Ga naar de inhoud

Macht En Georganiseerde Onverantwoordelijkheid

Anarchisten verzetten zich tegen de gang van zaken in een door het kapitalisme gedreven maatschappij. Zij streven naar een andere soort maatschappij dan de bestaande. Succes bleef tot nu toe evenwel uit. Anton Constandse (1899-1985) erkent dit in zijn boek uit 1938, getiteld Grondslagen van het anarchisme. Al jong was hij tussen 1922-1928 de ‘ziel’ van anarchistische tijdschriften. In zijn boek uit 1938 vraagt hij zich tegen het eind ervan af of het anarchisme nog iets te zeggen heeft.

10 min leestijd

(Door Thom Holterman, van zijn website Libertaire Orde)

Er is in geen beweging zoveel gesproken en geschreven over ‘vernieuwing’ van het socialisme als in anarchistische kringen. Men bestudeerde alles, zo schrijft hij, behalve datgene wat nodig was. Men liet namelijk na het vraagstuk van de macht aan de orde te stellen. Of dit in alle opzichten zo was, waag ik te betwijfelen. Zeker is wel dat men in oude anarchistische geschriften een tamelijk hoog gehalte ethische en morele uitingen aantreft.

Wright Mills als motard

Na de Tweede wereldoorlog moest de anarchistische beweging zich heruitvinden en het zou een goede gelegenheid zijn geweest de draad op te pakken bij waar Constandse eindigde. Voor het aan de orde stellen van het vraagstuk van de macht had men acht kunnen slaan op de inzichten die de Amerikaanse socioloog en maatschappijcriticus Cart Wright Mills (1916-1962) nadrukkelijk aandroeg, maar hij was geen anarchist, wel iemand met een radicale ambitie. Dat hij geen anarchist was kunnen we nu vergeten. Het gaat immers om de vraag of verwoorde inzichten een passende bijdrage tot verbreding of verdieping van ons eigen begrip kunnen leveren. Wel, in 1951 constateerde Cart Wright Mills dat een georganiseerde onverantwoordelijkheid de overhand had in het Amerika van toen. Het was het leidende handelingskarakter van moderne industriële maatschappijen, zo constateerde hij (White Collar, 1951/1959, p. 111).

Mills hield zich bezig met de Amerikaanse politieke, militaire en economische elites, waarvoor hij de term power elite (machtselite) introduceerde. Vanwege de politiek van georganiseerde onverantwoordelijkheid moeten mensen aan de top, zo schreef hij, de ware toedracht van zaken verhullen om aan de macht te blijven. Die manier van politiek bedrijven komen we tot in onze dagen tegen. De demissionaire minister-president Mark Rutte kan als vleesgeworden voorbeeldervan aangewezen worden. De inzichten van Wright Mills zijn dan ook te koppelen aan de aanbeveling die Constandse deed. En dat actualiseert in één klap de hele kwestie die Constandse aankaartte. [ThH]

Macht

Zoals we zagen oppert Constandse het vraagstuk van de macht aan de orde te stellen. Nu is er over macht een bibliotheek vol geschreven, terwijl ik slechts naar één auteur verwijs, te weten Cart Wright Mills. Ik denk aan hem omdat hij schreef in een periode dat sommige anarchisten op zoek waren naar materiaal voor hernieuwing van inzichten en aanpassing van libertaire thema’s in de naoorlogse tijd. Een van de mensen die dat openlijk verkondigde te doen was Rudolf Rocker (1873-1958). Daaraan werd op deze site al eerder aandacht besteed (Online). In geval van Cart Wright Mills verwijs ik naar twee van zijn boeken (White Collar, The American Middle Class, 1951/1959 en Macht en mensen, Essays, 1963, in het Nederlands vertaald, 1971). Het moet voldoende zijn voor het punt waarom het draait.

Macht is in de Westerse wereld gerelateerd aan de private eigendom. Dat kan gedepersonaliseerd zijn of bemiddeld, indirect, maar niet verminderd of afgenomen. Mills voert dit aan om iets over de macht van managers te zeggen, die namelijk niet afhankelijk is van hun persoonlijke eigendom. Ook zonder dat blijft er een functionele relatie bestaan tussen eigendom en de controle over grote ondernemingen. Zou particuliere eigendom zijn ‘afgeschaft’, dan zou de macht, als daarvan nog sprake is, berusten op een andere grondslag. Zij zullen dus zoeken naar andere bronnen van gezag, aldus Mills (White Collar, p. 100-102).

