Ga naar de inhoud

“Als miljarden mensen gezond voedsel blijven produceren, wordt de macht verdeeld en niet geconcentreerd” (Via Campesina serie, deel 3)

In dit artikel is Morgan Ody aan het woord. Zij is een kleine boerin uit Bretagne (Frankrijk) en algemeen coördinator van La Via Campesina Internatio

15 min leestijd

La Via Campesina, de wereldwijde koepel van organisaties van kleine boeren, is ontstaan uit de felle strijd van landelijke arbeidersklassen (arme boeren, landloze landarbeiders, ambachtelijke vissers en nomaden veehouders) tegen het neo-liberale, mondiale kapitalisme. Sinds haar oprichting, nu precies dertig jaar geleden, is zij uitgegroeid tot een van ’s werelds meest invloedrijke internationale organisaties van bewegingen. Zij heeft op dit moment 182 lidorganisaties in 81 landen die gezamenlijk ongeveer tweehonderd miljoen kleine boeren vertegenwoordigen. Via Campesina heeft de aanzet gegeven tot politieke projecten zoals Voedselsoevereiniteit en Agro-ecologie en de bijbehorende massabeweging. Zo heeft zij belangrijke bijdragen geleverd aan een brede strijd voor sociale rechtvaardigheid.

In dit artikel is Morgan Ody aan het woord. Zij is een kleine boerin uit Bretagne (Frankrijk) en algemeen coördinator van La Via Campesina International.

Ik ben opgegroeid op een kleine melkveehouderij, in Bretagne. Mijn vader was lid van de Confédération Paysanne (Vereniging van Kleine Boeren) vanaf het moment dat die werd opgericht. We hebben ons leven als kleine boeren geërfd van onze ouders, grootouders en generaties daarvoor. Er is weliswaar heel wat veranderd, maar toch: we werken met dieren en we bewerken het land. Vaak is er gezegd dat boeren achterlijk zijn, dat we dom zijn, dat onze cultuur er niet toe doet. De taal van mijn grootouders en mijn vader was niet Frans, maar Bretons. Op school mocht mijn vader onze taal niet spreken. Hij werd ervoor geslagen. Ik denk dat dit overal ter wereld het geval is. Kleine boeren worden vernederd, omdat ze kleine boer zijn, omdat ze een boerencultuur hebben. Zelfs toen ik al tiener was, had ik er nog veel last van. Ik voelde me vernederd als kinderen riepen: “Ja, jij bent de dochter van een kleine boer!” Als je vernederd wordt, moet je het woord terugvorderen door te zeggen: “Ja, ik ben een kleine boer en dat is iets moois. Ik wil dat je weet dat ik er trots op ben.”

De Via Campesina-artikelen:
1. “In al onze diversiteit zijn we duidelijk een anti-kapitalistische klasse van kleine boeren”.
2. ”Kleine boer zijn betekent verzet” – West-Afrikaanse bewegingen van kleine boeren en de strijd voor landbouw rechtvaardigheid.
3. “Als miljarden mensen gezond voedsel blijven produceren wordt de macht verdeeld en niet geconcentreerd”

Ik denk dat het vernederen van kleine boeren op veel plaatsen gebeurt. Natuurlijk, als je in een boerengemeenschap leeft, voel je in het dagelijks leven die vernedering misschien minder, maar toch voel je het vanuit de maatschappij. Zelfs in landen waar kleine boeren tachtig procent van de bevolking uitmaken, tellen wij nooit mee in het politieke leven. Noch bij links, noch bij rechts. Nooit. Dat laat zien hoe gemarginaliseerd we altijd worden. In 1993 is La Via Campesina opgericht, dat betekent: De Weg van de Kleine Boer. We wisten dat we dit begrip, de titel “kleine boer”, op moesten eisen. Ondertussen zijn we in dertig jaar uitgegroeid tot een wereldwijde beweging van kleine boeren. Voor mij is dat het symbool dat we als kleine boer een einde kunnen maken aan onze marginalisering.

