramma van 2009-10, ongeveer zoals Roosevelts 1933-34, genereerde evenmin echt economisch herstel.

Na de mislukte op het bedrijfsleven gerichte herstelprogramma’s, beginnen de verschillen tussen Roosevelt en Obama zichtbaar te worden. Roosevelt verschoof tijdens de tussentijdse verkiezingen van 1934 het beleid naar de veelbelovende introductie van de New Deal-programma’s. De economie herstelde tussen 1935-37 robuust. In tegenstelling daarmee bleef Obama koers houden en ver­dub­belde in 2010 zijn op het bedrijfsleven gerichte herstelprogramma. Hij zorgde voor meer dan $ 800 miljard dollar aan verlagingen van bedrijfsbelastingen, die in augustus 2011 met 1 biljoen dollar aan be­zuinigingsprogramma’s door de rest van ons werden betaald.

Niet verrassend, in tegenstelling tot de ‘New Deal’ van Roosevelt, die de economie vanaf 1935 na de tussentijdse periodes aanzienlijk deed groeien, zorgde Obama’s ‘Phony Deal’-herstel van 2009-11 ervoor dat de Amerikaanse reële economie na 2009 bleef stagneren.

De historische vergelijkingen suggereren dat zowel de grote depressie van 1929-33 (een fase van onafgebroken ineenstorting) als de zogenaamde ‘grote’ recessie van 2008-09 interessante overeen­komsten vertonen. Zowel de beginperiode van de depressie in de jaren 1930 – oktober 1929 tot en met de herfst van 1930 – als de periode van ongeveer negen maanden van oktober september 2008 tot en met mei 2009 lijken sterk op elkaar: een financiële crash leidde in beide gevallen tot een dra­matische opvolging van de ineenstorting van de reële economie en werkgelegenheid.

Maar de crash van 1929 gaat verder, met nog eens vier jaar verdieping, terwijl de crash na 2009 het afvlakt in termen van economische achteruitgang. Daarna leidde een soortgelijk pro-bedrijfsleven subsidiebeleid (1933-34) en (2009-11) tot een vergelijkbare periode van stagnatie. Obama zet het pro-businessbeleid en de stagnatie voort, terwijl Roosevelt zich afkeert van dit beleid en zich con­centreert op de New Deal om banen, lonen en gezinsinkomens te herstellen en het herstel te ver­snellen. In tegenstelling tot Roosevelt die fiscale uitgaven stimuleert die gericht zijn op het inkomen van huishoudens, richt Obama zich op verder verlaging van de bedrijfskosten – d.w.z. nog eens 1,7 biljoen dollar (800 miljard dollar december 2010 plus nog eens 900 miljard dollar in het verlengen van de belastingverlagingen van George W. Bush met nog eens twee jaar), waarna de sociale pro­gramma’s in augustus 2011 met 1 biljoen dollar werden verlaagd om de verlagingen van de be­drijfs­belastingen voor 2010-2011 te betalen.

De beleidsvergelijkingen in verband met het herstel en niet-herstel zijn duidelijk bepalend voor de vergelijkende uitkomsten van 1935-37 en 2010-11, evenals de vergelijkingen van de bedrijfsgerichte strategieën 1933-34 en 2009-10 die resulteerden in stagnerende herstelperiodes. Maar de politieke uitkomsten van de beleidsverschillen zijn bijzonder uiteenlopend en interessant.

Niet minder interessant zijn de politieke gevolgen voor de Democratische Partij.

