Ga naar de inhoud

Hoe voer je een klassenstrijd: Immanuel Wallerstein, 1930-2019

Lea Ypi schetst Immanuel Wallersteins analyse van het kapitalisme als mondiaal fenomeen en legt uit hoe die voeding biedt aan de zoektocht naar alternatieven om dat kapitalisme te boven te komen.

8 min leestijd

(Dit stuk (zie hier origineel op de blog van de auteur) verscheen in verkorte versie in New Statesman en werd met instemming van de auteur door globalinfo.nl vertaald (donateur worden?))

Immanuel Wallerstein, de radicale intellectueel die het meest bekend staat om zijn pionierswerk op het gebied van ‘world systems analysis’, publiceerde kort voor zijn dood in augustus 2019 een column met de toepasselijke titel “Dit is het einde, dit is het begin” . In een voorzichtige prognose van onze huidige situatie schreef Wallerstein: ‘Wat degenen die in de toekomst in leven zullen zijn, kunnen doen, is met zichzelf worstelen opdat deze verandering een echte verandering kan zijn. Ik geloof dat nog steeds en daarom denk ik dat er een 50-50 kans is dat we het zullen redden om een echte verandering in de wereld te bewerkstelligen, maar slechts 50-50’.

Ik heb in het verleden aangegeven dat ik dacht dat de cruciale strijd een klassenstrijd was, waarbij ik het begrip klasse in een zeer breed gedefinieerde zin gebruikte’, legde hij uit. De sociale theoreticus heeft zijn leven gewijd aan dit idee van ‘klassenstrijd’, zowel in theorie – hij gaf les aan de Columbia University, daarna aan SUNY Binghamton en tenslotte aan Yale – maar ook in de praktijk. Hij was getuige van de strijd om de dekolonisatie tijdens zijn reizen in Ghana, Nigeria en Tanzania en verwachtte dat deze ervaringen de ontwikkeling van Afrikaanse landen zouden bepalen, ruim na de formele onafhankelijkheid.

Het belangrijkste inzicht dat hij tijdens deze reizen kreeg was dat de uitbuiting van het Zuiden door het mondiale Noorden net zo belangrijk was voor het begrijpen van het mondiale kapitalisme als de concurrentie met het Oostblok van de socialistische landen. De geschiedenis heeft hem gelijk gegeven. Terwijl het staatssocialisme uiteindelijk ineenstortte, bleven problemen van cliëntelisme, afhankelijkheid van schulden, ongelijke ontwikkeling en extreme armoede de voormalige koloniën teisteren, zelfs toen ze formeel soeverein werden. Tot op de dag van vandaag liggen ze aan de basis van enkele van de meest kritieke wereldwijde problemen, van braindrain tot de uitbuiting van goedkope arbeidskrachten door westerse fabrieken in het Zuiden, van de migratiecrisis tot de burgeroorlogen die deze crisis in gang hebben gezet. De reactie op deze conflicten vormde de kern van de antiglobaliseringsbeweging die verbonden was met het in 2001 in Brazilië opgerichte Wereld Sociaal Forum, waarvan Wallerstein een van de belangrijkste intellectuelen was.

Westerse liberale staten behandelen hun koloniale geschiedenis vaak als een ongelukkige episode uit het verleden waarvoor zij geen verantwoordelijkheid dragen. De geschriften van Wallerstein zijn essentieel om te begrijpen waarom, zolang het kapitalisme voortduurt, die geschiedenis nog niet voorbij is. Zijn langetermijnbenadering van de studie van de mondiale samenlevingen, vanaf de zestiende eeuw tot nu, illustreerde hoe economische verhoudingen de ontwikkeling van juridische, politieke en sociale instellingen in de loop der tijd vormgeven. Hij benadrukte dat zijn voorstel van ‘wereld systeemanalyse’ niet moet worden opgevat als een theorie, maar als een protest tegen de manier waarop de hedendaagse academische wereld de studie van de economie isoleert van die van de politiek, de geschiedenis, de filosofie en de sociologie en ons verhindert de erfenis van het liberalisme in twijfel te trekken. Zijn relaas was niet slechts een semantische stap, maar daagde de heersende gedachte uit dat natiestaten de primaire focus van onze analyse zouden moeten zijn, en hielp te verklaren hoe economische relaties de politieke en sociale grenzen vormen en hoe hun vroegere dynamiek het heden beïnvloedt.

Voor de ontwikkeling van de wereldsysteemtheorie liet Wallerstein zich inspireren door de Franse historicus Fernand Braudel, de Oostenrijks-Hongaarse econoom Karl Polanyi, de antikoloniale denker Frantz Fanon en generaties marxistische theoretici van het imperialisme. Hij betoogde dat het moderne wereldsysteem een kapitalistische wereldeconomie is, waarvan de ontwikkeling gebaseerd is op de relatie tussen kapitaal en loonarbeid, maar ook op de integratie van verschillende productiemodellen in verschillende delen van de wereld.

Wallerstein bekritiseerde Marx wegens het beschouwen van kapitalisme als een steeds groter wordend proces van technologische ontwikkeling dat uiteindelijk een wereld van conformiteit zou opleveren, waardoor de arbeidersklasse wereldwijd zou kunnen zegevieren. In plaats daarvan maakten Wallerstein, samen met zijn medewerkers Samir Amin, Giovanni Arrighi en Andre Gunder Frank, een onderscheid tussen een technologisch ontwikkelde, rijke kern van kapitalistische landen en de minder ontwikkelde ‘perifere’ en ‘semi-perifere’ landen waarop zij voor hun accumulatie rekenen. Dit verklaart waarom ondanks de wereldwijde expansie van de markten, de voordelen van uitwisseling en handel geconcentreerd blijven in de handen van een paar, meestal westerse, elites.

Wallersteins analyse van het kapitalisme als mondiaal fenomeen stelt ons in staat om na te denken over de huidige crisis van de liberale politieke en economische instellingen als een crisis van mondiale omvang. Enerzijds zijn Boris Johnson, Donald Trump en Jair Bolsonaro producten van toevallige politieke ontwikkelingen in hun respectieve staten. Anderzijds is de opkomst van autoritaire politiek in meerdere landen tegelijk een uitdrukking van een crisis van het kapitalisme die mondiale wortels heeft, maar zich anders manifesteert in de kapitalistische kernlanden en in de periferie en semi-periferie.

De analyse van het kapitalisme als mondiaal fenomeen is de basis voor de zoektocht naar alternatieven om het kapitalisme te overwinnen. Walllersteins denken werd gevormd door de protestbewegingen van 1968: van de opkomst van de Black Power-beweging in de VS tot het verzet tegen de invasie van Tsjecho-Slowakije door Sovjet-troepen; van studentenprotesten in West-Europa tot de consolidatie van guerrillatactieken tegen het militaire regime in Brazilië. De protagonisten van deze bewegingen kaderen hun ervaringen van onrechtvaardigheid (als arbeiders, als vrouwen, als mensen met donkere huidskleur) met een verwijzing naar een mondiaal dominantiesysteem dat de commerciële of bureaucratische elites ten goede kwam.

Tegelijkertijd illustreerden zij de tekortkomingen van de sociaal-democratische en revolutionaire aspiraties die zich beperken tot de transformatie van individuele landen, los van internationale instellingen. Wallerstein suggereerde later dat een van de lessen die uit de bewegingen van 1968 werd geleerd, was dat deze bewegingen zich vaak hadden verzet tegen electorale strategieën uit angst om in de reguliere instellingen te worden gecoöpteerd, maar dat dit hun nederlaag ook gemakkelijker had gemaakt toen het moment van verhoogde mobilisatie voorbij was.

De hedendaagse wereld is net zo kapitalistisch als die van 1968. Toch is de globalisering van het kapitaal geen recent fenomeen, zoals Wallersteins onderzoeken zo treffend aantonen. Het kapitalisme is vanaf het begin mondiaal geweest. Vanaf het begin heeft het een bevrijding van de behoeften beloofd door de uitbreiding van marktinnovatie en nieuwe technologieën en is het er niet in geslaagd deze beloften na te komen. Het kapitalisme kan het bereik van technologieën vergroten en daarmee de marktvoorkeuren uniformeren, maar het kan de kloof tussen rijk en arm en tussen Noord en Zuid niet uitvlakken. Het kapitalisme steunt op deze scheidslijnen om te overleven.

Ook als het kapitalisme ons voortdurende probleem is, zijn de strijd tegen uitbuiting, racisme, seksisme en homofobie nu net zo relevant als in het verleden. Toch heeft de nederlaag van het socialistische blok en daarmee van de Beweging van Ongebonden Staten in het Zuiden van de wereld geleid tot een desillusie van radicaal links, te zwak om een positieve visie te kunnen geven op de manier waarop politieke en sociale instellingen kunnen worden veranderd. Alleen extreemrechts profiteert nu van de crisis van het kapitalisme. Centristische liberalen betreuren deze ontwikkeling, maar ze zien niet in hoe het hun eigen bewieroking van de markt was, terwijl ze de schuld van de onderontwikkeling bij corrupte binnenlandse elites leggen, die de kiem heeft gelegd voor de opkomst van het  onverdraagzame nationalisme.

Vandaag de dag openen de voortdurende conflicten tussen een uitgebuite, onzekere beroepsbevolking en een miljardair-elite die van hun rijkdom leeft; tussen degenen die de klimaatverstoring zullen overleven en degenen die dat niet zullen overleven; tussen de crisis van het progressieve liberalisme en de opkomst van rechts, allemaal mogelijkheden voor verzet en biedt dat ruimte voor alternatieven. Wallerstein gaf aan dat de weg voorwaarts de klassenstrijd is, waarbij de klasse in brede zin wordt gebruikt, die het perspectief van het mondiale Zuiden omvat en die de strijd tegen het kapitalisme integreert met die tegen racisme, paternalisme en neokoloniale overheersing. De uitdaging is voor ons om zijn visie verder te ontwikkelen. Zoals hij voorspelde, kunnen we slagen. Maar de kans is slechts 50-50.
________________

Over de auteur: Lea Ypi (@lea_ypi) is hoogleraar politieke theorie aan de London School of Economics and Political Science en medeauteur van The Meaning of Partisanship.