Progressief overheidsbeleid

Ik was betrokken bij bewegingen met veel anarchisten en autonomen, zoals de ZAD (langdurige landbezetting tegen de aanleg van een nieuwe luchthaven in West-Frankrijk), en dat is echt een deel van mijn inspiratie. Maar ik zie ook dat we, tenminste in deze huidige wereld, behoefte hebben aan staatsregulering. Bijvoorbeeld, nu het slecht gaat met de economie, kampen kleine boeren die rechtstreeks op de lokale markten verkopen met grote moeilijkheden, omdat de productiekosten stijgen, maar onze prijzen niet. Een tijdlang dachten veel van onze mensen dat we de boerenlandbouw konden ontwikkelen door zelforganisatie, netwerken van consumenten en directe verkoop op boerenmarkten. Maar ik denk dat we nu op de grenzen stuiten van het zelforganiseren.

In de westerse wereld is het lang geleden dat we progressief overheidsbeleid hebben gezien. Dat is helemaal weggezakt in ons geheugen. Het is dus moeilijk om je een staat voor te stellen die werkelijk de belangen van gewone mensen behartigt. Maar ik zie geen andere manier. Dat betekent niet dat we al onze hoop moeten vestigen op het veranderen van de staat. Ik geloof ook heel sterk in de autonomie van sociale bewegingen. Maar het is volgens mij absoluut essentieel dat de staat het algemeen belang gaat dienen en niet langer werkt voor de grote bedrijven. Voor mij is de staat er niet om alles te controleren. Ik denk dat er drie belangrijke krachten zijn: de maatschappij, het kapitaal en de staat. Op dit moment controleert het kapitaal de staat, tegen het belang van de maatschappij in. Ik denk dat de maatschappij de staat moet gaan controleren, zodat het kapitaal wordt gebruikt voor het algemeen belang. Ik denk dat sociale bewegingen er zijn om ervoor te zorgen dat de staat ten dienste komt te staan van de samenleving, van de mensen, en dat het kapitaal gecontroleerd wordt.

Veel meer kleine boeren nodig

Het nieuwe motto van de ECVC (de Via Campesina koepel van Europese organisaties van kleine boeren) is: “Europa heeft meer boeren nodig”. Agro-ecologie (milieu- en sociaalvriendelijke landbouw met respect voor de kennis van kleine boeren) in landen waar minder dan tien procent van de mensen landbouw bedrijft, is niet haalbaar. Dat heb ik heel vroeg geleerd, toen ik weer begon te boeren. Een oude man die ik hielp, vertelde me iets dat ik nog steeds in mijn hoofd heb. Hij zei dat toen negentig procent van de mensen landbouw bedreven, we echte kleine boeren konden zijn, maar nu we nog maar met twee procent zijn, dwingen ze ons om het land, de dieren, onszelf en onze gezinnen uit te buiten, omdat we het anders met zo weinig mensen gewoon niet redden.

Ik denk dat we voor agro-ecologie in het mondiale noorden wel tien keer zoveel boeren nodig hebben als nu, misschien wel twintig keer. Met de crisis die nu begonnen is, wordt het duidelijk wat een enorme verschuiving noodzakelijk is. Zoveel dingen zijn vernietigd in de noordelijke landen. We zullen veel opnieuw moeten opbouwen. In Frankrijk hebben we nu vijfhonderdduizend boeren. Confédération Paysanne zegt dat we er één miljoen nodig hebben. Maar als we onderling serieus met elkaar praten, zeggen we dat het er zeven miljoen moeten zijn. Om alle Fransen goed te voeden, zonder invoer van soja uit Latijns-Amerika en zonder chemische meststoffen, moeten we met nog veel meer zijn. In een noordelijk land is een toename van het aantal boeren de sleutel tot de oplossing van de huidige landbouwproblemen. Alleen als er veel meer boeren zijn, kunnen we weer echt kleine boeren zijn.