Roosevelts 1934 campagne die in het teken stond van de belofte van een New Deal, leidde ertoe dat de Democraten het Amerikaanse congres nog verder domineerden dan in 1932. Ze kregen zoveel zetels in 1934 zodat ze in 1935 de New Deal die Roosevelt had voorgesteld konden doorvoeren ondanks Republikeinse oppositie. Daarentegen behield en verdiepte Obama zelfs nog meer zijn pro-businessprogramma’s vóór de tussentijdse verkiezingen van 2010, wat ertoe leidde dat de Democraten tijdens de tussen­tijdse verkiezingen van 2010 een groot verlies leden in het Congres. Daarna, werden de Democraten belemmerd door een Republikeins Huis en een Senaat die alles blokkeerden. Obama bleef deson­danks tegemoetkomen aan en vroeg om een ​​compromis met de Republikeinen, maar de Republi­keinen bleven ieder voorstel blokkeren.

Obama pleitte in 2012 voor nog een kans van de Amerikaanse kiezers en zij gaven het hem. Het resultaat was meer van hetzelfde van naïeve verzoeken om een compromis, afwijzing en een aanhoudende stagnatie van de Amerikaanse economie. Republikeinen zorgden intussen dat hun controle over de staat, de gouverneurschappen op lokaal niveau, wetgevers en lokale rechtspraak toenam gedurende de hele Obama-periode. Het uiteindelijke gevolg van dit alles was Trump in 2016, toen de Obama-democraten meer van hetzelfde beloofden in de 2016 presidentsverkiezingen. We weten wat er daarna gebeurde.

Gevolgen voor Amerikaanse tussentijdse verkiezingen in 2018.

Als er weer een tussentijdse verkiezing plaatsvindt, november 2018, worden we opnieuw overspoeld met mainstream media-projecties van een ‘blauwe (democraten) golf’ die eraan komt. Maar zij zijn vandaag dezelfde opiniepeilers van dezelfde media die in oktober 2016 verkondigden dat Trump slechts 15% kans had om de verkiezingen van 2016 te winnen. Wat is er veranderd dat we de opiniepeilingen, de media en de Democraten deze keer opnieuw geloven dat de Democraten de grote voorsprong hebben?

Toegegeven, er zijn een paar opmerkelijke progressieve overwinningen geweest in solide, zeer stedelijke kiesdistricten. Maar dit hoeft niet noodzakelijk hun optimistische projecties te garanderen. Een waarschijnlijk grotere opkomst bij de kiezers in deze stedelijke congresdistricten moet worden afgewogen tegen de voortdurende inspanningen van de Republikeinen en Trump om miljoenen van hun stemrechten te ontkennen, de voortdurende verkiezingscampagne realiteit van door de republi­keinen geleide gouver­neurs en wetgevende macht, en de massale geldmachine van ultrarechtse vleugel miljardairs zoals de gebroeders Koch, de Mercers, de Adelmans en andere radicaal-rechtse miljardairfamilies achter Trump die nu aangezet wordt om een muur van geld te bieden aan de aanhangers van Trump die wensen gekozen te worden. En laten we niet de miljoenen nep religieus-morele Amerikanen vergeten die Trump steunen, ongeacht zijn vrouwenhaat, racisme, aanvallen op de pers en immigranten, of zijn duidelijke minachting voor de zelfs beperkte democratische instel­lingen en precedenten die vandaag de dag nog nauwelijks overheersen in de VS. Zoals Duitsers die van Hitler hielden, maar niet noodzakelijkerwijs de filosofie van de nazi’s, zullen ze hem over elke hindernis volgen.

Zullen nu miljoenen blijken te hebben gestemd in 2018 toen ze dit niet deden in 2016? Wat hebben Democraten deze keer beloofd aan hen te geloven? Waarom zouden ze denken dat de Democraten nu anders zijn? Zullen Latino’s en Spaans sprekenden terugkeren terwijl de Democraten nog terug moesten komen op hun belofte om geen goedkeuring te geven aan de uitbreiding van het schulden­plafond? Misschien zullen een aantal vrouwen en professionals die de capriolen en de vrouwenhaat van Trump beu zijn, kunnen terugkomen om op de Democraten te stemmen. Misschien een aantal vakbondsmedewerkers in het Middenwesten, die niet op Hillary in 2016 stemden en die nu terug­ keren naar de Democraten. Maar is dat genoeg?

