40 jaar Duitse herfst 9.: De Onbuigzamen van de Spree
In het kader van de 40e verjaardag van de Duitse Herfst en de beweginggeschiedenis, hieronder een interview met vier leden van de ‘gewapende organisatie’ Beweging van de 2e Juni uit 1978. Anders dan de RAF richtte de 2e Juni zich niet op de anti-imperialistische strijd, maar op bevrijding in de eigen achtertuin. En er mocht ook bij gelachen worden…
(Zie hier de inleiding op de serie, over de aanleiding dat op 19 oktober 1977 de vermoorde Duitse ondernemerschef Hanns martin Schleyer werd aangetroffen in de kofferbak van een auto aan de Frans-Duitse grens. En hier een inleiding van vertaler Johny Lenaerts bij zijn deel van de serie. De hele serie is aan te treffen onder deze tag. Het originele interview is hier te vinden. Vertaling globalinfo.nl)
Het hierondervolgende interview van de journalist Wolfram Bortfeldt met Fritz Teufel, Ralf Reinders, Gerald Klöpper en Ronald Fritzsch werd in de zomer van 1978 gemaakt. De vier zaten op dat moment in de gevangenis in Berlijn en werden, samen met nog twee andere leden van de Beweging van de 2e Juni (Andreas Vogel en Till Meyer) berecht in het zogenaamde Lorenz-Drenkmann-Prozeß. Günter von Drenkmann was een hoge rechter die vier jaar eerder om het leven was gekomen bij een mislukte ontvoeringspoging. Deze actie werd uitgevoerd een dag nadat Holger Meins, van de RAF, na 58 dagen hongerstaking was overleden. De ontvoering van Peter Lorenz slaagde in februari 1975 wel. De hoge christendemocraat was op het moment van zijn ontvoering kandidaat burgemeester van Berlijn. Hij werd na een paar dagen vrijgelaten in ruil voor vijf politieke gevangenen die in een vliegtuig naar Zuid-Jemen werden gebracht en daar vrijgelaten werden.
Andere leden van de 2e juni zaten elders gevangen, en zijn deels overgestapt naar de RAF nadat ze de 2e Juni voor opgeheven verklaarden. Of zaten ondergedoken. Een van hen, Inge Viett, speelde later een sleutelrol in het onderhandelen met Oost-Duitsland (toen DDR) over het opnemen van mensen die de strijd wilden opgeven.
Het interview werd echter nooit gepubliceerd. Het werd als bewijsmateriaal tegen de geinterviewden in beslag genomen en de hoofdredacteur van weekblad Stern zag daarna af van publicatie. Het werd al snel in brochurevorm verspreid en verscheen in tal van linkse tijdschriften. Ook de twee niet geinterviewde leden van de 2e Juni waren niet blij met de inhoud van het interview en dreigden met een proces als het afgedrukt zou worden. Later stapten ze over naar de RAF. Fritz Teufel werd in 1980 na vijf jaar gevangenis vrijgelaten toen hij een waterdicht alibi bleek te hebben (voor andere zaken was hij toch wel tot vijf jaar veroordeeld). De overigen hebben lange gevangenisstraffen uitgezeten. Ralf Reinders kwam als laatste van de groep vrij in september 1990, na 16 jaar gevangenschap. Fritz Teufel is in 2010 gestorven.
Het interview werd onder meer afgedrukt in het boekje ‘Klaut Sie, (Selbst-)kritische Beitrage zur Krise der Linken und der Guerilla‘ (Jat ze, (zelf)kritische bijdragen over de krisis van links en de Guerilla, IVA-verlag 1980), een verwijzing naar het boek ‚Klau Mich‘ dat in 1968 door de Kommune 1 was uitgegeven
Vraag 1) Hoe ontstond de Beweging van de 2e Juni? Welke persoonlijke en politieke ervaringen leidden ertoe stadsguerrilla te gaan voeren en ondergronds te gaan?
