Corona: werkers op dun ijs
De Corona-crisis laat zien dat de meeste mensen in een kapitalistische samenleving van hand in de tand leven …
(Door Björn Hendrig, inclusief illustratie afkomstig van Telepolis/Heise.de die toestemming hebben gegeven tot vertalen, vertaling globalinfo.nl)
Duitsland is een van de rijkste landen ter wereld. De economie genereert miljardenwinsten, de staat profiteert van de bijbehorende omvangrijke belastingopbrengsten. Sinds het openbare leven door de Corona Pandemie tot een minimum is gereduceerd, werkt deze symbiose niet meer. Bedrijven, middelgrote bedrijven, familiebedrijven, detailhandelaren – ze worden met faillissement bedreigd, ook al kunnen ze nog maar een paar weken geen normale zaken doen.
Als gevolg daarvan worden steeds meer werknemers ontslagen of gedwongen tot werktijdverkorting. Nu verlangt iedereen naar de tijd “voor Corona”, toen alles nog goed was. Echt waar? Hoe rijk waren de mensen daarvoor, die elke maand afhankelijk waren van een inkomen om zich te kunnen redden? En die nu, nu hun inkomsten uitblijven, met niets overblijven?
Vakbond IG Metall is gealarmeerd door het Corona-effect:
Miljoenen collega’s zullen de komende weken te maken krijgen met arbeidstijdverkorting. Werknemers zullen dan van de ene dag op de andere tot 40 procent van hun netto-inkomsten moeten inleveren. Dat is niet genoeg om de huur en de dagelijkse kosten te dekken. (…) In deze situatie heeft de regering besloten dat de werkgevers niet alleen hun bijdragen, maar ook de socialezekerheidsbijdragen voor de werknemers in geval van arbeidstijdverkorting vergoed krijgen. Dit is zeer onrechtvaardig en moet worden gecorrigeerd. Wij zeggen: De vergoede werknemersbijdragen zijn eigendom van de werknemers en moeten worden gebruikt om de inkomsten na werktijdverkorting te verhogen tot ten minste 80 procent. IG Metall
Prestaties worden alleen beloond als ze de moeite waard zijn – voor de werkgever
Zo kennen we de vakbond: natuurlijk is arbeidstijdverkorting oké – want het alternatief is ontslag. Wanneer bedrijven minder zaken doen, moeten de werknemers de broekriem wel aanhalen. Ze mogen blij zijn dat ze nog niet ontslagen zijn.
Dit verband, deze afhankelijkheid van het bestaan van de vakbondsleden van het wel en wee van het bedrijfsresultaat is zo klaar als een klontje. Wie daar aan twijfelt, begrijpt niets van “de economie”, er is op dat gebied geen verschil van mening tussen ondernemers en vertegenwoordigers van werknemersbelangen.
Het is gewoonweg niet mogelijk om mensen te betalen die minder of helemaal geen winst produceren. Prestaties worden in de markteconomie alleen beloond als ze de moeite waard zijn – voor de werkgever. Elke inspanning, elke productieve en zinvolle activiteit moet in die zin zijn waarde bewijzen. En alle goederen en diensten die daaruit voortkomen, ook: Heeft het werk iets gecreëerd dat winstgevend wordt verkocht? Anders telt het niet mee en is het geproduceerde goed nutteloos, hoezeer het ook geschikt is voor zijn doel als gloednieuwe auto of mooie bank. Als goederen niet worden verkocht, zijn ze economisch gezien voor de schroothoop – en komen daar ook terecht. Hoe waardevol en nuttig ze ook zijn.
Comfortabel arbeidersbestaan? Onzin
De vraag naar een inkomen dat zorgt voor een comfortabel bestaan voor de afhankelijke werknemer komt in dit verband niet aan de orde. Logisch: Een werknemer kan zijn werk niet zelf bepalen en er ook niet goed van leven. Wat hij moet doen wordt bepaald door het bedrijf. En hoeveel geld hij daarvoor terugkrijgt, is onderwerp van voortdurend strijd met de werkgever – met of zonder vakbond. Want voor het bedrijf worden de personeelskosten in mindering gebracht op de winst. Hoe lager ze zijn, hoe beter de balans eruit ziet.