Wat zal het publiek denken en voelen als Trump en zijn nu omgezette radicale Republikeinse partij de controle over het Huis en de Senaat nog twee jaar behouden? Ze zijn verteld over de komende ‘blauwe golf’. Maar wat als die golf verdwijnt op de ‘reactionaire kust’ die zich nu al tientallen jaren in Amerika zich aan het uitbreiden is? Wat zal het anti-Trump kamp doen? Zeg ‘Ok, laten we het op-nieuw proberen in 2020’? En gaat u verder gedemoraliseerd weg?

Het tegenovergestelde resultaat in November – een nederlaag voor Trump in het Huis – zal een soort­gelijke ‘schok’ hebben voor het publieke bewustzijn, alleen deze keer aan de rechterkant. Wat doet extreemrechts als het lijkt alsof de Democraten het Huis winnen en de afzettingsprocedure van Trump aankondigen? Trump’s 30% van de kiezers zijn alleen aan hem verplicht – en niet aan de res­terende, beperkte democratische instellingen van Amerika. Hij kan geen kwaad doen, ook al be­te­kent dit de ontmanteling van de overblijfselen van de democratie in Amerika.

Mocht Trump het Huis verliezen en geconfronteerd worden met de dreiging van beschuldiging, of zelfs een aanklacht ingediend door speciaal aanklager Mueller, dan zal radicaal rechts mobiliseren aan de basis. Bannon en zijn soort, gevoed door het geld van de Mercers et. al., kan heel goed over­gaan tot populaire rechtse massale protesten en demonstraties. Zij zullen de Democraten en anderen willen ‘waarschuwen’ om voorzichtig te zijn in de richting van afzetting of geconfronteerd te worden met de komst van een proto-burgeroorlog in het land. Zo zullen hiermede dreigen of er werkelijk toe overgaan.

Het verbinden van Trump met, zijn rijke donateurs en het loslaten van de aanhangers van de Trump-aanhangers in een echte straatbeweging, betekent een nieuwe stap in de richting van een Ameri­kaans fascistisch fenomeen. We zijn er nog niet. Trump is geen fascist. Hem hiervan nu al beschul­digen, zoals een deel van de progressieve links doet, is als het huilen van de ‘wolf’ voordat het daad­werkelijk verschijnt’. Als en wanneer het verschijnt, wat moet de echte wolf dan worden genoemd?

Alhoewel Trump geen fascist is, heeft hij duidelijk neigingen naar tirannie en dictatuur: hij beschouwt zichzelf duidelijk als boven de wet staand (definitie van Tyrant), omdat hij al heeft verklaard dat hij zichzelf zou vergeven als hij wordt aangeklaagd. En hij identificeert zich duidelijk met, en is gek op andere, autoritaire sterke mannen zoals Kim, Duterte en anderen die heersen door dictaat. Tijdens een crisisperiode Trump bestuur kan worden verwacht om ’te regeren door een uitvoeringsbevel’, met de toestemming van het Congres misschien. Maar hij is nog geen fascist (zoals zoveel progres­sieven ten onrechte verklaren). Daarvoor heeft hij een beweging op straat nodig. Bannon, de Mercers en vrienden kunnen hem dit geven op het moment dat hij in feite wordt afgezet.

Die straatbeweging is misschien voldoende om de schuwe liberalen en Democraten in het Congres te laten schrikken in alles, behalve in praten als ze het Huis in november zouden winnen. De leiders van de Democraten zullen waarschijnlijk weer terugkomen op hun schreden als Trump-Bannon de straat op gaat. Daarom zullen de Democraten, als ze het huis winnen, alleen maar praten en geen actie on­der­ne­men. In plaats daarvan horen we de echte boodschap, de echte strategie: “voltooi de anti-Trump-verandering door een Democraat-president te kiezen in 2020.” Evenals, als Trump en de rechtse grass roots-bewegingen zullen de Democraten proberen alle onvrede te kanaliseren in hun herverkiezing. Trump besteedt het grootste deel van zijn tijd aan rally’s in het veld. Obama zat op zijn kont in het Witte Huis en werd zelden gezien of gehoord.

Maar is dat niet het probleem van de afgelopen decennia geweest? Republikeinen sluiten aan bij de Teaparty, gaan voor de jongleur, laten de politieke demonen in Amerika los, die altijd onder de oppervlakte aanwezig zijn, mobiliseren rechtse geldzakken, verdraaien wat overblijft van democra­tische instellingen, blokkeren en belemmeren alle progressieve wetgeving, en ‘kick ass and take names’ van de Democraten’ die schuchter reageren, die proberen te spelen volgens de oude regels, zich houden aan het 2 partijenstelsel tot in het oneindige en zich voortdurend terugtrekken in het gezicht van de aanval van de rechtse vleugel.

Met meer dan 100 van haar Democratische Nationale Commissie, DNC, samengesteld uit zakelijke CEO’s en zakelijke lobbyisten, is er weinig kans dat de Democratische Partij echt rechtstreeks tegen­over Trump en zijn volgelingen staat. Mochten de Democraten het Huis zelfs winnen in november, dan zal het vooral gaan over beschuldigingen en symbolische zetten voor de media, terwijl het onge­noegen zal worden gekanaliseerd in het kiezen van nog meer Democraten in 2020 als de echte stra­te­gie. Ondertussen blijven Trump en het radicaal rechts defensief mobiliseren – wetge­vend, finan­cieel en aan de basis op steeds meer confronterende manieren.

Kort samengevat: 1929 gaf ons Roosevelt en de ‘New Deal’. 2008 gaf ons Obama en een ‘Phony Deal’. De tussentijdse verkiezingen van 2018 en de volgende financiële crisis, die niet meer dan 2-3 jaar van ons verwijderd is, kunnen ons de ‘laatste deal’ van Trump opleveren.

Of Trump november overleeft en zijn nu getransformeerde Republikeinse partij hem blijft bescher­men en steunen in zijn verder radicalisering van zijn politiek of de Democraten het Huis overnemen en beginnen met praten over afzettingsprocedures – het resultaat zal in beide gevallen opnieuw het schokkeren van het publieke bewustzijn vanuit de heersende modus zijn, zoals dat gebeurde in november 2016. Hoe dan ook, de komende twee jaar zullen ongetwijfeld politiek onrustiger en eco­no­mischer instabieler blijken dan de vorige twee jaar.

De volgende Financiële Crisis

De volgende financiële crisis – en daaropvolgende ernstige krimp van de reële economie – is onver­mijdelijk. En het is dichterbij dan velen denken, gebiologeerd door het gepraat van een robuuste Amerikaanse economie waarvan alleen de top 10% profiteert en niet de rest. Waarom zo snel?

Het antwoord op die vraag zal niet worden gegeven door de reguliere economie. Ze hebben het te druk met het inluiden van de huidige economische expansie in de VS – die in hoge mate wordt over­schat door het bbp en andere gegevens en die niet de fundamentele krachten weergeven die ten grondslag liggen aan de huidige Amerikaanse en wereldeconomie, een wereldeconomie die steeds instabieler wordt en dus vatbaarder wordt voor een volgende, grote financiële crisis.

De krachten die leidden tot de bankcrash in 2008 waren geassocieerd met vastgoedbubbels (VS en wereldwijd) en de derivatenmarkten waardoor de bubbels konden uitdijen naar onhoudbare niveaus, derivaten die vervolgens de ‘algemene besmetting’ over de mondiale financiële markten in het ver-spreid­den en versnelden zodra de vastgoedbubbels begonnen in te storten.

