Ga naar de inhoud

Afval En Hergebruik: Big Business

In het Franse politieke en culturele kwartaalschrift Vacarme (nr. 79, voorjaar 2017) trof ik een intrigerende bijdrage aan over ‘hergebruiken’ onder de titel ‘Recycler: une crise du sens’ van Max Liboiron, een Amerikaanse omgevingswetenschapper en activist. Het artikel was vertaald uit het Engels (met als titel ‘Recycling As a Crisis Of Meaning’). Deze tekst is van 2009 en gaat over de Amerikaanse maatschappij en de wijze waarop daar campagne wordt gevoerd voor ‘hergebruiken’, recycling. Liboiron levert hierop fundamentele kritiek.

9 min leestijd

(Door Thom Holterman, oorspronkelijk verschenen op Libertaire Orde)

Niet dat het onnodig zou zijn te hergebruiken. Zijn kritiek richt zich op het feit, dat dit bijna uitsluitend tot een individuele zaak wordt gemaakt en op het feit dat aldus de grootste vervuiler, de industrie, uit de geesten van mensen verdwijnt. Recyclingcampagnes als verdwijntruc dus.

Hoewel het artikel oorspronkelijk bijna tien jaar oud is en de Amerikaanse situatie behelst, meen ik dat de Europese (Nederlandse) situatie geen grote verschillen te zien geeft en dat er door tijdsverloop niet veel is veranderd. Zo weten we dat de recyclingclub Wecycle is opgericht om het recyclebewustzijn van de consument te verbeteren, want Moeder Natuur heeft van al die afgedankte rommel last, zoals dat heet, in een twee pagina’s tellend artikel over deze problematiek in de Volkskrant van 9 september 2017. Ook weten we dat plastic scheiden amper winst voor het milieu op levert, om redenen die Liboiron behandelt en zoals die nu ook in de Volkskrant van 20 september 2017 te lezen zijn. Over zaken waar het in de kern zou moeten gaan, wordt evenwel veelal gezwegen. Daarom heb ik hieronder grote delen van het essay van Liboiron bewerkt en vertaald. [ThH]

Marktschommelingen

Max Liboiron: ‘Voor leken is hergebruiken (recycling) ‘goed voor het milieu’. Het veronderstelt dat men iets kan doen en dat ‘alle beetjes helpen’ als het om het redden van de aarde gaat. Recycling vereist echter een aanzienlijke hoeveelheid energie en de inzet van nog ongebruikte grondstoffen. Daarbij worden verontreinigende stoffen, broeikasgassen en afval geproduceerd. Het creëert producten die ‘ontwaard’ zijn, omdat ze niet van dezelfde kwaliteit zijn als de oorspronkelijke, noch zijn dergelijke producten meestal opnieuw recyclebaar. Een deel, oplopend tot dertig procent van het recyclebare materiaal dat worden opgevist uit de afvalstroom, verdwijnt weer onder de grond of wordt verbrand. Het blijkt namelijk uiteindelijk onbruikbaar enerzijds vanwege de menging met foute stoffen of anderzijds vanwege marktschommelingen. Die laatste maken dat prijzen van recyclebare materialen niet opwegen tegen die van ongebruikte grondstoffen.

Ernstiger is het dat de recycling-infrastructuur een kader creëert waarbinnen wegwerpproducten een handelswaar vormen (de kop boven het genoemde Volkskrant-artikel luidt dan ook: ‘Knokken om afgedankte magnetron en krultang’). In plaats van die praktijken zouden herontwerpen moeten worden geprogrammeerd ter voorkoming van ‘wegwerpen’, waarnaast gewerkt moet worden aan reductie of eliminatie van wegwerpproducten. Maar dat zien we in die recycling-infrastructuur helemaal niet gebeuren. We hebben gewoon met big business van doen. [Liboiron verschaft in zijn tekst een aantal verwijzingen die ik weglaat; zie voor zijn referenties en zijn literatuuropgave het ‘pdf’ van zijn Engelstalige ‘Recycling As A Crisis Of Meaning’.]