Waar vechten we voor in La Via Campesina? Waar gaat het eigenlijk om? Onze strijd is dat kleine boeren kunnen blijven boeren. Er zijn verschillende dingen die ons kapot maken. Het eerste is vernedering, daar had ik het in het begin al over. Het tweede is landroof: zware pressie om kleine boeren te dwingen hun grondgebied te verlaten. Het derde is het afpakken van onze andere hulpbronnen zoals water en zaden. En het vierde is economische onderdrukking: dat we veel te weinig geld krijgen voor al ons werk. De meeste kleine boeren stoppen met boeren, of hun kinderen willen dit werk niet meer doen, omdat je er niet behoorlijk meer van kunt leven. Ik sprak een paar weken geleden met een vriend die me vertelde: “Mijn kinderen zeggen me dat ik een slechte baan heb gekozen. Dat we als gezin als bedelaars moeten leven, omdat ik ervoor heb gekozen boer te zijn”. Ja, het is zwaar om arm te zijn. Ik denk dat we deze vier manieren om boeren te laten verdwijnen, om ons uit te roeien, alle vier heel serieus moeten nemen.

De economische vernietiging van boeren heeft alles te maken met de WTO, het GLB (landbouwbeleid van de EU) en de Farm Bill van de Verenigde Staten. Het is samen één systeem om de prijzen van de boeren te drukken, ten voordele van agro-concerns, voedingsmultinationals en grote supermarktketens. De grote bedrijven verrijken zich ten koste van de boeren.

Ook links heeft het platteland in de steek gelaten

Als we het hebben over rechts-populisme op het platteland, bijvoorbeeld over de steun onder jongeren voor Marine Le Pen, dan kan ik gerust zeggen dat alle organisaties van kleine boeren die aangesloten zijn bij Via Campesina zich sterk verzetten tegen deze rechtse bewegingen. Maar het moet me van het hart dat ik persoonlijk zeer kritisch ben over de linkse bewegingen en hoe ze de plattelandsbevolking in Europese landen in de steek hebben gelaten. Veel plattelandsbewoners zijn arm. Wij worden erg onderdrukt door het economisch systeem. Maar de meeste linkse bewegingen hebben geen aandacht voor ons. Wij zijn geen prioriteit voor hen. Ze zijn volledig gericht op de steden, en niet eens op de arbeidersklasse in de steden. Meestal richten zij hun aandacht op culturele kwesties. Dat vind ik prima, want het is goed om deze culturele kwesties aan te pakken. Maar links moet aan de kant van de arbeidersklasse staan, zowel in de steden als op het platteland, en dat is in de westerse landen niet gelukt. Helemaal niet. Ik bedoel de Socialistische Partij in Frankrijk is een ramp. Zij heeft het allerergste neo-liberale beleid gevoerd, het meest anti-arbeidsklasse beleid. Daarom zien de mensen niks meer in linkse partijen, omdat ze met eigen ogen hebben gezien dat ze geen moer om ons geven.

Neem bijvoorbeeld de wet voor koolstofbelasting in Frankrijk, met onder andere een prijsverhoging voor benzine. Die vormde de aanleiding voor de gele hesjesbeweging. De mensen in Parijs die deze wet hebben gemaakt, hebben geen auto nodig om naar hun werk te gaan. Die kunnen zich niet voorstellen wat die prijsverhoging voor arme mensen op het platteland betekent. Maar deze kunnen gewoonweg geen tien cent meer betalen voor benzine. Deze beweging van gele hesjes was bedoeld om te zeggen: “Ik wil nu zichtbaar zijn, ik wil dat jullie in Parijs horen wat ik te zeggen heb.” Mensen op het platteland voelden zich sterk betrokken bij dit protest, ook in de Confédération Paysanne.

Natuurlijk willen we iets aan het klimaat doen, maar er leeft het idee dat we de rijke mensen eerst moeten laten betalen. De mensen die het vliegtuig nemen, of een cruise maken. Al die dingen zijn vrijgesteld van belasting, maar zij zouden als eerste belast moeten worden. Er is geen noodzaak voor dat soort dingen. Het gevoel van onrechtvaardigheid is zeer sterk. Er is een crisis, het is moeilijk, maar er moet billijkheid zijn in de aanpak van deze crisis, en als je begint met de toch al zeer arme mensen op het platteland te treffen, alleen omdat ze politiek onzichtbaar zijn, is dat niet eerlijk. Ik denk dat de beste manier om extreem-rechts op het platteland aan te pakken is te luisteren naar de mensen, naar hun echte economische en sociale problemen. En te zorgen voor oplossingen via beleid dat gebaseerd is op gelijkheid.