Antwoord: Afgezien van het feit dat op de 2e juni 1878 Keizer Willem bij een uitstapje in de dierentuin en tijdens een staatsbezoek van de Sjah van Perzië doelwit van een aanslag werd en met een kont vol hagelkorrels in het ziekenhuis piekerde wat de mensen nu tegen hem hadden, en afgezien van het feit dat op 2 juni 1967, wederom tijdens een staatsbezoek van de Sjah van Perzië, in Berlijn de student Benno Ohnesorg door politierechercheur Kurras in ‘vermoedelijke noodweer’ doodgeschoten werd, afgezien daarvan dus, ontstond de Beweging van de 2e Juni door een aantal min of meer lustgedreven geslachtsdaden van min of meer rechtschapen Duitse echtparen in de veertiger en vijftiger jaren , waarbij de latere hoofdrolspelers, freaks en vrijheidspassiemisdadigers, verwekt werden.
In de criminele fantasie van openbare aanklagers is de 2e Juni een van de verschillende Verenigingen Ter Pleging van Terroristische Misdaden. Met leden, een statuut, chefs, specialisten en sympathisanten. Het algemeen belang van deze verenigingen wordt door het establishment ontkend.
In de revolutionaire fantasie van andere mensen is de 2e Juni een subversieve kracht, die na de 2e Juni 1967 ontstaan en gegroeid is. Met Berlijn als toneel. Berlijn als een van de vele tonelen van autonome bewegingen ter verandering van de maatschappij. Van een kapitalistische uitbuitings- en vervreemdingshel naar een socialistische samenleving van vrije mensen. Zonder heerschappij, zonder dwang.
In feite was de beweging van de 2e Juni in het begin van de jaren ‘70 nog het meest een soort politiek standpuntsetiket voor militante acties tegen bezetters, klassejustitie, kapitalisten, smerissen en het achterlijke corrupte netwerk van Berlijnse lokale politici.
Handelende mensen kwamen altijd uit de sien of scene, en doken op, sloegen toe en verdwenen zoals het ze uitkwam. Naar beste eer en geweten. Welke ervaringen deze mensen bewogen en bewegen? Die van alle dag! De immer aanwezige ketens van een industriële kapitalistische leef- en productiemanier. Gezin, school, kantoor, bedrijf, universiteit, bajes, woonsilo, de hele vertrouwde terroristische waanzin van het kapitalistische dagelijkse leven, die jongeren in de hele wereld op de barricades en ertoe bracht om met nieuwe vormen van samenleven en van strijd te experimenteren. Geen paspop, schroefjes, robotten, gemanipuleerde consumptie-idioten van een door winstbelangen gestuurde maatschappelijke alsof-het-zo-hoort te zijn.
En wat heet ondergronds? Na elke actie die niet in de kring van de alom geliefde kenmerkende maatschappelijke orde past, vullen die smerissen een getypt velletje in. Hij en hij en zij en zij kunnen het geweest zijn. In politieduits: “per arrestatiebevel gezochte terroristische geweldplegers”. En zo gauw je jouw meer of minder gelukte porum op de aanplakbiljetten ontdekt kun je kiezen:
– Kiezen voor de bovengrond, de politiestaat, de maatschappij van gisteren: geef je aan bij de politie; laat je grondig uithoren en besnuffelen; ik was het niet; maar misschien mijn collega; zit je desnoods een paar jaar op verdenking;
– Kiezen voor het ondergrondse, de samenleving van morgen; kus mijn reet maar; een leven op de vlucht;
of
– is dit alles misschien een smerisalternatief? De vrije keuze tussen twee moordende bestaanssjablonen. Moet hier voor ons de vraag niet anders gesteld worden? Dat is toch precies de taak van de beweging, de sjablonen en dwangvesten van de smerissen onbruikbaar te maken? De computer kent alleen ja of nee, respectievelijk “1” of “0”. De revolutionair kent het leven, leert het van alle kanten kennen. Er zijn vloeiende overgangen tussen legaliteit en illegaliteit. Mensen die niet gezocht worden kunnen onwettige dingen doen. Mensen die gezocht worden, kunnen jarenlang leven zonder aan een of andere typische stadsguerrilla-actie deel te nemen; in het buitenland levend, of in een woongroep ergens op het platteland, of met vervalste papieren op een kantoor, een bedrijf of ergens anders werkend.
En wat gisteren toegestaan was, kan vandaag al verboden zijn, zoals het de heersenden in de kraam past. Alleen in de laatste paar jaar hebben een kleine vijfhonderd eikels in Bonn (waar toen de regering en parlement zaten, GI) een paar dozijn mensen in de gevangenis regelrecht in het gelaat gespuugd
Vraag 2) Hebben theoretische geschriften daarbij een rol gespeeld?
