Ga naar de inhoud

‘We Gaan Niet Meer Naar De Stembus’ – Pleidooi Voor Onthouding

Stemmen, een plicht en heilig ritueel, dat in onze parlementaire systemen moeilijk is te bekritiseren. De Canadees Francis Dupuis-Déri, docent politieke wetenschappen en feministische studies (Universiteit Québec), kiest de kant van de onthouding van stemming. Hij opent een debat dat zelden en, indien al, dan immer gedeeltelijk plaatsvindt, waarbij hij de verschillende argumenten verwoordt en bestudeert en ze vervolgens confronteert met de geschiedenis en de actualiteit. Dupuis-Déri: ‘De vastberadenheid die wordt ingezet om onthouding van stemming tegen te gaan, suggereert dat de kiezers zich in de eerste plaats proberen te overtuigen van het belang van hun eigen stem en hun eigen morele en politieke waardigheid.’

9 min leestijd

(Door Thom Holterman, eerder verschenen op Libertaire Orde)

Op degenen die zeggen dat we ‘moeten stemmen of voor altijd moeten zwijgen’, reageert de Amerikaanse komiek George Carlin met: ‘U bent verantwoordelijk als u stemt voor het feit dat u incompetente en malafide personen kiest, die het keer op keer verknoeien als ze eenmaal in functie zijn. U hebt het probleem veroorzaakt, u hebt gestemd, u hebt ze daar geplaatst. Dus u heeft geen recht om te klagen!’ [‘Malafide personen?’; ja wat dacht u bijvoorbeeld van zo’n ophitser als Klaas Dijkhoff en zijn vermogen aan wachtgeld?; thh]. Een gekozen vertegenwoordiger, die veelal slechts door een klein deel van het electoraat wordt gesteund, krijgt ondanks dat wel het volle pond van een hele zittingsperiode met dito blank mandaat om te besturen.

Het voorgaande heb ik ontleend aan de samenvatting gemaakt door de site Bibliothèque Fahrenheit 451 van het boek van Francis Dupuis-Déri, getiteld Nous n’irons plus aux urnes – Plaidoyer pour l’abstention. Hieronder treft u het vervolg aan (vertaald en bewerkt door Thom Holterman). De samenvatting is integraal in het Frans te vinden op Bibliothèque Fahrenheit 451. [ThH]

Verkiezingen: conditionering vanaf kindertijd

Regelmatig wordt geschermd met de herinnering aan ‘degenen die stierven voor het kiesrecht’, maar over hun strijdmiddelen horen we weinig of niets. Zo stierf de suffragette Emily Wilding Davison in 1913 aan schedelbreuk veroorzaakt door het paard van de koning op de renbaan waar ze was binnengedrongen. Zij had een veroordeling tot zes maanden gevangenisstraf achter de rug voor het in brand steken van drie brievenbussen en het plaatsen van een bom die de bouwplaats van het huis moest vernielen van de minister van Financiën! Evenmin worden zelden de slachtoffers van parlementaire regimes genoemd, met name degenen die de (directe) democratie verdedigden of uitoefenden, gevangengenomen, gemarteld of vermoord door degenen die de macht wilden behouden.

Het verkiezingsproces begint al in de kindertijd, wanneer de ouders de stemming presenteren als een beslissend en zelfs plechtig gebaar. Vervolgens neemt de school het over met cursussen over burgerschap die hoofdzakelijk indoctrinatie zijn, met verkiezingen van studentenvertegenwoordigers, zonder enige bevoegdheid. Dat dient geen ander doel dan de kinderen te conditioneren om te stemmen, terwijl overlegorganen op het niveau van een instelling als een school toch heel gemakkelijk te organiseren zouden zijn. [..]

De indoctrinatie vanaf de kindertijd en de systematische kleinering van verdedigers van onthouding geven aanleiding tot een ‘gevoel van burgerplicht’ bij de kiezers. Het vormt de aanzet van de hoop om dingen te veranderen of zich daarover te uiten. Maar één enkele stemming zal objectief gezien bijna nooit een fundamenteel verschil maken. De parlementariërs hebben daarvoor te weinig invloed op belangrijke beslissingen, die meestal door de uitvoerende macht worden genomen [en zouden ze al invloed pretenderen, dan worden zij belazerd door de regering en of de administratie, zoals bijvoorbeeld in de toeslagen-affaire; thh]. De actualiteit leert vervolgens dat de verschillen tussen progressieve en conservatieve partijen steeds moeilijker te onderscheiden zijn. Het gebrek aan alternatieven draagt dan weer bij tot onthouding van stemming.

