Ga naar de inhoud

These 6: De subcultuur uit

We hebben in de vorige thesen gesteld dat voor ons de sterking van maatschappelijke organisatieprocessen en de strijd van onderop binnen linksradicale politiek centraal moeten staan. De huidige afstand tussen de linksradicale beweging en de maatschappij is hiervoor een wezenlijk obstakel.

9 min leestijd

De zesde van “11 Thesen over organiseren en revolutionaire praktijk voor een fundamentele heroriëntatie van links-radicale politiek”. Zie hier een uitgebreide inleiding op de serie. (Door Kollektiv, Bremen, vertaling Tommy Ryan. Deze en andere onderdelen van de serie zullen terug te vinden zijn onder de tag ’11thesen’  (donaties voor de website globalinfo.nl zijn zeer welkom)

Deze scheiding tussen de samenleving en de linksradicale beweging […] wordt in feite in stand gehoouden door de subculturele oriëntatie van de huidige linksradicale politiek, die namelijk op zichzelf en de eigen ‘scene’ gericht is. Dit kenmerkt zich door een (bewuste of onbewuste) uitsluiting van de overgrote meerderheid van de maatschappij. Zelfs voor mensen die politiek geïnteresseerd zijn, is het niet eenvoudig om met ‘de scene’ in contact te komen en het vraagt de nodige inspanning om geaccepteerd te worden.

Velen van ons hebben dit in het verleden zelf ook doorgemaakt. Voor de bredere maatschappij blijft de scene-politiek ongrijpbaar, irrelevant en onaantrekkelijk. Dit komt onder andere doordat ‘erbij horen’ in eerste instantie niet via gemeenschappelijke politieke opvattingen en doelen verloopt, maar veel eerder via de typische criteria van een subcultuur, zoals culturele codes, taalgebruik, kledingstijl, omgangsvormen en dergelijke. Deze politieke en subculturele opgetrokken muur is één van de factoren waarom linksradicale politiek zo marginaal is en irrelevant blijft voor de maatschappij.

Hoewel sommige mensen al tientallen jaren proberen deze geslotenheid en het in zichzelf gekeerde karakter van de scene op de agenda te krijgen, is daar tot op heden niet echt iets aan veranderd. Ook binnen de scene worden regelmatig uitsluitende en elitaire mechanismen ter discussie gesteld (zie These 7). De scheiding tussen de samenleving en de linksradicale scene lijkt daarmee eigenlijk helemaal niet gewenst te zijn. Wanneer aan deze paradox na zo’n lange periode echter nog altijd niets veranderd is, rijst daarom dan ook de vraag door welke factoren de scheiding tussen de maatschappij en de linksradicale beweging in stand gehouden wordt.

Linksradicale subcultuur als waarde op zichzelf

Net als vroeger zijn het vooral jongeren die hun weg binnen de linksradicale scene weten te vinden. Een belangrijke motivatie voor hen is niet alleen de afwijzing van maatschappelijke onderdrukkingsmechanismes, maar vooral ook het verwerpen van de heersende culturele denk- en verhoudingswijzen. De manier waarop linksradicale subcultuur vorm krijgt, speelt voor hen een belangrijke rol. Door de identificatie met de politieke “scene” ontstaat er een gevoel erbij te horen en wordt het eigen gevoel van onmacht en eenzaamheid gereduceerd. Toch kennen linksradicale plekken ook hun eigen nauwe omgangsvormen en beschermde kaders. Ondanks dat bieden ze echter ook ruimte voor mensen om zich op persoonlijk vlak te ontwikkelen en op manieren met elkaar om te gaan die in de maatschappij gestigmatiseerd zijn (omgang met de eigen genderrol bijvoorbeeld, seksuele oriëntering, man-vrouw-verhoudingen et cetera).

Deze factoren hebben tot gevolg dat de linksradicale “scene”, voor mensen die zich hier thuis voelen, vooral van sociale en emotionele betekenis is. Het eerdergenoemde voordeel van een scene-leven staat in die zin los van diens maatschappelijke en politieke relevantie. Daardoor is er een minder grote noodzaak voor een confrontatie met maatschappelijke verhoudingen en kan de scene zichzelf ook terugtrekken in een niche; als “drop-out” plek. Daarmee wordt de inhoud van de subcultuur een waarde op zichzelf.

De socialisering binnen linksradicale structuren schept de illusie dat linkse plekken vrij zijn van maatschappelijke invloeden als bijvoorbeeld toenemende kapitalistische, seksistische, racistische, nationalistische en fascistische tendensen. Dit zelfbeeld bevordert de scheiding tussen de linksradicale scene en de samenleving en draagt een elitair bewustzijn in zich. Daarin wordt de eigen scene gestileerd tot een toevluchtsoord van verlichting en emancipatie terwijl de maatschappij “daarbuiten” wordt gezien als de belichaming van reactionaire achteruitgang.

Het gebrek aan openheid binnen linksradicale structuren heeft zeker ook te maken met de angst voor controle en infiltratie door de overheid. Dit is door het grote aantal ontmaskeringen van infiltranten de afgelopen jaren zeker niet volledig ongegrond gebleken. Toch wordt er vaak geheimzinnig en gesloten gedaan over zaken waarbij dit totaal niet in verhouding staat tot de militantie van het politieke handelen. We denken dat het belangrijk is dat het niveau van clandestiniteit past bij de aard van de politieke praktijk. Als we zelfgeorganiseerde structuren in een stadsdeel willen opbouwen, of ons in bredere sociale strijd willen mengen, is het fataal als elke onbekende binnen onze structuren kritisch wordt gekeurd, genegeerd of gevraagd wordt te vertrekken. Tegelijkertijd is de omgang met concrete verdenkingen eenvoudiger binnen georganiseerde structuren omdat er concrete methoden en verantwoordelijkheden zijn waarop een verdenking kan worden getoetst.

Voor de reproductie van de linksradicale scene als een geïsoleerde, van de rest van de samenleving gescheiden subcultuur spelen echter ook psychosociale factoren een rol. Het onvermogen en de onbeholpenheid wat betreft contact met de bredere bevolking is bij linksradicalen ook een uitdrukking van angsten, onzekerheden, vereenzaming, schaamte, schuchterheid, onbeholpenheid, een gebrek aan ervaring en vermijdingsgedrag. Daarnaast zijn mensen er vaak niet goed in om op gelijke hoogte met anderen in contact te treden, te communiceren en met andersdenkenden om te gaan. Naast persoonlijke eigenschappen en ervaringen weerspiegelt dit natuurlijk ook de samenleving als geheel. Daar wordt de ontwikkeling van een respectvolle en constructieve strijdcultuur tussen gelijkgestelden, evenals de vaardigheid om mensen op gelijke hoogte te benaderen, maar zelden (aan)geleerd en ontwikkeld.

Om daar verandering in aan te brengen binnen linksradicale structuren is het belangrijk om zulke zwakheden door middel van reflectie, ontwikkeling en discussie samen met elkaar te overwinnen. Dit gebeurt in de huidige scene echter nauwelijks of wordt slechts aan een enkeling overgelaten. Ook daarin toont zich de geringe vastberadenheid voor maatschappijverandering binnen linksradicale politiek en de waarde die hieraan wordt gehecht.

De psychosociale redenen die het buiten de veilige en prettige scene treden in de weg staan of bemoeilijken, worden vaak niet als probleem erkend of benoemd. Als we dat niet doen, kunnen we het echter ook niet overwinnen.

Wat willen wij?

Revolutionaire strijd en de verandering van de maatschappij kunnen niet door losse politieke groeperingen of leiders worden afgedwongen. Zulke verandering komt alleen tot stand als deze uitdrukking wordt van een breed gedragen maatschappelijke beweging.

Hierom kan revolutionaire politiek vanzelfsprekend niets anders betekenen dan jezelf binnen de maatschappij te bewegen, het contact met de bevolking op te zoeken en je te mengen in de tegenstellingen die daar te vinden zijn. Hiervoor is het noodzakelijk het eigen isolement en de subculturele oriëntatie van de linksradicale politiek achter ons te laten, onszelf binnen de samenleving te plaatsen en een “geduldig dialoog” (*) aan te gaan.