Hoe is het mogelijk dat de algemene opvatting over recyclage als ‘goed voor het milieu’ en de werkelijkheid van de minder milieuvriendelijke industriële recyclageprocessen naast elkaar blijven bestaan? Vanuit een kritiek op de visuele cultuur verspreid door recyclingcampagnes, leg ik de betekenis van ‘recyclage’ bloot als een poging tot het ontdoen van zijn context (de-contextualiseren) waarmee de recyclage tot ‘essentie’ gemaakt wordt. Vanaf dat moment wordt het gereduceerd tot merkteken, het functioneert als handelsmerk. […] Iedereen kent het beeld van de hergebruik lus, die er zo uitziet:

Ik identificeer drie hoofdkenmerken van het handelsmerk recycling. Ten eerste wordt het individu, in plaats van overheid of industrie, aangewezen als primaire eenheid van sociale verandering. Ten tweede wordt recycling afgebeeld als een handeling die eindigt bij het huishoudelijk scheiden van afval in de daarvoor bestemde bakken, waarbij geheel wordt voorbijgegaan aan de industriële kant van de cyclus. Ten slotte wordt recycling gepresenteerd als goed voor het milieu ‘in het algemeen’, in plaats van als een specifieke vorm van afvalbeheer. Ik houd het er dus op dat recyclage, eerder dan oplossing voor de afvalcrisis en het milieu te zijn, in werkelijkheid een betekeniscrisis is die maakt, dat de milieuafbraak en de belachelijke afvalverwerkingspraktijken blijven voortbestaan.

De eenzame activist

Een gespierd mannelijk torso verplettert een blikje tussen zijn handen. Onder dit beeld leest men in vetgedrukte zwarte letters: Recycle. Dit en soortgelijk beeldmateriaal werd in 2004 gelanceerd in het kader van een recyclingcampagne door het departement voor het milieubehoud van Californië. De overdrachtelijke uitdrukking van de superheld wordt door sommige wetenschappers ‘individualisatie’ genoemd of wel het individuele antwoord op een collectief probleem. Door selectieve en individuele acties te bevorderen, wordt recyclage (en groen consumeren in het algemeen) een apolitieke vorm van milieuantwoord. Het is tegelijk een asociale vorm omdat die de duidelijke behoefte uitsluit om rekening te houden met afval op een meer systemisch niveau (van de industrie of de overheid) met meer systemische middelen (collectief, politiek en institutioneel).Een tweede genre van advertenties is van de soort: ‘Hergebruik! Red de aarde waar je van houdt, opdat op hun beurt anderen er ook van kunnen houden!’. Het grafische accent is nu gelegd op de dubbelzinnige relatie tussen de individuele acties en de wereldwijde omgeving. Van hergebruiken wordt verwacht de wereld te redden.  Zo’n discussie introduceert een schaalprobleem, en dus een crisis van opzetten van schaalafhankelijke acties. Hoe kunnen individuen deelhebben aan een Hercules taak als het redden van de wereld, vooral als de ter beschikking staande middelen beperkt zijn tot groenbakken en vuilniszakken om plasticflessen in te verzamelen? Het probleem en de oplossing sluiten niet op elkaar aan.

Naast de retoriek van de lokale actie in relatie tot de mondiale milieucrisis, komt het schaalprobleem nog op een andere manier om de hoek kijken. Tegenover elke ton gemeentelijk vast afvalstof staat 70 ton vuil door de industrie geproduceerd [het gaat hier steeds om cijfers uit de USA]. Van gemeentelijk vast afval komt 30% van persoonshuishoudens. En daar is weer slechts 40% voor hergebruik inzetbaar. Het gemiddelde Amerikaanse hergebruikpercentage is 33%. Bij elkaar genomen leert dit dat slechts een klein gedeelte dat voor recyclage in aanmerking komt afkomstig is van persoonshuishoudens. Dit betekent niet dat huishoudelijk te hergebruiken afval weggegooid kan worden. We moeten ons bewust zijn dat het slechts om een zeer klein deel gaat. Toch richt het recyclingprogramma zich op het individu en maakt zijn afvalproductie tot de essentie in het algemeen. Dat wordt heel bewust gedaan: het moet het industriële vuil ‘onzichtbaar’ maken. We kennen ons eigen vuil en we zien de gemeentelijke vuilniswagens voorbijgaan. Dat is ‘zichtbaar’. Op die beleving wordt aangesloten met een imaginaire vertegenwoordiging dat wij de wereld kunnen redden.

De hergebruik lus

In veel beeldmateriaal dat het recyclingproces toont, wordt het deel van de industriële activiteit verduisterd. Het proces van transformatie wordt veelal toegelicht aan de hand van enkele voorwerpen zoals een aluminium frisdrankblikje en een basebalstick. Het industriële proces is herkenbaar, maar wordt gepresenteerd als magisch en abstract, terwijl het toch echt een proces van aluminiumsmelterij en hoge temperaturen (energie) vereist. De mystificerende band van de ‘hergebruik lus’ verbeeldt het kringloopverband dat wordt verondersteld aanwezig te zijn.