De arbeidersklasse in het Westen was lange tijd in staat om haar identiteit op school, op het werk en op straat uit te bouwen. Waarin heeft dat geresulteerd? Niet in een overmacht waar die kon worden ingezet, bijvoorbeeld om deïndustrialisatie en verplaatsing van de productie effectief te blokkeren. Dat proces is als een wals gewoon door gerold en aan het eind van de 20e eeuw heeft dit sterk destabiliserend gewerkt: de electorale deelname van de arbeidersklasse aan de verkiezingen stortte in. De heersende elite kon het zich permitteren geen rekening te houden met haar belangen. Ondanks of juist dankzij verkiezingen? Boycotcampagnes voor een bepaalde zaak worden soms gelanceerd door oppositiepartijen, maar zonder dat het kiesstelsel wordt afgekeurd. Westerse regeringen steunen soms staatsgrepen ‘in naam van de democratie’ [zoals nu de neoliberale staatsgreep in Bolivia].

Democratie

Francis Dupuis-Déri heeft zijn boek opgebouwd uit niet minder dan negentig korte hoofdstukken. Het gaat om evenveel onderwerpen en sub-onderwerpen. In deze samenvatting gaat het om een algemene indruk van zijn boek. Een belangrijk onderwerp vormt het denken over democratie. Hij merkt op dat de westerse representatieve democratieën creaties zijn uit de middeleeuwen en niets te maken hebben met de Atheense democratie, in tegenstelling tot wat de wijdverbreide mythe beweert. In die tijd vormden duizenden dorpen in volksvergaderingen hun eigen beheer. De Franse Revolutie van 1789 heeft dus ook niet geleid tot democratische ideeën.

Veel grondwetten, zoals die van Frankrijk, verkondigen met hoogdravendheid dat ‘de nationale soevereiniteit toebehoort aan het volk’ maar dat zij ‘deze uitoefenen via hun vertegenwoordigers’! Of het nu in naam van God, het volk, de natie, de voorouders, de Maan of de Zon is, in een land dat één, twee of drie revoluties of helemaal niets heeft meegemaakt, is het resultaat hetzelfde: parlementariërs nemen zoveel mogelijk macht ten koste van de Kroon. Dit betekent zelfs dat ze een koning of koningin als vorm kunnen behouden of onthoofden, om dan de troon aan een gekozen president aan te bieden, die nu ministers in zijn kabinet benoemt zoals de koning of koningin die zich omringde met ministers, al dan niet afkomstig uit het Parlement. [..]

Dit laatste betekent dat de mensen (het volk) van hun macht worden beroofd, dat ze worden geregeerd en dus worden gedomineerd, onderdrukt, uitgebuit en buitengesloten van het besluitvormingsproces. Dupuis-Déri wijst er met nadruk op dat de zogeheten ‘grondleggers’ van de moderne ‘democratieën’ fel antidemocratisch waren. Pas later nam de ‘parlementaire kaste’ de term ‘politieke strategie tijdens een verkiezingsperiode’ aan. De uitdrukking ‘representatieve democratie’ is dan ook een oxymoron, een logische en politieke tegenstrijdigheid, een schijnvertoning. Democratie kan alleen maar direct zijn. Als het volk zichzelf niet meer regeert zodra een of meer al dan niet gekozen leiders aanwezig zijn, dan is het geen democratie meer. Maar al te vaak wordt deze politieke waarheid verborgen door de mythe van de ‘vertegenwoordiging van de volkssoevereiniteit’, die haar wortels heeft in mystiek en religieus bijgeloof en monarchistische propaganda. Nationale vertegenwoordiging is daarom een mythe, een statistische en sociale illusie, omdat parlementariërs niet erg representatief zijn voor de samenleving. Het is eerder een gekozen aristocratie.