Een andere kwestie in Europa is de veganistische beweging. Mensen uit de steden begrijpen niet wat het is om met dieren te leven en te werken. Er is een echte culturele strijd tussen mensen die zeggen dat we moordenaars zijn, en wij boeren die zeggen dat we dieren nodig hebben om de landbouw duurzaam te maken. Natuurlijk is industriële veeteelt een probleem, en wij willen ons daar uit losmaken. Maar het idee om de veeteelt af te schaffen is volslagen idioot. En de meeste linkse partijen in Europa staan dicht bij de veganistische beweging, omdat ze een stedelijke basis hebben. Sommige linkse partijen steunen zelfs laboratoriumvlees.

Mensen hoop geven

Als we mensen hoop willen geven, zullen de kleine boeren in het centrum van het politieke beleid moeten komen te staan. Dat is de visie van Via Campesina. Zowel in het mondiale zuiden als in het noorden. Want voedsel produceren op een duurzame manier, en ervoor zorgen dat het op een eerlijke manier wordt verdeeld, zodat alle mensen toegang hebben tot gezond voedsel, dat is absoluut essentieel. Dat is de basis: mensen moeten toegang hebben tot water, voedsel, huisvesting. In de noordelijke landen gingen we ervan uit dat er voor ons altijd wel voldoende voedsel zou zijn. Sinds de coronacrisis is het, zeker in de Europese Unie, niet meer zo vanzelfsprekend. Dat is een grote verandering geweest. Nu met de oorlog in Oekraïne is het idee dat we in de EU wel eens in een voedselcrisis kunnen belanden nog sterker.

Onze visie dat kleine boeren in het centrum van de aandacht moeten komen te staan, is niet alleen voor onszelf, voor de kleine boeren, belangrijk. Maar voor iedereen, omdat we genoeg voedsel moeten zien te produceren op een manier dat we de klimaatcrisis en de biodiversiteitscrisis verzachten. Dat kan alleen met veel kleine boeren, veel meer kleine boeren dan we nu hebben. Maar dat betekent wel een enorme inspanning om het beschikbare land en water goed te verdelen, om veel mensen op te leiden en ervoor te zorgen dat boeren een eerlijk inkomen krijgen, vergelijkbaar met dat van andere mensen. Als we dat voor elkaar zouden kunnen krijgen, zouden er heel wat jonge mensen voor landbouw kiezen, omdat veel mensen worden aangetrokken door het leven op het platteland en door de autonomie. Als we eerlijke, normale economische omstandigheden hadden, zouden genoeg mensen beginnen met boeren. Daar twijfel ik niet aan.

Voedselbanken? Technologie? Robots?

Trouwens, wat zijn de andere opties? Voedselbanken? Een groot deel van de bevolking begint afhankelijk te worden van voedselbanken met een zeer slechte kwaliteit voedsel en een erg vernederend systeem voor de mensen die er gebruik van maken. Eerlijk gezegd, met de crisis waarin we nu zitten, weten we niet hoe lang er nog voedselbanken zullen zijn. Voedselbanken zijn afhankelijk van de overschotten van de supermarkten, en het is duidelijk dat er in tijden van grote crises geen overschotten meer zullen zijn in de supermarkt. Tenminste niet van de basisproducten die mensen echt nodig hebben. Het is dus helemaal geen duurzaam systeem.

Technologie? Alle technologische alternatieven die worden voorgesteld versterken de macht van de grote bedrijven. Bijvoorbeeld, als we het hebben over vlees dat in het laboratorium wordt gekweekt, dan hebben we het wel over de volgende enorme concentratie in het voedselsysteem. Want het gaat niet alleen over lab-vlees, maar ook over lab-koffie, lab-wat-dan-ook.