De crash van 2008 was dus niet zomaar een subprime huisvestingscrisis, zoals de meeste economen verklaren. Het was net zo veel, misschien nog meer, een derivaten, financiële activa (MBS, CMB’s, CDO’s, CDS’s, enz.) crisis. Fundamenteler dan een instorting van de prijzen van subprime hypotheken, en zelfs derivaten daarna, was in 2008 een crisis van overmatige kredietwaardigheid en schulden­cre­a­tie waardoor de hausse in subprime hypotheken en derivaten escaleerde tot bubbel-proporties.

Maar subprimes en derivaten waren nog steeds het uiterlijk, de symptomen van de crisis. Nog funda­menteler, de crash van 2008 had zijn meest elementaire oorsprong in de massale liquiditeitsinjecties door de centrale banken, geleid door de Amerikaanse Fed, die plaatsvond vanaf het midden van de jaren tachtig tot heden. De enorme liquiditeit zorgde voor goedkoop krediet dat de overtollige schuld voedde die in 2008 naar subprimes en derivaten vloeide (en eerder naar de technische aandelen in 1998-2000 en daarvoor in Aziatische valuta’s (1996-97) en naar Japanse banken en financiële mark­ten en Amerikaanse rommelobligaties en besparingen & leningen in de jaren tachtig, enzovoort).

Overmatige schuldopbouw is echter niet de enige oorzaak van financiële crises. Het is een onder­steunende voorwaarde. Het is in de eerste plaats de overtollige liquiditeit en kredietwaardigheid die schuld mogelijk maakt. Die liquiditeit-krediet-schuld-opbouw is wat zich heeft voorgedaan in het decennium van de jaren 20 in de aanloop naar de beurscrash van oktober 1929. Dit is wat gebeurde in de decennia voorafgaande aan 2008, vooral na de escalatie van financiële derivaten in de jaren negentig.

Buitensporige schulden scheppen de voorwaarden voor de crisis, maar de ineenstorting van de prijzen van financiële activa is de oorzaak van de crisis, aangezien de opgebouwde buitensporige schulden niet kunnen worden terugbetaald (dat wil zeggen dat de noodzakelijke hoofdsom en rente­betalingen niet kunnen worden betaald). Dus als liquiditeit de schuldenbrandstof levert voor de crisis, is het de ineenstorting van de prijzen van de financiële activa dat de vuurzee op gang brengt.

De instorting van de aandelenkoersen in oktober 1929 zorgde voor de opeenvolgende vier bank­-crashes van 1930-33. De ineenstorting van de vastgoedprijzen (residentiële subprime en ook com­merciële) in 2006-07 heeft de ineenstorting van de investeringsbanken in 2008 versneld, die daarna snel oversloeg naar andere financiële instellingen (makelaars, verzekeringsmaatschappijen, beleg­gingsfondsen, autofinancieringsmaatschappijen, enz.) nadat de investeringsbank van Lehman Brothers in september 2008 was ingestort.

Vandaag hebben we in 2018 een aanhoudende versnelde schuldopbouw sinds 2008. Zoals geschat door de Bank of International Settlements (BIS) in Genève, Zwitserland, is de totale Amerikaanse schuld gestegen van ongeveer 50 biljoen dollar in 2008 naar 70 biljoen dollar eind 2017. De meer­derheid hiervan is bedrijfsschuld en met name niet-financiële bedrijfsschulden. Dat is anders dan in 2008 toen het zich concentreerde op hypotheekschuld. Het is ook potentieel gevaarlijker.