Als deze vraag doelt op welke geschriften om staatsveiligheids wille uit het verkeer moeten worden gehaald, allemaal! Alles dat de fantasie prikkelt is gevaarlijk. Indianenboeken, reisbeschrijvingen, geïllustreerde bladen (de gedresseerde man in STERN is verschrikkelijk gevaarlijk).
Verder kunnen verschillende geschriften misschien ideeën op gang brengen en verbanden duidelijk maken; de motivatie echter om gewapend verzet te plegen, haalt men uit de konkrete, praktische ervaring, de rechteloosheid in het bedrijf, de machteloosheid van verbaal protest, de normenterreur, de tegenspraak tussen formele rechten en de reële onmogelijkheid om ze ook daadwerkelijk te krijgen.
3) “Men moet zich de stap in de illegaliteit niet te makkelijk voorstellen” heeft Horst Mahler gezegd (Advokaat van eerste RAF-activisten, toen zelf politieke gevangene, werd vervolgens eerst maoïst en is nu al eeuwen neonazi en zit weer vast vanwege holocaustontkenning, globalinfo) Hoe verandert men in de illegaliteit?
Men moet zich überhaupt niets te makkelijk voorstellen. Illegaliteit, legaliteit, fabriek, bajes, CDU, SPD – altijd hebben we de vrije keus tussen getver en bahnee. Niemand wordt vrijwillig illegaal en als wij geillegaliseerd worden dan verzetten we ons tegen se sjablonen “illegaliteit” en “terrorisme”. Wij verdedigen ons en bieden verzet. Net zoals dat op alle andere terreinen des levens en situaties mogelijk en nodig is.
Illegaliteit is niets bijzonders. Dat kan iedereen overkomen, zoals je in de hondepoep stapt. Dat wordt evenzeer bewezen door de vervolging van kernenergie-tegenstanders in Brokdorf en Grohnde als door de razzia’s tegen de vrouwengroepen in Frankfurt, bijvoorbeeld. Wij zullen ervoor hoeden om illegaliteit te glorifieren of te demoniseren. Ze is in een politiestaat iets van alledag. We moeten wel nuchter blijven. Mahler heeft eens gezegd: e revolutionaire politiek is noodzakelijkerwijs crimineel” en werd als samensteller van een brochure genoemd (manifest van de RAF, tegen de zin van de andere gevangenen in globalinfo) die zich op grote aftrek kon verheugen. Toen stond hij in een woud van uitroeptekens: Begrijpt eindelijk! Doet eindelijk! Doe Wat! Vandaag staat hij in een woud van vraagtekens en laat zich aan een ontwikkeld publiek voorleiden als antiterroristische vogelverschrikker. Daarbij is Mahler misschien altijd oprecht maar hij valt zoals zovelen van een overmaat aan enthousiasme in een overmaat aan verbittering. Wat nodig is is een nuchtere verhouding met de werkelijkheid. Ook met de werkelijkheid van de illegaliteit. Wij zien in het struikgewas van de werkelijkheid van ons ontwikkelende dagelijks bestaan uitroeptekens en vraagtekens en een heel stel A’s met een kringetje eromheen.
Actievermogen, enthousiasme en “er bovenop” zitten en het vermogen tot zelfkritiek (waartoe ook hoort de kritiek van anderen serieus te nemen, ook wanneer de smeris druk bezig is om elke vorm van kritiek op strijd uit te buiten om toe te slaan)
4) Verhindert de illegaliteit niet de toegang tot de massa’s die men eigenlijk wil bereiken?
Illegalisering is een middel van de smerissen om mensen die zij gevaarlijk vinden te isoleren. Natuurlijk. Maar isolering heerst op alle levensgebieden; de strijd tegen isolering, voor solidariteit is de hoofdtaak in elke revolutionaire praktijk. Maar het is niet de illegaliteit die de toegang tot de massa’s verspert, maar het mogelijk daaruit voortvloeiende stinkende voorhoedegedoe.