Dit staat natuurlijk in direct contrast met het belang van de werknemer van een adequaat salaris. Maar wat betekent “adequaat”? In normale tijden hebben ze al moeite om de dagelijkse en noodzakelijke uitgaven te financieren. Natuurlijk blijven deze kosten bestaan, zelfs met een lonen na arbeidstijdverkorting van slechts 60 of 67 procent van het salaris. De situatie wordt elke dag ongemakkelijker.
Precaire situatie als permanente toestand
Hoe dun dit ijs is waarop de normaal afhankelijke werknemer in Duitsland schaatst, wordt dus duidelijk, niet alleen sinds de economische time-out die door de coronapandemie is opgelegd.
Elke maand weer moeten de werknemers hopen hun salaris te ontvangen – anders zal hun economische situatie in een mum van tijd precair zijn. Ze kunnen nauwelijks reserves opbouwen, lopende leningen en huur en natuurlijk alle andere noodzakelijke uitgaven voor levensonderhoud moeten worden betaald.
Wie geen kapitaal bezit, is er slecht af in de markteconomie
Professionele armoede-onderzoekers noemen dit echter geen “armoede”. Officieel begint die pas als mensen aanzienlijk minder verdienen dan het gemiddelde van de werknemers in het land. Volgens deze bepaling wordt “ieder mens arm qua inkomen beschouwd als zijn of haar inkomen minder dan 60 procent van het gemiddelde inkomen bedraagt” (Deutscher Paritätischer Wohlfahrtsverband: Der Paritätische Armutsbericht 2019, blz. 4). Vorig jaar was dit precies 781 euro netto (statistiek/bron: Federaal Bureau voor de Statistiek).
Maar zelfs 3.000 of 4.000 euro per maand is niet genoeg. Daarmee kun je geen buffer creëren om te voorkomen dat je gedwongen wordt om je te verhuren aan bedrijven. Dat is armoede in de markteconomie: geen kapitaal hebben om je van deze dwang te bevrijden.
Niet genoeg om van te leven? Onrechtvaardig, klaagt de vakbond…
De IG Metall wijst terecht op de verergerde benarde situatie van de arbeiders door “Corona”. Maar welke conclusie trekken ze daaruit? De arbeidstijdverkorting zou al 80 procent van het laatste nettoloon moeten bedragen. Hoe ze berekend hebben dat dit percentage voldoende is om van te leven blijft een mysterie.
De veronderstelling ligt voor de hand: helemaal geen. Want ze rechtvaardigt de “eis” met de onrechtvaardigheid dat de bedrijven ook de sociale bijdragen van hun werknemers vergoed krijgen. Dus niet: Onze leden hebben minstens de 80 procent nodig om hun kosten te kunnen betalen! Maar: De paar euro meer zijn maar al te eerlijk! En dat is helaas iets anders dan het afdwingen van het materiële belang van werknemers tot een niet direct bedreigd bestaan te veroveren op de werkgevers. Daarmee blijft het bij een aanklacht zonder consequentie en een beroep op de liefdadigheid van de afzonderlijke bedrijven om de het inkomen na arbeidstijdverkorting aan te vullen..
1500 Euro meer per maand? Dat werd niet bedoeld met de loftuitingen
Medewerkers in de verpleging en ouderenzorg hoeven op dit moment niet bang te zijn voor arbeidstijdverkorting. Integendeel: ze werken tot het uiterste en zijn onvoldoende beschermd tegen besmetting. Ze krijgen hiervoor veel lof van alle delen van de bevolking en vooral van politici. Nu zijn ze “systeemrelevant”, onze “heldinnen” en “helden”.
Het zou ook niet bij goede woorden alleen moeten blijven – er is besloten een premie van 1.500 euro te geven, belastingvrij zelfs. Het geld moet een erkenning zijn voor de buitengewone prestaties. Meer kan echt niet, of kan iemand zich voorstellen dat de eenmalige betaling een permanente loonsverhoging wordt? Dat zou zeker niet “realistisch” zijn in een zorgsysteem dat de personeelskosten zo laag mogelijk wil houden.