[Een te pessimistisch beeld? Lees eens wat Marcel Storme (1930-2018), in leve hoogleraar aan de juridische faculteit R.U. Gent, schreef in een stuk onder de titel ‘De wetgever op de terugtocht. Beschouwingen over de verschuiving van de wetgevende macht naar de uitvoerende macht in België’ (in: Ons Erfdeel, jr. 28 (1985), p. 2017-213). Wie roept: ‘Ach, België’, dient te bedenken: hetzelfde geldt voor Nederland; raadpleeg in dat geval eens de intreerede van de staatsrechthoogleraar C.A.J.M. Kortmann (1944-2016) uit 1981, getiteld Elefantiasis, Beschouwingen over een zieke staat. Waarom ik naar deze overleden personen verwijs? Zij waren zo’n beetje de laatste kritische figuren in het staatsrecht. Nu zijn we opgescheept met zalvers als de staatsrechthoogleraar Wim Voermans; thh]

Gekozen monarch of autonomie

De auteur inventariseert vervolgens de redenen voor de onthouding, waarbij hij eerst een onderscheid maakt tussen de apolitieke en de politieke vorm. Volgens de politiek filosoof William Godwin (1756-1836) zijn verkiezingen te zien als politiek proces, dat demagogie en leugens aanmoedigt en de meerderheid illegitieme macht geeft. Jason Brennan en Nathan Hanna, eveneens politieke filosofen – maar dan hedendaagse –, verdedigen onthouding van stemmen met het argument dat dit beter is dan slecht te stemmen, en met die stem de deelname aan een onrechtvaardig systeem te steunen. Politieke betrokkenheid, op het ‘web’ (www), als vrijwilliger of activist in verenigingen of organisaties, kan worden verdedigd als meer effectieve directe actie.

Linkse of ultra linkse partijen lenen hun thema’s soms van politiek rechts, of zelfs extreemrechts, in de hoop hun electorale basis aan te vullen. Zij doen dat in de veronderstelling dat een groot deel van de arbeidersklasse voor extreemrechts stemt, als het al gaat stemmen. Maar wat gebeurt er ondertussen? Terwijl we worden gebombardeerd met retoriek over ‘democratie’ en ‘vrijheid’, brengt de meerderheid van de kiezers 35 tot 45 uur per week door op werkplekken waar noch democratie noch vrijheid bestaat. Vervolgens wordt een aanzienlijk deel van de belastingen gebruikt om grote particuliere bedrijven te subsidiëren, om de winsten van werkgevers en de hogere economische klassen te maximaliseren, om de ‘gekozen monarch’, de ‘aristocraten’ die in het parlement zitten en al hun politieke teams financieel te plezieren [Europarlementariërs doen bijvoorbeeld aan zelfverrijking met omstreden pensioen; thh]. Of we nu stemmen of niet, deze elite buit de belastingbetalers uit en dient zelden de lagere klassen [zie wat parlementariërs bijvoorbeeld verdienen op Businnes insider; thh] .

Francis Dupuis-Déri bespreekt ook enkele voorbeelden van georganiseerde onthoudingscampagnes, verkiezingssabotage, gekke kandidaturen, dierencampagnes. Hij waarschuwt tegen mobilisaties die zich richten op het stellen van eisen, omdat dit suggereert dat de parlementariërs de oplossingen hebben. Zij kunnen dit weer opvatten als een wens om daaraan te voldoen als gekozen functionarissen, wat een mogelijke rechtvaardiging meebrengt voor hun aanwezigheid in ‘het systeem’ en hun macht over de samenleving versterkt. Het is goed om je bewust te zijn dat ‘autonomie’ niet iets is om te vragen, omdat het niet te geven is: het wordt ingezet in actie, hier en nu, dat wil zeggen in ruimtes waar mensen elkaar ontmoeten, discussiëren en hun vermogen om samen te handelen ontwikkelen. Aldus Dupuis-Déri.

Zijn conclusie is ondubbelzinnig: “Waarom zou je niet alle tijd gestoken in deelname in een verkiezingscampagne combineren met vormen van directe actie, waarom zou je niet al die tijd zodanig kanaliseren, dat je die energie stopt in collectieven, in uitdrukkingen van volksmobilisatie, in sociale bewegingen, om zo vormen van samenleving te vestigen waar het om werkelijke vrijheid, gelijkheid, solidariteit en wederzijdse hulp gaat? Waarom zou je je niet aansluiten bij het kamp van de (directe) democratie, zelfbestuur en anarchie, in plaats van altijd te beweren dat verlossing noodzakelijkerwijs gepaard gaat met de verkiezing van een ambitieuze elite die beweert dat hij het goede met ons voor heeft?

Kort en goed: Radicale kritiek op het kiesstelsel, vergezeld van enkele suggesties voor methoden om het te ondermijnen.

[Samenvatting vertaald en bewerkt door Thom Holterman; integraal in het Frans te vinden op de site Bibliothèque Fahrenheit 451.]

Dupuis-Déri, Francis, Nous n’irons plus aux urnes, Plaidoyer pour l’abstention, Éditions Lux, Montréal, 2019, 192 blz., prijs 12 euro.