Verder zijn we geen predikanten, die “de massa’s” een heilsleer brengen. De functie van guerrilla is om verzet tegen een schijnbaar almachtige staat en diens vruchtgebruikers aan te tonen en te organiseren. Als kernenergie-tegenstanders door bezetting van de bouwplaats of sabotage de verwoesting van hun milieu verhinderen, als vrouwengroepen abortusreizen of klinieken organiseren, als scholieren door anonieme bommeldingen een dag bevrijding van prestatie-terreur in de leerfabrieken bevechten, dan is dat ook een soort guerrilla. Guerilla is geen religie, maar een strijdmanier van juist de massa’s
5) Waren de acties heel spontaan of eerder heel precies gepland? Hoe was het gevoel daarna?
Natuurlijk eisen de omstandigheden van de strijd, van de actie, een bepaalde mate aan planning. Waarbij de spontaniteit zeker niet tekort gedaan wordt, omdat geen een actie in de praktijk volgens planning losbarst.
6) Binnen de RAF waren sterke hiërarchische tendensen. Hoe ziet dat er in de beweging van de 2e Juni uit? Hoe worden beslissingen genomen? Hoe waren de betrekkingen met de RAF?
Wij weten niet zoveel over de RAF. Actieve RAF-lui zeggen altijd dat bij hen vriendelijkheid en collectiviteit de overhand hebben. Bij de 2e Juni onderdrukken de vrouwen de mannen en de proleten de studenten, en ook omgekeerd. Beslissingen worden altijd genomen op basis van gooien met dobbelstenen of vechtpartijen, maar altijd verkeerd. Onze verhouding met de RAF is zeer erotisch en familiaal.
7) Zijn er mensen die gezegd hebben: “Daar doe ik niet meer aan mee” en opgestapt zijn?
Ja!
8) Na de ontsnapping van Till Meyer maakten ‘Revolutionaire Cellen’ zich bekend: was dat geen actie van de 2e Juni?
De Revolutionaire Cellen namen de verantwoordelijkheid op zich van de twee acties tegen de gedwongen toegewezen advocaten. Zoals uit een verklaring die Till Meyer bij het proces afgegeven heeft blijkt, werd de bevrijdingsactie uitgevoerd door een “Commando Nabil Harb”.
9) Ergens was iets te lezen over een “failliete boedel van de Beweging 2e Juni”. Staat de beweging op het punt om zichzelf op te heffen?
“Beweging 2e Juni” is een politiek begrip. Het betekent de dagelijkse concretisering van het uit de jeugdrevolte van de jaren ‘60 gegroeide politieke verzet. Dat wil zeggen dat de Beweging van de 2e Juni door al diegenen vertolkt wordt die probeerden en proberen verzet te bieden tegen de dagelijkse kapitalistische terreur en daar alternatieven tegenover te zetten. Daarbij horen krakers en jongeren die hun jeugdcentra in eigen beheer overnemen, daarbij horen bajes- en vrouwengroepen, crèches en alternatieve bladen, de organisatoren van huurstakingen en abortusreizen, net zo goed als de internationalistische solidariteitscomités met de bevolking in Vietnam, Iran, Palestina, Angola, West-Sahara of waar dan ook.
De gewapende commando’s waren uitdrukking en resultaat van deze beweging, ze kwamen daaruit voort, werden door hen gevoed en waren van hen afhankelijk, ook als vandaag enkelen dat niet graag meer willen horen. Het was de poging om het latente revolutionaire karakter van de beweging in voorbeeldacties om te zetten, en zo de ontwikkeling op gang te brengen om de gedeeltelijke onmacht van de beweging bijvoorbeeld ten opzichte van bajes en politie, te overwinnen. Noch de beweging, noch haar gewapende groepen hebben zich opgeheven. Maar er was en is een ingrijpend veranderingsproces. Vandaag is nauwelijks nog van consumptieterreur spraken maar des te meer van werkeloosheid. Het is niet meer de angst voor de noodtoestandswetten die de politieke oppositie de straat opbrengt, maar politie en marechaussee voeren burgeroorlog waarbij de wetten alleen maar onzin zijn – kijk maar naar Grohnde, Brokdorf, Stammheim, Grensbewaking, afluistermikrofoonoorlog, BEFA, ‘Big Brother’ Dispol, de kaartenbakken van de geheime dienst van de bedrijven en de bewapeningswedloop, et cetera. en de toenemende sociale val van de meerderheid van de bevolking schept een andere soort ontevredenheid dan de morele verontwaardiging van de studenten over een bloedbad van het imperialisme ver weg. Zo u wilt is er een fase van transformatie van ideeën in een materieel karakter van het verzet. In dit verband is er natuurlijk ook een toenemende verschuiving van het gewicht van gewapend en ongewapend verzet, een omvorming van het verzet en van verzets- en organisatievormen.