Hij onderscheidt drie vormen van macht: dwang (ultieme vorm van macht in de sfeer van fysieke macht), gezag (hier speelt vrijwillige gehoorzaamheid een belangrijke rol; de macht wordt legitiem geacht door de gehoorzamen) en manipulatie (macht die uitgeoefend wordt zonder medeweten van mensen die machteloos zijn) (White Collar, p. 109; Macht en mensen, p. 7). Dit komt voor een groot deel overeen met de vaak gehanteerde driedeling might/power/authority (zoals behandeld in het klassieke werk van Alexander Passerin d’Entrèves, The Notion Of The State, Oxford University Press, 1967). Alles wordt ingezet om de politieke wil te laten zegevieren. Een uitwerking van die opmerking zou een boek opleveren. Ik laat het schrijven ervan over aan anderen. Hier gaat het mij slechts om het volgende wat Mills opmerkt.

Cart Wright Mills

Macht heeft te maken met al die beslissingen, die mensen nemen (a) over de regels waarnaar zij leven en (b) over de gebeurtenissen die de geschiedenis van hun tijd bepalen. Mills wijst er dan in dit verband op: voor zover er beslissingen worden genomen, is de vraag van belang wie bij die beslissingen betrokken zijn. Mills: dàt vormt het kernprobleem van de macht (Macht en mensen, p. 7). Hier raakt hij dus aan een libertair inzicht.

De machtsstructuur van Westerse maatschappijen (en Mills spreekt dan vooral over de VS) is gebaseerd op een door particuliere ondernemingen gerunde economie die tegelijkertijd een permanente oorlogseconomie is. De belangrijkste banden tussen economie en staat berusten op het samenvallen van militaire- en ondernemingsbelangen – zoals die door de generaals en de zakenlui gedefinieerd en door politici en publiek geaccepteerd worden. De Amerikaanse anarchist Paul Goodman (1911-1972), tijdgenoot van Mills, sprak tijdens een symposium gehouden in 1967, vertegenwoordigers van het Amerikaanse militair-industriële complex toe, zeggende: ‘Jullie zijn de gevaarlijkste mensen’ (Online). En dat is dus nog steeds zo.

Mills trekt evenwel een ruimere cirkel. Hij heeft het over de dominerende ondernemingshiërarchieën, die waarschijnlijk de grootste concentratie van economische macht vormen, die ooit in de wereldgeschiedenis is voorgekomen. Zij zijn hecht verstrengeld met politieke en militaire instellingen. Toch worden hun managers dogmatisch – zelfs maniakaal – als men aan het fetisj van de ‘vrijheid’, ja, van hun particuliere, onverantwoorde macht raakt (Macht en mensen, p. 67). In de sociale strijd met als doel fundamentele maatschappelijke verandering, moet het worden opgenomen tegen dit ‘machtsblok’.

Georganiseerde onverantwoordelijkheid

In de moderne maatschappij zou je aldus Mills zeggen, dat zowel vrijheid als zekerheid afhankelijk zijn van georganiseerde verantwoordelijkheid. Hij bedoelt daarmee dat mensen effectieve controle moeten hebben over datgene waarvan ze afhankelijk zijn. Men weet maar al te goed, dat het in de bestaande, moderne maatschappij daaraan geheel ontbreekt. Het lot van steeds meer mensen, overal ter wereld, hangt namelijk van beslissingen af, die zelf geen stem in het kapittel hebben, hoewel ze van essentieel belang zijn voor die mensen. Daarom spreekt Mills over een politiek van georganiseerde onverantwoordelijkheid die de overhand heeft – zowel bij ondernemingsbeslissingen en als in de politiek. Het is om die reden dat mensen aan de top de ware toedracht van zaken verhullen om aan de macht te blijven, concludeert Mills.

Als onverantwoordelijke beslissingen de overhand hebben en als er een onevenredige verdeling bestaat van alles wat waardevol te noemen is, dan is het onvermijdelijk dat er universeel bedrog gepleegd wordt, ten bate van degenen (a) die de beslissingen nemen en (b) die het meest bezitten van wat er aan waardevols te bezitten valt (Macht en mensen, p. 105). Komen we in de actualiteit van alledag niet telkens  voorbeelden daarvan tegen?