Op posters vindt men dan ook allerlei processen afgebeeld met flessen, blikjes en papier; van alles wordt getransformeerd: waterflessen worden fleece jassen. Magisch. In alle gevallen is er sprake van een industrieel proces. ‘Recycling’ is gehomogeniseerd in een algemene procedure, waarin wordt gezegd dat alle recycling (milieuvriendelijk) wordt gecreëerd, terwijl het smeltproces voor aluminium heel anders is dan het bleekproces voor papier. Bovendien geven posters een snelle duiding van technologische verandering, terwijl er vele stappen zitten in elk proces, waarvan er meerdere afkomstig zijn uit andere landen. Die hebben allemaal hun eigen milieukosten. Ten slotte laat de abstractie van het industriële proces toe recyclebare en gerecyclede materialen aan elkaar gelijkwaardig te maken. In feite hebben we van doen met radicaal verschillende materiaalsoorten en milieueffecten. De afwezigheid van details over wat in het industriële proces omgaat (ongebruikte grondstoffen, energie, niet betaalde dwangarbeid, outsourcing contracten naar derdewereldlanden) en wat men aantreft als ‘externaliteiten’ (vervuiling, giftige stoffen en niet verhandelbare goederen) zijn een conditie van de mogelijkheden voor het recycling symbool van de ‘gesloten’ hergebruik lus zelf.

In plaats van recycling als een industrieel proces of als een vorm van afvalbeheer te tonen, wordt zijn voornaamste betekenis gegoten in vormen van milieuactivisme. Er bestaat geen specifiek activisme dat recyclage aangaat, want dat is net zo’n abstractie als de afgescheiden abstractie is van industriële problematieken en processen en van de overheid en consumptieschema’s. Dit levert verwarring op. Machthebbers trachten die verwarring te gebruiken door binnen het recyclingbegrip in campagnes planten, dieren en schitterende landschappen in het gebruikte beeldmateriaal op te nemen. Dat lijkt relaties te impliceren tussen recycling en bosbescherming, dierenrechten, ecologisch behoud, controle over vervuiling, en andere milieueffecten. Deze inbezitneming van een soort Gaia hypothese suggereert dat elke handeling in het belang van het milieu gekoppeld is aan heel het milieu, wat bevordert de recyclinghandeling te laten verschijnen als ‘redden van de aarde’.

Het handelsmerk

Aan de gebruikte beelden en strategieën van recyclingcampagnes is een bepaalde tendens af te lezen. In plaats van recycling te presenteren als een vorm van industrieel afvalbeheer, wordt recycling afgebeeld als een vorm van geïndividualiseerd milieuactivisme ‘in het algemeen’. Alle delen van dit verhaal rusten op abstractie, dubbelzinnigheid en misplaatste gelijkwaardigheid van het recyclingproces, zodat de praktijk van recycling eindigt in hetzelfde zeggen als reeds vervat is in het recycling symbool. In termen van leken is recycling ‘goed voor het milieu’ omdat het afval in een gesloten kringloop wordt hergebruikt. Men herkent het in de drie achtervolgpijlen van het universele recycling symbool, de hergebruik lus, het handelsmerk voor recycling. […]

Het handelsmerk verschuift waarden uit het sociale rijk naar handelswaar, of in dit geval naar de recyclagepraktijk. Door recyclingcampagnes wordt de oorspronkelijke totaliteit van het aangeduide (van de betekenis) afgeknot. Recycling wordt, eerst en vooral, een soort milieuactivisme in plaats van een vorm van afvalmanagement of een industrieel proces. Deze verarming van betekenis, van taal, van kritische discours en actie beschrijft een werkelijke crisis van recyclage. In tegenstelling tot veel andere crises is hier het gevaar echter van stabiliteit in plaats van instabiliteit. Want zeldzaam of zelfs onbestaanbaar zijn de erkende alternatieven voor recyclage, die op niveau kunnen profiteren van een overeenkomst, van financiering of infrastructuur. Bovendien is er weinig ruimte voor kritieke discours die zoeken naar financieren van dergelijke alternatieven, die mede om de hierboven omschreven redenen niet plaatsvinden (big business). De recyclingcrisis is dat recycling de begunstigde en geïnstitutionaliseerde vorm van milieuactivisme is geworden. Het is een non-probleem geworden’.

Max Liboiron  (bewerkte vertaling Thom Holterman)

[Zie voor de door Liboiron geciteerde teksten de laatste bladzijde van de link naar zijn ‘pdf’; klik HIER.]