10) Karl-Heinz Dellwo heeft uitgesproken dat door veel acties de sympathisanten een klap in het gezicht krijgen. Is het zo, zoals Bommi Baumann (een van de oprichters van de 2e Juni, die in 1974 de strijd opgaf en in Der Spiegel zijn vrienden opriep om “De wapens weg te gooien” en sindsdien vaak optreedt als ‘deskundige’ in media, GI) zegt, dat nu volgens een wetmatigheid gehandeld wordt, die men niet meer zelf bepaalt?
Dat klopt. De vliegtuigkaping naar Mogadishu was volksvijandig. Er is zelfs een theorie volgens welke het ‘populistisch’ zou zijn om te azen op de sympathie van de bevolking en revolutionair als het je geen zier kan schelen. Wij hebben gekozen voor het populisme, omdat het met ons oogverblindende uiterlijk sowieso onmogelijk is van de sympathie der volksmassa’s verlost te worden.
Bommi Baumann handelt volgens de wetmatigheid dat hij van tijd tot tijd geld nodig heeft en zijn ondertussen bekende verhalen alleen kwijt kan raken als hij zich af en toe iets nieuws te binnen laat schieten. Zoals bijvoorbeeld nucleaire chantage door “terroristen”. Hier houdt voor ons de lol op. Het waren racistische yankees die de eerste atoombommen op Japanse miljoenensteden lieten gooien. En we zijn al een hele tijd bang dat de nucleaire winstbelustheid en de politieke verantwoordelijken na het eerste kerncentrale-ongeluk of kernwapenmiskleun de volkswoede op ons af willen wentelen.
Dat Bommi zich voor zoiets laat gebruiken laat zien waartoe het kan leiden als men zich tot propaganda-ezel van de heersenden laat maken.
11) Beschouwde de Beweging van de 2e Juni bij haar oprichting de Bondsrepubliek als een fascistische staat? En hoe beschouwt men die staat nu? Is de analyse in belangrijke mate veranderd?
Onzin! de BRD was en is niet fascistisch. Maar de staatsdragende bureaucratieën, met helemaal voorop politie en justitie functioneren ongewijzigd, en niet pas sinds het 3e rijk maar al vanaf Keizer Wilhelm en ook in de Weimarer Republiek in het belang van de heersenden, van de reactie en het kapitaal. Zo is het in elke klassenmaatschappij. En het zijn deze staatsdragende bureaucratieën die vooral in crisistijden terreur bedrijven vanuit de staat. Daarbij beschouwt de individuele rechter, officier van justitie en smeris zichzelf meestal “onbevangen”. Het repressie-apparaat functioneert door (Pruisische) drill en (klasse-)reflexen. We waren blind toen we geen verschil zagen tussen zittingen aan het nazi-volksgerecht a la Freissler die binnen tien minuten tot het oordeel “kop eraf” voerden, en ons proces, dat gedurende maanden en jaren voortslepen zal, naar een oordeel dat niet minder vaststaat, maar altijd zal pogen de rechtsstatelijke schijn in stand te houden. We mogen zelfs interviews geven – heel fijn!