Oppositie

Oppositie tegen deze heersende cultuur en politiek wordt veelal gevoerd door versnipperde, kleine groepen die minuscule blaadjes uitgeven en in onverkoopbare culturele producten handelen, aldus Cart Wright Mills (Macht en mensen, p.46). Hiermee zijn we terug bij Anton Constandse. Sprekend in 1938 over de anarchistische beweging, heeft hij het over sekten, sentimentele dominees en verspreide groepjes, over vruchteloos gefilosofeer. Men moet oppassen niet een sekte van Zevende-dag-adventisten of een genootschap voor oosterse mystiek te worden. Om daaraan te ontsnappen moet het vraagstuk van de macht worden bestudeerd om te beseffen  waar tegen men te strijden heeft en hoe die strijd effectieve vorm te verlenen.

Cart Wright Mills zegt geen oplossing te hebben voor het probleem van de politieke onverantwoordelijkheid (Macht en mensen, p. 71). Ook hij vraagt zich af waarom de mensen die de macht hebben zo onverantwoordelijk stupide zijn. Een van de dingen die hij verwelkomt is dat er mensen zijn die laten zien dat ze het zat zijn! Constandse zou het daarmee eens zijn, denk ik. Hij erkent ook dat het een vraagstuk blijft hoe men ‘macht’ met ‘vrijheid’ kan verzoenen. Zelf zou ik niet over ‘verzoenen’ spreken. Het betreft twee sociaal-maatschappelijke verschijnselen die niet zijn weg te denken en waarvoor permanent naar een dynamisch evenwicht moet worden gezocht. Dit blijft een dilemma. We zullen het tegenkomen in het item ‘Wat is er gebeurd met de Anarchistische eeuw?’ op deze site. Maar daaraan voorafgaand geef ik één sprekend voorbeeld.

Dilemma

Zomer 1936, Juan Garcia Oliver kust zijn partner, Barcelona, Plaza de la Catedral* 

De strijd die nodig is om het voornoemde machtsblok te torpederen zal vermoedelijk de inzet van middelen verlangen die een anarchist niet wil gebruiken. Het dilemma doemt op in een vraaggesprek over de Spaanse sociale revolutie, de periode die ook Constandse na aan het hart lag. Het vraaggesprek vond plaats in 1977 tussen de eindredacteur Freddy Gomez van het tijdschrift À contretemps, (opgenomen in nr. 17, juli 2004) en de Spaanse anarcho-syndicalist Juan Garcia Oliver (1901-1980). Ik vertaal één vraag en het antwoord eruit, en geef de paradox ter overdenking mee.

Freddy Gomez:  U werd benoemd tot minister van Justitie. Op 28 december 1936 ondertekende u het decreet tot instelling van werkkampen voor fascisten en op 13 mei 1937 een decreet tot uitbreiding van de functies van de volksrechtbanken. Mijn vraag mag u naïef voorkomen, maar ze ligt op mijn lippen bestorven: hoe komt een anarchist, die plotseling belast wordt met het besturen van het juridische apparaat van de staat, met zijn geweten in het reine? 

Juan Garcia Oliver:  Dit is een goede vraag, maar hij gaat voorbij aan een essentieel feit. In dat geval heeft de anarchist geen gewetensprobleem, om de eenvoudige reden dat hij geen anarchist meer is. Natuurlijk hebben sommigen – ik denk aan Federica Montseny [1905-1994; anarchiste, werd minister van Volksgezondheid in 1936; thh.] – achteraf spijt betuigd en berouw getoond door te zeggen dat zij anarchistischer zou zijn dan ooit. Dit is een farce. Je kunt niet gewoon teruggaan naar hoe het was, dat zou te gemakkelijk zijn. Zo’n besluit is een levenslange verbintenis. Anders zou het suggereren dat het een resultaat betreft van een persoonlijke bevlieging, niet het resultaat van een historisch proces dat begon met onze weigering om de revolutie verder door te zetten. De rest volgt logisch.

Bovendien waren wij beiden vrijwillig minister, zonder enige andere druk dan die van de organisatie waartoe wij behoorden. Tenslotte, wat mij betreft, heb ik altijd beweerd anarcho-syndicalist te zijn, nooit honderd procent anarchist. Mijn weg is totaal verschillend van die van Federica Montseny.

Thom Holterman

[Het vraaggesprek is integraal Online te lezen.]

* Bron foto Juan Garcia Oliver: het Spaanse ochtendblad El País, 1 april 2019; de discussie gaat over het juiste tijdstip: is het 28 augustus 1936 of toch niet 19 juli 1936, Online.