Stel je voor dat elke verpleger/ster nu 1.500 euro meer per maand zou krijgen! Voor de werknemers zou dit zeker een stap uit hun voortdurend gespannen financiële situatie zijn, die voor hen nog onzekerder is dan voor de meeste arbeiders en werknemers in andere beroepen. Daarom kampt de sector met grote problemen bij de werving van nieuw personeel – zo’n inspannend (en op dit moment zelfs gevaarlijk) werk doen voor die schamele paar euro’s is niet aantrekkelijk.
En zelfs als de waarschuwingen van de media en ook van sommige politici om na de pandemie de zorg beter te betalen, ter harte zouden worden genomen, zou één ding zeker niet veranderen: het geld zal zo berekend blijven dat je aan het eind van de maand blij mag zijn dat je in de komende vier weken weer zo’n beetje je uitgaven kunt bekostigen.
En dan zijn er ook nog mensen voor wie werktijdverkorting nog het kleinst probleem zou zijn…
Maar er zijn niet alleen de “normale werknemers” die met nog grotere problemen te maken zullen krijgen dan ze al hadden vanwege de “lockdown” als gevolg van de pandemie. Zo lopen bijvoorbeeld alleenstaande ouders, deeltijdwerkers, uitzendkrachten, ZZP-ers, kunstenaars en kleine winkeliers een groot risico om door het dunne ijs te zakken. Ze verliezen hun baan, hun opdrachten en optredens, hun klanten.
“Werktijdverkorting” is helemaal geen optie voor winkeliers die failliet gaan; wat overblijft is Hartz I (Duitse bijstand, vert.). Zelfs de eenspersoons”bedrijven” van de vroegere werklozen, de “Ich-AG’s”, de één-euro-klussers, de huishoudhulpen – ze gaan nu allemaal onder de wielen omdat hun “businessmodel” niet meer functioneert: Te werken op afroep als er vraag is. Of die diensten verrichten met of zonder fiscale kaart. Subsidies voor exploitatiekosten, zoals die nu door de overheid worden toegekend, compenseren niet hun inkomstenderving, noch die van kappers, reisbureaus of boetieks.
Om “de economie” te redden is niets te duur…
Maar er is toch het grote kredietprogramma van de federale overheid? Maar leningen moeten op een bepaald moment worden terugbetaald – alleen van wat dan? De banken weten dat het beste en daarom zijn ze erg terughoudend om de door de overheid goedgekeurde KfW-leningen door te geven aan bedrijven. Want ze gaan bij 10 procent mee met het risico. En dat is voor hen te onzeker, gezien het twijfelachtige vooruitzicht op economisch herstel van de klant. (*: KfW: Kreditanstalt für Wiederaufbau, na de 2e WO opgericht Bank voor Wederopbouw, nu Derde bank van Duitsland, eingendom van de Duitse staat en deelstaten)
Ze maken in principe geen onderscheid tussen de winkel op de hoek en een concern als Galeria Karstadt Kaufhof. Dit is niet omdat de banken zo gemeen zijn: zij zijn immers wettelijk verplicht – ook geheel in lijn met hun zakelijke belangen – om de kredietwaardigheid van de lener zeer zorgvuldig te controleren. Als er weinig vooruitzicht is op een terugkeer naar zwart getallen in de balans, wordt de lening afgewezen. Gezien de onzekere ontwikkeling van de pandemie kunnen er geen betrouwbare voorspellingen worden gedaan.
Desondanks heeft de Duitse regering kritiek geuit op het gedrag van de banken. Maar het spoort hen toch niet aan om risico’s te nemen. Dit kan natuurlijk niet verwacht worden van de financiële instellingen. In plaats daarvan willen die de resterende 10 procent afdekken. Het is verbazingwekkend hoe snel de federale minister van Financiën Olaf Scholz dan miljarden mobiliseert. Blijkbaar is niets te duur om “de economie” te redden.
“Corona” maakt alles alleen maar erger
In vergelijking met de catastrofale uitwerkingen die van de sociale “lockdown” in relatief korte tijd heeft gehad, lijkt de situatie daarvoor vreemd genoeg rooskleurig. Maar men moet zich hier niet vergissen: De structurele armoede van de besitsloze mensen en hun daardoor voortdurend precaire omstandigheden, bestaat al sinds de markteconomie er is. “Corona” maakt het voor hen alleen maar veel erger. (Bjorn Hendrig)
(Onder het oorspronkelijke artikel wordt – in het Duits – uitgebreid gediscussieerd)