Het fascisme kan niet simpelweg tegenover de normale burgerlijke staat gesteld worden als zwart tegen wit. De overgangen zijn vloeiend. Beide zijn kapitalistische heerschappijvormen. De BRD is geen fascistische staat, maar er zijn fascistische tendensen die zich juist de laatste jaren aanmerkelijk versterkt hebben. Natuurlijk zijn de methodes vandaag veel verfijnder en meer uiteenlopend. Neem de gevangenissen: nog altijd en steeds weer worden gevangenen in elkaar geslagen, in afkoelingscellen gesmeten, zoals ze ook tegen hun wil rustgevende injecties toegediend krijgen. Zuiver uit voorzorg werden bij de gevangenen van de RAF in Hamburg tijdens de hongerstaking in de zomer van 1977 met houten wiggen de tanden uitgeslagen toen ze zich verzetten tegen gedwongen voeding. Bij ons werden in mei 1977 door speciale eenheden van de staatsveiligheid met knevelkettingen de handgewrichten bloedig afgeknepen, en er waren ook bosjeswijze uitgerukte haren en schoppen in de nieren. Daarmee moest het verweer tegen gedwongen haren knippen gebroken worden en het gekkebekkentrekken als we voorgeleid werden voor confrontatie met getuigen bestraft worden. Amnesty International verklaarde hierover bezorgd te zijn. Een gerenommeerde rechtsgeleerde sprak van marteling. De pers zweeg. En er waren “dode gangen”, waarin bijvoorbeeld Astrid Proll en Ulrike Meinhof gedurende maanden en jaren perfect geïsoleerd werden gehouden. Dit is terecht “witte folter” genoemd. De contactverbod-wet maakte de gevangenen weerloos tegen de willekeur van de regering in Bonn. Filbinger (minister-president van Baden-Württemberg en oud-nazi die in de nazitijd als rechtbankpresident doodsvonnissen had geveld, GI) mag zich een gruwelijke jurist noemen. De gebeurtenissen in een gevangenis in de door hem geregeerde Bondsprovincie bleven onopgehelderd, toegedekt door leugensprookjes en de ondoorzichtige schuimtapijten van officiële verklaringen. Dat dit alles verbleekt bij de gruweldaden en martelingen van de nazi-tijd, kan voor ons geen maatstaf zijn.
Aan de vraag naar het fascisme ligt een denksjabloon ten grondslag, die grote delen van links tot nu toe succesvol afgehouden heeft van een discussie over de problematiek van de gewapende strijd. In het kort: de gewapende strijd voor het socialisme zou alleen zinvol en legitiem zijn tegen de openlijk fascistische varianten van een kapitalistisch regime. De Duitse geschiedenis heeft laten zien dat juist dan alles wel eens te laat kan zijn. Gewapende strijd wordt niet zinvol doordat we krampachtig proberen te bewijzen dat de staat door en door fascistisch is. Enkele kameraden hebben daarmee al teveel kruit verschoten.
12) Acties van de Beweging van de 2e Juni en de RAF hebben geleid tot een verdere versterking van de politie en aanscherping van de wetten. Dat kan ook tegen legaal links ingezet worden. Werden zulke gevolgen vóór de acties ingecalculeerd?
Wie zich vrijwillig aan een heer onderwerpt en zich laat uitbuiten, die hoeft niet bang te zijn voor represailles. Als hij weigert zal hij met geweld gedwongen worden en des te sterker zijn verzet wordt, des te harder zal de terreur van de heersenden zijn. Het alternatief van quasi “vrijwillig” van zelfbepaling af te zien, opdat men niet aan terroristische methodes onderworpen wordt, is er geen.
Revolutionaire acties zijn natuurlijk een geliefd voorwendsel om de burgerlijke vrijheden in te perken en het onderdrukkingsapparaat uit te bouwen. Zij zijn echter niet de reden daarvoor. Voor de noodtoestandswetten en de “handgranatenwet” bijvoorbeeld, gaat dit “argument” in ieder geval niet op. En zelfs de speciale eenheden “mobiele inzetkommando’s” daartoe was allang besloten vóórdat de eerste grote guerrilla-acties uitgevoerd werden. En voor de Berufsverbote (zie Radikalenerlass in 1972: het weren van mensen die lid waren van als radicaal beoordeelde organisaties uit overheidsdiensten, waaronder leraren. Ook leden van de Communistische Partij DKP vielen hieronder, GI) kun je de guerrilla ook niet echt op laten draaien. Dat acties of zogenaamd dreigende acties door minderheden en kleine groepen gebruikt worden als rechtvaardiging, is weliswaar een vanuit het fascisme bekende methode.
Maar laten we nou eens deze manier van argumenteren tegen de heersenden aanwende: uitbuiting van het volk, politie- en gevangenisterreur leiden steeds weer tot verhevigd verzet en bloedige revoluties. Worden deze gevolgen door de heersenden ingecalculeerd? Duidelijk!