De Amerikaanse regering heeft sinds 2008 ook haar federale schuld verhoogd met biljoenen, omdat het bleef lenen bij investeerders wereldwijd om de belastingen op bedrijfsinvesteringen te verlagen en de escalatie van oorlogsuitgaven sinds 2008 te ‘financieren’. De Amerikaanse schuld van huis­hou­dens steeg ook verder na 2008, aangezien het gebrek aan reële loon- en inkomensgroei over het decennium na 2008 heeft geleid tot 1,5 biljoen dollar studentenschuld, 1 biljoen dollar plus in auto- en creditcardschulden en 7- 8 biljoen dollar meer in hypotheekschuld. Wereldwijd is de niet-finan­ciële bedrijfsschuld volgens de BIS ook het belangrijkste element geweest voor het versnellen van de wereldwijde schuldniveaus – vooral het lenen in dollars van Amerikaanse banken en investeerders (d.w.z. dollarschuld) door opkomende markteconomieën, evenals bedrijfsschulden in China uitge­geven om staatsondernemingen te behouden en lokale bouwconstructies te financieren.

Dus de schuldaccumulatie is sinds 2008 onverminderd doorgegaan als probleem en is zelfs versneld. Financiële activa-bubbels zijn wereldwijd als resultaat verschenen – niet in de laatste plaats de hui­di­ge zeepbel in Amerikaanse aandelen. Dit keer zijn het geen vastgoedhypotheken. Het zijn de niet-finan­ciële bedrijfsschulden en de ondernemingsschulden die de waarschijnlijke plaats zijn voor de volgende crisis, zowel in de VS als wereldwijd of beide.

Sinds 2008 zijn de Amerikaanse en mondiale schuldenzeepbellen opnieuw aangewakkerd – zoals in de jaren 1920 en na 1985 door de overliquiditeit die werd verschaft door de Amerikaanse centrale bank en andere centrale banken in de geavanceerde economieën. De centrale bank, de Fed, alleen al heeft tussen 2009 en 2016 Amerikaanse banken en investeerders gesubsidieerd ter waarde van 6 biljoen dollar als gevolg van het QE (kwantitatieve verruiming) en een bijna-nul rentebeleid.

Sinds 2008 hebben buitensporige en aanhoudende lage rentetarieven voor investeerders en be­drijven gezorgd voor minstens 1 triljoen dollar per jaar aan opbouw van ondernemingsschulden, ten gevolge van de versnelde uitgaven aan bedrijfsobligaties ten gevolge van ultragoedkoop Fed-geld. Het makkelijke geld heeft talloze Amerikaanse malafide bedrijven met junkstatus in staat gesteld om het afgelopen decennium te overleven, omdat ze schulden op schulden opstapelden om oude schul­den te betalen. Goedkoop geld heeft ook de buy-backs van bedrijfsaandelen aangewakkerd en de uitkering van dividend aan investeerders die teruggesluisd zijn naar stijgende aandelenkoersen en zeepbellen. Ook de stijging van de ondernemingswinsten tussen 2008 en 2017 hebben geleid tot record buy-backs en dividenduitkeringen aan aandeelhouders.

Meest recent, in 2017-18, is de subsidiëringslocus verschoven naar belastingverlagingen van Trump die de Amerikaanse winsten kunstmatig met nog eens 20% en meer hebben opgestuwd. Aangezien de gegevens in 2018 zijn begonnen, wordt het grootste deel daarvan nu weer teruggeploegd voor stockback-ups en dividenduitkeringen – dit jaar is dit in totaal meer dan 1,4 biljoen dollar, na zes jaar van al 1 biljoen dollar per jaar aan terugkopen van aandelen en uitbetalingen van dividenden. Dat is meer dan 7 biljoen dollar in de verdeling door het Amerikaanse bedrijfsleven in het terugkopen van
aandelen en het uitkeren van dividenden aan haar rijke aandeelhouders.

Waar is de berg geld die investeerders hebben verkregen naartoe gegaan? Zeker niet in het verhogen van de lonen voor werknemers. Zeker niet om meer belasting te betalen aan de overheid. Het is om-geleidt naar de financiële markten in de VS en wereldwijd – aandelen, obligaties, derivaten, valuta, onroerend goed, enz. – in fusies en overnames in de VS, of gewoon opgepot op de balans in afwach­ting van de naderende volgende crisis. Of verstuurd naar opkomende markten (financiële markten, fusies en overnames, joint ventures, uitbreiding van de productie, enz.) Toen deze markten tussen 2010-2016 in volle bloei waren.