We zijn van mening dat er een bewust leerproces nodig is om te leren om mensen met andere meningen op gelijke ooghoogte te benaderen en onze eigen analyse en standpunten duidelijk aan hen over te brengen. Dit vraagt op twee vlakken inspanning: allereerst het overwinnen van eigen angsten en onzekerheden, ten tweede het nadenken over de vraag hoe revolutionaire inhoud overbracht kan worden zodat deze voor anderen ook als relevant ervaren wordt.

Het buiten de eigen kringen treden en de geborgenheid van een zelfbevestigende cultuur achter ons laten, kan voor sommige mensen onzekerheden en angsten met zich mee brengen. Het politieke proces moet vanzelfsprekend een ruimte zijn voor de confrontatie met onszelf en onze persoonlijke ontwikkeling. Op die manier leren we uiteindelijk zelf ook vrijer in de samenleving te bewegen. Dit gaat, zoals voor alle innerlijke veranderingsprocessen geldt, het best wanneer we dit niet alleen hoeven te doen, maar gemeenschappelijk ervaring opdoen, die ervaringen bespreken en nadenken hoe daar mee om te gaan. Tegelijkertijd is één van de uitdagingen dat we in onze gemeenschappelijke kringen een atmosfeer scheppen waarbinnen we open en eerlijk, zonder angst, statusverlies, spot et cetera. onzekerheden, angsten en (zelf-)kritiek kunnen uiten (zie daarvoor ook These 7).

Daarnaast is het belangrijk ons de vraag te stellen hoe kritische analyses en revolutionaire ideeën vorm moeten krijgen zodat ze voor anderen te begrijpen, relevant en navolgbaar zijn. Daarmee bedoelen we niet dat we onszelf methoden moeten aanmeten om de aandacht te trekken of aantrekkelijk voor te komen (zoals bijvoorbeeld psychologische manipulatie). We bedoelen juist dat er ontmoetingen nodig zijn zonder de ander politiek te instrumentaliseren, maar dialoog op gelijke ooghoogte te zoeken en eerlijke belangstelling tonen in de belangen en motivatie van de ander [zonder daarbij ook die van jezelf uit het oog te verliezen]. Daarmee sluiten we de bereidheid voor zelfverandering en erkenning in, omdat dit ervaring op vele verschillende vlakken met zich mee kan brengen. Tegelijkertijd betekent dit ook dat we moeten leren om in gesprekken met tegenstellingen om te gaan, moeilijke gesprekken uit te houden en te weerleggen en niet bij de eerste tegenovergestelde opvatting of conservatieve opmerking van de ander het gesprek te beëindigen.

Als we stellen dat we onze communicatievaardigheden moeten ontwikkelen dan bedoelen we daarmee dat niet dat we de eigen positie zonder reden moeten opgeven, noch dat we “meer tolerantie” moeten opbrengen voor reactionaire standpunten en opvattingen. Het gaat er ook niet om onze radicale analyse om strategische redenen te verbergen. [Waar het om gaat is dat we leren onze opvattingen helder te formuleren, leren deze duidelijk over te brengen en zoeken naar middelen waarop we dit kunnen doen – zij het via dialoog, zij het via andere vormen van contact zoals bijvoorbeeld praktische sociale projecten. Dat betekent dat we soms ook geconfronteerd zullen worden met andere opvattingen, maar sociale strijd betekent ook juist dat we deze confrontatie aan moeten gaan en daarbij durven te vertrouwen op onze eigen opvattingen. Waar deze nog niet genoeg ontwikkeld zijn, betekent het niet direct dat onze gehele analyse niet klopt, maar moeten we verder zoeken naar antwoorden.] (**)

Voetnoten

* Deze dialoog verschilt van het overtuigen van anderen doordat men 1) het contact op gelijke ooghoogte doet plaatsvinden, 2) de (eigen) levenssituatie als middel voor dialoog wordt gebruikt, 3) linksradicalen zelf leren van en over onbekende aspecten van de dagelijkse realiteit van andere mensen (“lerenden zijn ook lerenden”).
** Toevoeging van de vertaler tussen “[ ]”