13) “Het is en blijft ons doel om de meerderheid van de bevolking voor de revolutie te winnen” heeft Ralf Reinders bij het proces gezegd. Hoe past bijvoorbeeld de kaping van een Lufthansa-vliegtuig met Mallorca-vakantiegangers daar in?
In het geheel niet!
14) Horst Mahler heeft gezegd: “Deze staat benut de terroristen om de vrijheidsrechten, die in 1949 na de ineenstorting van het fascisme aan het volk geschonken moesten worden, nu stap voor stap te liquideren! “ Zou men deze burgerlijke vrijheden nu niet beter kunnen verdedigen?
De baas zegt: beklaag je maar bij de luilakken, als we minder loon uitbetalen.
De wetgever zegt: beklaag je maar bij de hardhoofden als wij dikkere knuppels moeten nemen.
De SS zegt: beklaag je bij de verzetsstrijders, wanneer we het hele dorp uitmoorden!
Maar hoe kunnen we dan zo praten in een democratie, waar de bevolking het voor het zeggen heeft? Zijn wij zo stom dat we onszelf uitbuiten, onderdrukken en uitmoorden? De logica van de bevrijding kan niet dezelfde zijn als die van de heerschappij.
Wij zullen onze treiteraars het achterwerk zoenen, zodat Horst Mahler zijn kleurenteevee krijgt.
15) “Bommi” Baumann heeft gezegd dat Mogadishu (waar het gekaapte Lufthansa-toestel werd bevrijd door een Duitse elite-eenheid, GI) elitaire waanzin is geweest en dat de terechtstelling van Schleyer politieke terugslagen heeft veroorzaakt. Is politieke vooruitgang niet eerder te verwachten van legale basisbewegingen als de anti-kernenergiebeweging en lokale burger-actiegroepen?
De ontvoering en dood van oud-nazi en ondernemerschef Schleyer is van een andere orde dan Mogadishu. Het verbinden van een goede actie met een foute zou nog heel andere mensen in verwarring brengen dan Bommi Baumann. Alleen schematisch denken en dogmatisme in beide kampen kan het onderscheid tussen legale en illegale beweging, tussen gewapende en ongewapende lokale burger-actiegroepen overeindhouden. Dit schematische en dit onderscheid zijn het die de politieke vooruitgang afremmen. Daar vechten we tegen.
16) Was er een moment – misschien nu pas tijdens de gevangenschap – het punt dat men zei: Dit is niet meer waar we naar gestreefd hebben. We moeten onze uitgangspositie opnieuw beoordelen?
Een maatschappij is niets stars, onvermurwbaars. Er zijn constant veranderingen, processen, ommekeren, verschuivingen in de machtsverhoudingen. Daarom moet de eigen politiek natuurlijk voortdurend beoordeeld en overdacht worden. Als dat niet gebeurt dan verzandt ze in dogmatisme, verwijdert zich van de realiteit en zet ze de eigen nederlaag op het programma.
Of zoals Marx zegt: “Proletariese revoluties bekritiseren zich continu zelf, onderbreken voortdurend de eigen loop, komen op het schijnbaar volbrachte terug om weer van voren af aan te beginnen, beschimpen gruwelijk grondig de halfslachtigheden, zwaktes en ellende van eerdere pogingen, lijken hun tegenstanders tegen de grond te gooien zodat deze nieuwe krachten uit de grond kunnen zuigen en zich reusachtiger tegen hem opheft, schrikken steeds opnieuw terug voor de onbestemde monsterlijkheid van haar eigen kracht, tot de situatie geschapen is die elke terugkeer onmogelijk maakt en de verhoudingen zelf roepen: Hic rhodos, hic salta! – hier is de roos, hier dansen!”
17) Op veel procesdagen leek de stemming in de verdedigingsbanken zeer opgeruimd te zijn. Valt er nog wat te lachen bij het uitzicht op levenslange gevangenisstraffen?
Het leven is ernstig genoeg, men kan het alleen lachend verdragen, zoals Gerald pleegt te zeggen. Maar even serieus. Deze vraag kan alleen op deze manier gesteld worden omdat er zuurpruimen binnengeslopen zijn, omdat zuurpruimerigheid zich breed maakt binnen het bonte linkse spectrum. Het perspectief dat het kapitaal de mensen aanbiedt is ook verschrikkelijk. Of het nu levenslang gevangenis of levenslange uitbuiting, imperialistische oorlogen of atomaire vergiftiging is. Wie daarmee tevreden zou zijn, die zou werkelijk niets meer te lachen hebben. Het is echter het nog niet niet in alle lagen doordrongen principe van de Spassguerrilla (pretverzet, GI), dat het leven lol bieden moet. En dat de revolutionaire strijd lol moet opleveren, omdat anders niemand die strijd gaat voeren. Wie zich verzet heeft ook wat te lachen. Een enorme hoeveelheid muffigheid verspreidend staatsgeweld is ervoor nodig om het Moabiter Poppenkastspel (de rechtbank, GI) niet in openlijk geschater van de bevolking te doen ondergaan. Moeten we ernstig blijven op het moment dat getuige Peter Lorenz aantreedt?
18) Andreas Vogel zit op dit moment zonder advocaat van eigen keuze. Hij weigert samen te werken met de hem toegewezen advocaat. In hoeverre is een verdediging voor hem nog mogelijk?
Met een beetje goede wil is alles mogelijk. Een ruimtevlucht zonder raket, een juridische verdediging zonder advocaat. De tegenpartij staat er nog slechter voor. Die moet het proces voeren zonder moraal, zonder menselijkheid en zonder verstand.
19) Hoe schatten jullie het proces nu in?
Als we niet gepakt waren, zouden we er niet heengegaan zijn. Daarnaast leek het ons vaak zenuwslopend, maar prettiger dan in de cel te zitten. Ook wilden we elke gelegenheid benutten om te zeggen wat we te zeggen hebben.
(… etc.) Het interview gaat hierna nog een paar bladzijden door maar alleen over tamelijk gedetailleerde zaken over hun proces. Het hele interview is in het Duits hier te lezen.
——————–
Aanvulling globalinfo:
Zie voor een enorm archief met documenten van de 2e Juni http://blues.nostate.net/
Van de vier gevangenen die hier geïnterviewd werden, kwam Fritz Teufel na vijf jaar in 1980 vrij. Hij had een keihard alibi omdat hij tijdens de feiten waar hij voor beschuldigd was, met valse papieren in een fabriek in Essen gewerkt en zijn collega’s wilden dat met plezier komen bevestigen. Hij kwam pas na vijf jaar met dit ‘b-libi’ omdat hij toch wel voor andere zaken gepakt zou worden (verboden wapenbezit, bezit van gestolen geld…). Hiermee hoopte hij ook te bewijzen dat de bewijzen tegen de anderen grotendeels gefabuleerd waren. Hij kwam trouwens pas echt vrij nadat er een grote campagne voor zijn vrijlating georganiseerd was.
Hij overleed aan de gevolgen van parkinson in 2010.
Ralf Reinders (Bär) kwam als laatste van de vier vrij in 1990. Duitse autoriteiten dreigden hem na vrijlating uit te wijzen naar Nederland omdat zijn vader een Nederlandse afkomst had (hij was gedwongen in Duitsland te werken voor de nazi’s en in Berlijn blijven wonen). Maar dat konden ze toch niet maken.
Ronald Fritzsch kwam in 1989 vrij
Till Meier, een andere gevangene in deze zaak, werd in 1978 uit de gevangenis in Moabit bevrijd, maar korte tijd later in Bulgarije weer gepakt en uitgeleverd en kreeg vijftien jaar gevangenisstraf.
Vier vrouwelijke gevangenen (die niet in de interview-groep zaten) Viett, Gabriele Rollnik, Monika Berberich en Juliane Plambeck konden in 1976 ontsnappen uit de vrouwengevangenis Lehrter Strasse in Berlijn, werden deels weer gepakt en later voor andere zaken tot lange gevangenisstraffen veroordeeld.
Gerald Klöpper kreeg elf jaar, en verklaarde daarna dat hij zich afkeerde van illegaal geweld, hij kwam in 1982 bij lokale verkiezingen op de kieslijst van de linkse ‘Alternative Liste’ en werd gekozen tot afgevaardigde.