Dus waar zullen de financiële activaprijzen beginnen in te storten in de vele bubbels die tot nu toe wereldwijd en in de VS zijn gecreëerd – en daarmee de volgende financiële crisis opnieuw versnellen? De BIS heeft gewaarschuwd voor Amerikaanse junk bonds en leveraged loan markets. Pas op voor de nieuwe derivaten die de oude ‘subprimes’ en CDS’s vervangen, d.w.z. de Exchange Traded Funds, ETF’s, passieve indexfondsen, dark pools, enz. Kijk ook naar de Amerikaanse aandelenmarkten die reageren op Amerikaanse politieke gebeurtenissen, tot een echte handelsoorlog met China mis­schien in 2019, een aanhoudende ineenstorting van opkomende markteconomieën en hun valuta’s, of een crisis in de terugbetaling van niet-renderende bankleningen in Italië, India en elders, of een financiële crash van de Britse economie in de nasleep van een ‘harde’ Brexit volgend voorjaar, of Aziatische economieën die inkrimpen als gevolg van een tragere Chinese devaluatie, of aan een nog ongeziene ontwikkeling. Ineenstortende prijzen in een van bovenstaande, zijn mogelijk de oorzaak van de volgende financiële activa crash die zich zal verspreiden door de besmetting met derivaten op de wereldwijde financiële markten. En de nog grotere schuldenaccumulaties die sinds 2008 zijn op­ge­bouwd, kunnen de uiteindelijke prijsdeflatie nog sneller en dieper maken. En de nieuwe derivaten kunnen de versnelde besmetting over de markten doen versnellen.

Het financiële ‘aanmaakhout’ is er. Het enige wat nu nodig is, is een vonk om het vlam te doen vatten. De volgende financiële crisis komt eraan. Het laatste decennium, 2008-18, is griezelig vergelijkbaar met de periodes 1921-1929 en 1996-2007.

Alleen nu zal de aankomende financiële crisis samenvallen met de VS uitdagende buitenlandse  con­cur­renten en voormalige bondgenoten, terwijl het probeert zijn aandeel in de vertragende wereld­handel te behouden; met een Amerikaanse economie die huishoudens een decennium economisch heeft verwoest; met een enorme Amerikaanse federale schuld nu 21 triljoen dollar en die gaat naar 33 biljoen dollar als gevolg van Trump’s belastingverlagingen; met een Amerikaanse crisis in pen­sioen­­inkomen, in de toegang tot gezondheidszorg en kosten en een afbrokkelend onderwijssysteem; met een economie die alleen laagbetaalde en meestal voorwaardelijke dienstenbanen heeft gecre­ëerd; met een vrijwel vernietigde vakbeweging; met een grote door Pharma geïnitieerde, opioïde crisis waarbij meer Amerikanen per jaar worden gedood dan tijdens de gehele oorlog van 9 jaar in Vietnam; met een cultuur die 40.000 van zijn burgers in een jaar toestaat gedood door wapens te worden gedood en niets doen; met een interne transformatie en terugtrekking van de twee gevestig­de politieke partijen; en met een Trump en rechts radicale beweging in opkomst en klaar om de straat in te nemen om zichzelf te verdedigen.

Dr. Rasmus blogt op jackrasmus.com (Voor een meer gedetailleerde analyse van de overeenkomsten en verschillen tussen 1929 en 2008, en hoe Roosevelt en Obama de crisis anders behandelden, lees dit gedeelte in Dr. Rasmus’ boek uit 2010, ‘Epic Recession: Prelude to Global Depression’, Pluto books, nu gepost op zijn website, http://kyklosproductions.com).