Dan zijn er de verhalen over landbouw zonder boeren: grote monoculturen graan of andere gewassen, landbouw met robots. Technisch zou dit misschien mogelijk zijn, maar dit zou rampzalige gevolgen hebben voor biodiversiteit en het klimaat. Dan zouden we aan de ene kant een hypertechnische voedselproductie hebben en aan de andere kant miljarden mensen zonder werk. Waar komen hun inkomsten dan vandaan? Dat weten we niet. Dat betekent dus complete ellende. En extreem machtige bedrijven die kunnen beslissen wie toegang heeft tot voedsel en wie niet. Veel, veel machtiger dan welke staat ook. Ik bedoel, het is een situatie die we zien in science fiction-films: met een klein getto voor een paar rijken en een situatie voor 95 procent van de mensen die volledig in wanhoop verkeren. Is dit wat mensen willen?

Voedsel produceren maakt ons machtig

Sommigen mensen verwijten ons dat wat wij als Via Campesina voorstaan zeer radicaal is. Maar juist de technologische visie is uiterst radicaal en gevaarlijk. Wat wij voorstellen is gewoon de enige weg, als we onze menselijke waardigheid willen behouden. Via Campesina pretendeert niet alle problemen op te lossen, maar met onze plannen voor veel meer kleine boeren kunnen we tenminste onze planeet leefbaar houden. Een wereld waarin er nog genoeg werk is, waarin we controle hebben over de productie van ons voedsel en waarin we in staat zullen zijn onszelf te voeden.

Om af te sluiten: kleine boer zijn is meestal geweldig (nou ja, behalve wanneer je prei moet oogsten in de stromende regen). Maar meestal is het echt fantastisch. De meeste mensen die dit werk doen, houden er echt van. Als de economische situatie niet zo moeilijk was, denk ik dat veel jonge mensen graag boer zouden zijn. Voor mij is het een dagelijkse vreugde om boerin te zijn: ’s morgens naar buiten te gaan, in de natuur te zijn, bij de dieren te zijn. Ik bedoel: er is zoveel schoonheid die je in steden echt niet kunt vinden.

Ik denk dat alle strijd in La Via Campesina gaat over het behoud van deze schoonheid, het behoud van deze vreugde. Het is iets heel eenvoudigs, maar het gaat over leven, over in contact staan met het leven. Een lammetje dat ’s nachts geboren is en dat je de volgende ochtend vindt. Zo mooi! Onze dagelijkse ervaringen als kleine boeren zijn prachtig. Waar we voor vechten is hoop. Het project dat de grote bedrijven voor ons in petto hebben is verschrikkelijk, dat is een nachtmerrie. Waar we voor vechten is het openen van de toekomst. Op dit moment hebben we een toekomst die volledig gesloten is. Het gaat over klimaatcrisis, surveillance kapitalisme, terrorisme. Het is verschrikkelijk. Ik zou volledig depressief worden als ik geen deel zou uitmaken van deze boerenbeweging. Er deel van uitmaken helpt me om vreugdevol te kunnen leven en de angst verre van me te houden.

En let wel: we zijn sterk, we winnen de strijd. Voedsel produceren maakt ons machtig. Zelfs als we arm zijn. Dat is de reden waarom grote bedrijven ons willen uitroeien, omdat we machtig zijn. Het is goed dat deze macht verdeeld is over miljarden mensen. Het beste voor de toekomst van de mensheid is dat miljarden mensen gezond voedsel blijven produceren, zodat de macht verdeeld wordt en niet geconcentreerd.

Annie Shattuck

Deze tekst bestaat uit fragmenten van “‘Our struggle is for humanity’: a conversation with Morgan Ody, general coordinator of La Via Campesina International, on land, politics, peasant life and a vision for hope in our changing world” uit The Journal of Peasant Studies van maart 2023. Samenstelling, vertaling en bewerking: Jan Paul Smit. Alle illustraties komen van de Via Campesina-website.

Verder lezen: