Ga naar de inhoud

Kapitalisme kan klimaatverandering niet stoppen

De wereld warmt op als gevolg van het fossiele brandstof-kapitalisme. Als de wereld meer dan 1,5 graad opwarmt, zullen de gevolgen voor de planeet, de dieren en de menselijke samenleving catastrofaal zijn. De wetenschappelijke consensus (afgezien van een paar tegendraadse zonderlingen) is dat menselijke activiteit de opwarming van de aarde veroorzaakt en daarom organiseert het neo-liberale instituut de Verenigde Naties een reeks conferenties (Conferences of Parties, COPs) om het probleem aan te pakken, in de hoop een op hol geslagen klimaatverandering te voorkomen. De laatste van deze reeks was COP26 eind vorig jaar in Glasgow.

19 min leestijd

(Door Simon Hannah, vertaald voor Doorbraak door Jan Paul Smit, foto: Actiebord op de klimaatcrisis-demonstratie van 6 november 2021 in Amsterdam)

Ondanks talloze internationale bijeenkomsten van politici, ngo’s en bedrijven, blijft de planeet opwarmen met rampzalige gevolgen voor het klimaat. Enorme bosbranden teisteren landen over de hele wereld, terwijl andere landen bezwijken onder gevaarlijke overstromingen. Verzuring van de oceanen bedreigt het leven in zee en de permafrost op de Noordpool is aan het smelten, waardoor enorme hoeveelheden broeikasgassen vrij zullen komen in de atmosfeer.

Het zuidoostelijke Amazonegebied is nu zo beschadigd door ontbossing en “gecontroleerde verbranding” om ruimte te maken voor landbouwgrond dat het een netto-producent van broeikasgassen is geworden. We zijn gevaarlijk dicht bij het ontstaan van “terugkoppelingseffecten” waar CO2– en methaan-emissies uit veengebieden en de permafrost zo snel toenemen dat ze niet meer te stoppen zijn, waardoor de opwarming van de aarde door zal gaan zelfs als alle menselijke vervuiling op zou houden.

Terwijl er zoveel afhing van het COP-proces, was COP26 een mislukking. Het pact van Glasgow, waarover op de laatste dag overeenstemming werd bereikt, betekende een paar kleine stapjes vooruit. Maar die doen denken aan een peuter die leert lopen, terwijl we eigenlijk zouden moeten sprinten.

Over twee essentiële kwesties werd geen akkoord bereikt: hernieuwing van de doelstellingen om vóór 2030 de opwarming te beperken tot 1,5 graad en een akkoord over een versnelde uitfasering van steenkool. Door ingreep van de Indiase regering werd de slotverklaring op het laatste moment afgezwakt van “geleidelijk stoppen met steenkool” tot “geleidelijk afbouwen”.

Bla-bla-bla

Maar zelfs als er wel een akkoord was bereikt dat aan de behoeften van deze tijd zou voldoen, welke garantie zou er dan zijn dat het ook zou worden uitgevoerd? We leven in een wereld van mondiale neo-liberale instellingen die allerlei verklaringen en beloften produceren, waar vervolgens niemand zich aan houdt. De VN-verklaring van de Rechten van de Mens blijft in veel landen slechts een stuk papier. Wie kan de regeringen van de VS, Brazilië, China of India, of de grote bedrijven van het wereldkapitalisme, dwingen om zich goed te gedragen? Er is geen wereldregering en veel mensen zouden zoiets ook met het grootste wantrouwen bekijken.

De COP26-top beloofde rond 2030 een einde te maken aan de ontbossing, maar een soortgelijke belofte werd ook al gedaan in 2014 op de top van New York en in de jaren daarna is de ontbossing feitelijk sterk toegenomen.

De Kyoto-protocollen, de akkoorden van Parijs … om de paar jaar is er wel een klimaattop waar de wereldleiders verklaren dat er deze keer eindelijk iets gedaan zal worden.

Vier dagen na de top in Glasgow verkocht de regering van Joe Biden tachtig miljoen hectare van de Golf van Mexico voor onderzoek naar nieuwe olie- en gasbronnen. China gaat ondertussen door met het bouwen van meer kolencentrales.

Waarom kunnen ze nou niet doen wat nodig is?

Het is niet zo dat er onder het kapitalisme geen hervormingen mogelijk zouden zijn die sommige aspecten van de milieuverloedering zouden kunnen afremmen. Er zijn op verschillende momenten gezamenlijke inspanningen geweest om bepaalde bestrijdingsmiddelen te verbieden of andere milieubelastende activiteiten aan banden te leggen. Toen bijvoorbeeld bleek dat CFK’s bijdroegen aan het gat in de ozonlaag, werden zij wereldwijd verboden krachtens het Protocol van Montreal. Zure regen was in de jaren tachtig een vaak besproken milieukwestie, maar strengere emissiecontroles op zwaveldioxide en stikstofoxide hebben de zure regen sterk verminderd.

Maar op dit punt in de ontwikkeling van het late kapitalisme hebben we het niet over een paar chemische stoffen hier of daar, waarvoor beperkte hervormingen voldoende zouden zijn. Het kapitalisme heeft de CFK’s vervangen door iets anders, maar dat heeft de productie van spuitbussen, koelkasten en airconditioning niet gestopt. De zure regen is in het westen sterk verminderd, omdat de overschakeling op gas steenkool voor de opwekking van elektriciteit heeft verdrongen (hoewel landen als China en India nog niet zover zijn). De auto-industrie zal langzaam kunnen overschakelen op de productie van elektrische auto’s (hoewel dat een uitbreiding van de winning van bepaalde metalen met zich mee zal brengen, met alle gevaren van dien voor inheemse volkeren en de biodiversiteit).

Een kwestie van omvang

De opwarming van de aarde is echter een ecologische bedreiging van een heel andere grootte. Nu hoor je vaak: “Ja, het COP-proces is niet geweldig en is inderdaad een teleurstelling, maar het is het enige dat we hebben. En een klein stapje voorwaarts is beter dan helemaal niets.” Het probleem hier is dat zo’n opmerking niet ingaat op de enorme omvang van het probleem van het kapitalisme als een economisch, sociaal en politiek systeem.

Hoe kunnen we een gekozen regering echt vertrouwen, als we weten dat ze uiteindelijk boven alles de belangen van het bedrijfsleven vertegenwoordigt? Hoe kunnen we grote bedrijven vertrouwen als ze al decennialang klimaatverandering ontkennen, ‘wetenschap’ financieren om dit te bevestigen, klimaatactivisten aanvallen, hun eigen rol in koolstofuitstoot verdoezelen, enzovoorts? We weten dat olie- en gasbedrijven al in de jaren zeventig rapporten over de opwarming van de aarde achter hielden (net zoals sigarettenfabrikanten dat in de jaren vijftig deden met betrekking tot kanker). We weten dat autobedrijven sjoemelen met emissietests. We weten dat Apple, Amazon, Google, Microsoft en andere grote bedrijven in de VS lobbygroepen financieren, die in het Congres wetgeving over klimaatverandering proberen tegen te houden. We weten dat DuPont een fortuin heeft uitgegeven aan het verdoezelen van de schadelijke gevolgen van Teflon in haar producten en meer dan een decennium lang heeft gevochten tegen uitbetaling van schadevergoedingen. We weten dat olie- en gasbedrijven enorme inspanningen leveren om zich een ander imago aan te meten en dat wanneer zij over hun ‘milieuwerk’ praten, het meestal groenwassen is en dat zij slechts een miniem deel van hun winst hieraan besteden.

De westerse landen kunnen wel beweren dat ze hun CO2-uitstoot aan het verminderen zijn, maar dat is hypocriet omdat ze heel veel industriële productie hebben uitbesteed aan landen als Zuid-Korea, China, Vietnam en Bangladesh. De CO2-uitstoot van China is vooral zo enorm groot, omdat het de “fabriek van de wereld” is, die consumptiegoederen voor de rest van de aarde produceert.

Socialisten zijn er niet op tegen dat armere landen zich ontwikkelen. Waarom zouden zij in armoede moeten leven, terwijl zovelen in relatieve luxe leven? Maar in het kapitalisme gaat economische ontwikkeling gepaard met een enorme uitstoot van CO2 en andere milieuschade.

De Yamuna is een heilige rivier in India en die is bedekt met giftig schuim van industrieel afval. In de Yangtze in China – de op twee na langste rivier ter wereld – worden elk jaar miljarden tonnen afval en giftige industriële chemicaliën geloosd. Ongeveer 55 procent van al het plastic afval in de oceanen komt uit de Yangtze. Dat is de prijs voor de grootscheepse industrialisatie van China om het hongerige beest van het mondiale kapitaal te voeden.

De goederen die tegenwoordig worden geproduceerd, zijn kunstmatig goedkoop omdat het kapitalisme een groot gedeelte van de productiekosten externaliseert door te beknibbelen op de veiligheid van de werknemers, de gezondheidszorg en de milieubescherming. De aantasting van de planeet is onlosmakelijk verbonden met het winstsysteem. Als de geproduceerde goederen zouden worden geprijsd naar wat ze werkelijk kosten, dan zouden ze voor veel consumenten onbetaalbaar duur worden.

Het probleem is dus niet dat kapitalisten traag zijn; het is dat zij actief strijden tegen beleid en wetgeving die hun winsten schaden. Dat zit in hun aard. Kapitalisme is een systeem waarin winst en privé-bezit van de rijken en hun ondernemingen voorop staat. Het is onverenigbaar met een meer rechtvaardige en eerlijke wereld. Alleen een volledige verschuiving van de politieke wereldeconomie weg van marktwerking en winst zal ons kunnen redden.

Reactionaire krachten

Klimaatverandering zal revolutionaire breuken teweegbrengen, maar ook de mogelijkheid van de ergste reactionaire impulsen.

Telkens als er klimaatprotesten zijn, zie je een stortvloed van haat op de sociale media. De schrijvers spotten met mensen als Greta Thunberg en beweren dat de echte samenzwering de klimaatwetenschappers en links zijn, die ons proberen wijs te maken dat de opwarming van de aarde wordt veroorzaakt door menselijke activiteit. Ze denken dat zij de waarheid spreken tegen de machthebbers, maar in werkelijkheid herhalen zij slechts de propaganda van Exxon, Shell en BP, van de auto- en mijnbouwbedrijven. Ze denken dat ze anti-establishment en moedig zijn; het zijn echter lafaards die fungeren als lokvogels voor de grote bedrijven.

Naarmate de klimaatcrisis groeit, zullen we zien dat het gif van het nationalisme zich steeds verder verspreidt. Maar al te vaak laten arbeiders zich tegenhouden door loyaliteit aan deze regering of die baas, door een vals idee dat ‘ons’ land op de een of andere manier op de eerste plaats komt. In de wereld van het late kapitalisme en de op hol geslagen klimaatverandering zullen grenzen ons niet redden – in feite zullen ze worden gebruikt om ons te verdelen en ons tegen elkaar op te zetten. Wanneer een miljard mensen in de komende twee decennia klimaatvluchtelingen worden, zullen extreem-rechtse en nationalistische demagogen haat en angst zaaien en de vluchtelingen tot de vijand maken in plaats van de superrijken en het kapitalistische systeem dat tot deze crisis heeft geleid.

De opwarming van de aarde is een wereldwijd probleem, maar de gevolgen zullen per land verschillen. Kleine eilanden in de Stille Oceaan en landen die aan grote rivierdelta’s liggen, zoals Bangladesh, zullen onder water komen te staan. Bevolkingen zullen gedwongen worden te verhuizen. Naarmate landbouwgronden onderlopen en de zeeën te zuur worden voor vis, zal de prijs van voedsel snel stijgen. Drinkwater zal schaarser worden.

Rijkere landen zullen de prijsverhogingen in het begin enigszins kunnen opvangen en hun bevolking tot op zekere hoogte kunnen ‘beschermen’, maar zelfs dan zal er een klassenonderscheid tussen arm en rijk ontstaan dat alleen maar groter zal worden. In deze context zal “Eigen volk eerst” een populaire slogan worden, als wanhopige mensen elkaar gaan aanvallen en eisen dat grenzen worden gesloten en voedsel bewaard wordt voor degenen die het zich kunnen veroorloven.

Maar het meest reactionair zullen de machthebbers zelf zijn. Zij zullen beweren dat ze om ons geven en dat ze “iets doen”, terwijl ze in feite tegen ons liegen. Misschien liegen ze ook tegen zichzelf? Het is niet aan ons om hun geestelijke toestand te beoordelen. Ze hopen dat hun (in)actie ons zal demobiliseren en ons ervan zal overtuigen dat alles wel in orde komt als er een paar demonstraties zijn, een beetje lobbyen hier, een beetje druk daar. Maar we kunnen het ons niet veroorloven ons voor de gek te laten houden door deze professionele leugenaars.

Een socialistische strategie tegen klimaatverandering

Ondanks een wereldwijde klimaatbeweging en het feit dat er in de media elke dag over de klimaatcrisis wordt gesproken, zijn we nog lang niet in staat om de radicale verandering teweeg te brengen die we nodig hebben. Er zijn topconferenties en massademonstraties geweest, de noodklok is keer op keer geluid en er zijn protesten met confronterende acties geweest, maar dit alles samen is nog lang niet genoeg.

Links pleit geregeld voor een “Groene New Deal”. In wezen komt dit neer op een overheidsbeleid voor meer groene technologie, investeringen in groene banen en regulering of sluiting van industrieën die schadelijk zijn voor het milieu. Hoewel veel van deze ingrepen verstandig zijn, blijven het beleidsmaatregelen voor een eventuele ‘linkse’ regering, geen leidraad voor mensen hier en nu. Met de aanwas van autoritair rechts in de wereld zijn er veel landen in de wereld die misschien geen linkse regering zullen zien vóór 2030. Wat nodig is, is een actiehandleiding voor jongeren, inheemse volkeren en arbeiders nù.

Jongeren hebben met hun klimaatstakingen de goede richting aangegeven. Maar jongeren alleen kunnen niet genoeg macht mobiliseren om verandering af te dwingen. Alleen de arbeidersklasse kan dat. We moeten van protesten overgaan naar een situatie waarin werkende mensen de controle over hun werkplekken overnemen en waar een socialistische beweging een machtsstrijd aangaat met politici die de belangen van de grote bedrijven dienen.

Op verschillende plekken in de wereld hebben inheemse volkeren de strijd aangebonden met mijnbouw- en olie-kapitalisme, vaak tegen de aanleg van pijpleidingen door hun land. Deze gevechten zijn belangrijk, omdat inheemse volken vaak in of nabij gebieden wonen die rijk zijn aan grondstoffen. Steun aan deze campagnes moet centraal staan in de strijd voor het milieu. De overwinning tegen de Keystone XL pijplijn in 2021 laat zien wat een goed gecoördineerde verzetsbeweging kan bereiken.

In september 2019 was er een wereldwijde staking van arbeiders in 185 landen. De schoolstakingsbeweging van Greta Thunberg riep arbeiders op om mee te doen en velen deden dat – van eilanden in de Stille Oceaan tot India, Nigeria, Polen, Duitsland en de VS. En het ging niet alleen om de opwarming van de aarde; het ging ook om de giftige luchtkwaliteit in steden als Delhi en Lagos.

In februari 2020 staakten duizenden schoonmakers van de SEIU-vakbond in Minneapolis tegen hun bazen: grote bedrijven als Wells Fargo en United Health group. Een van hun eisen was dat hun bazen actie zouden ondernemen tegen klimaatverandering. Tijdens een grote stakingsbijeenkomst zorgde de vakbond voor simultane vertaling in het Spaans, Somalisch, Vietnamees, Amhaars en Nepalees, waaruit het internationale karakter van de stakende arbeidersklasse die dag bleek. Volgens de Amerikaanse vakbonden was dit een voorbeeld van “onderhandelen voor het algemeen belang”.

Geen stakingen meer die alleen maar over loon en arbeidsvoorwaarden gaan – onze lonen zullen waardeloos zijn op een planeet die stervende is. Al onze stakingen moeten mede gaan om de bescherming van onze gemeenschappen, onze planeet, tegen het roofzuchtige, verwoestende kapitaal.

Een internationale klasse

Deze benadering is precies wat Marx en Engels in gedachten hadden toen zij schreven: “Elke nieuwe klasse die zich in de plaats stelt van de klasse die voor haar regeerde, is, alleen al om haar doel te bereiken, gedwongen haar belangen voor te stellen als de gemeenschappelijke belangen van alle leden van de maatschappij, dat wil zeggen, dat zij idealiter haar ideeën de vorm van universaliteit moet geven, en ze moet voorstellen als de enige rationele, universeel geldige ideeën.”

De arbeidersklasse is die universele klasse. Wij zijn in elk land aanwezig en we hebben elke nationaliteit, geslacht, etniciteit en seksuele geaardheid. Niets wordt gebouwd, verplaatst, verkocht of onderhouden zonder onze arbeid en wij kunnen die arbeid terugtrekken om de toekomst te heroveren op de doodscultus van het kapitalisme. Maar niet alleen onze arbeid moeten we terugtrekken, we moeten ook een beweging opbouwen waarin we de wereld reorganiseren langs werkelijk democratische lijnen: democratie in de politiek én in de economische besluitvorming.

Het uitgangspunt voor socialisten moet zijn dat we strijden voor zinvolle hervormingen, hier en nu – en dan bedoelen we hervormingen die daadwerkelijk doorgevoerd worden en niet alleen maar ‘afgesproken’. Niet alleen woorden, maar vooral daden zijn nodig. Daarom strijden we voor alle mogelijke hervormingen die het proces van een planetaire catastrofe kunnen vertragen, op dezelfde manier als we strijden voor verbeteringen in lonen en arbeidsomstandigheden, hoewel we best weten dat deze geen einde zullen maken aan de uitbuiting onder het kapitalisme.

We weten dat klimaatverandering een probleem is van het hele kapitalistische systeem. Zij heeft alles te maken met energieproductie en de eisen van een op winst gericht systeem dat geld verdienen belangrijker vindt dan de behoeften van mens en planeet. Mijnbouw, oliewinning en fossiele brandstoffen vormen de basis van de kapitalistische productie. Zelfs als de kapitalisten dat zouden wíllen veranderen – zonder natuurlijk hun winsten echt in gevaar te brengen – zouden ze dat niet op tijd kúnnen doen. Daarom richten zoveel regeringen en bedrijven zich op 2050 en niet 2030: gewoon op de lange baan schuiven.

We weten dat als we de razendsnelle opwarming van de aarde een halt willen toeroepen en het evenwicht tussen mens en aarde willen herstellen, we af moeten van het kapitalisme. We kunnen geen werkelijk menselijke beschaving hebben die gebaseerd is op winst en hebzucht – we hebben een democratisch geplande economie nodig om onze hulpbronnen te rantsoeneren en ervoor te zorgen dat iedereen op een duurzame manier een fatsoenlijke levensstandaard krijgt. Geen miljardairs meer en geen miljarden mensen meer die moeten zien rond te komen komen van 2 dollar per dag.

Binnen de vakbonden en binnen de arbeidersklasse in het algemeen moet nog veel zorgvuldig georganiseerd werk worden verzet, om arbeiders op de voorgrond te laten treden in de beweging tegen de opwarming van de aarde. Dat is onze opdracht nu de kapitalisten onze planeet aan het vernietigen zijn. Wíj kunnen de raderen van de industrie stoppen. Wíj zijn degenen die kunnen beslissen welke economische activiteit er plaats moet vinden.

Arbeiders moeten klimaatonderzoek eisen van al hun werk dat zij voor hun bazen moeten doen, om uit te vinden wat het meest vervuilende aspect is. In Australië bijvoorbeeld voeren de vakbonden campagne voor een groen verbod op werk dat schadelijk is voor het milieu. We moeten politieke eisen stellen aan regeringen en bazen tegen industrieën die de planeet vernietigen. Vakbonden die voorrang geven aan uitbreiding van luchthavens boven de toekomst van onze wereld, ondermijnen niet alleen de strijd maar schaden actief de zaak.

We hebben een noodplan nodig, op een schaal van dat tijdens de covid-pandemie. Er moet internationaal gecoördineerde actie komen om de productie van energie uit fossiele brandstoffen geleidelijk aan te stoppen, grote bedrijven en agro-concerns te onteigenen en het openbaar vervoer gratis te maken. Deze strijd zal ons rechtstreeks tot in het hart van het kapitalisme brengen, tot in de “rechten van het burgerlijk privé-eigendom”. Alle juridische, politieke en economische argumenten zullen hiertegen worden ingezet. Maar dit zal alleen maar de enorme tegenstelling blootleggen tussen wat wij nodig hebben en wat het kapitalisme bereid is te doen.

De strijd om de planeet te redden is een strijd tegen winst, tegen de rijkdom en het voorrecht van de rijken, en tegen de essentie van het kapitalisme zelf.

De toekomst

Zodra de kapitalistische klasse uit de macht is gezet, het gebruik van fossiele brandstoffen in de meest vervuilende landen is vervangen en de meest milieubelastende industrieën en agrarische activiteiten zijn opgedoekt, kunnen we beginnen met het proces van het herstellen van onze relatie met de aarde. Marx sprak over de stofwisselingskloof tussen de mens en zijn omgeving. Hij stelde dat we niet gescheiden zijn van de natuur, maar er deel van uitmaken en dat het kapitalisme een breuk veroorzaakt tussen mens en planeet, omdat het een sociaal-economisch systeem is dat is gebouwd op winst en accumulatie, niet op een rationeel evenwicht.

Daarom zijn discussies over groei en “degrowth” (“ontgroei”) niet bijzonder nuttig in de context van kapitalisme en ecologische problemen. Het kapitalisme is nu eenmaal een systeem van onophoudelijke groei. De bazen moeten steeds meer kapitaal zien te vergaren en een steeds groter marktaandeel zien te veroveren ten koste van hun concurrenten. Zoals de ecoloog Edward Abbey treffend zei: “Groei omwille van de groei is de ideologie van de kankercel.” En dat is precies ook de ideologie van het kapitalisme.

Groei wordt vaak gemeten in termen van Bruto Binnenlands Product. Dat is voor economen een begrip om economische activiteit te bepalen, maar is nutteloos voor de rest van ons die de wereld probeert te begrijpen. Het argument voor ontgroei is dat er te veel schadelijke menselijke activiteit is (fabrieken, scheepvaart, transport, enzovoorts) en dat we die zullen moeten verminderen, dus ook onze eigen consumptie. We zullen minder moeten consumeren om een nulgroei-economie te krijgen.

Het probleem met dit argument is dat het grotendeels een kwestie van individuele verantwoordelijkheid wordt – in plaats van een structurele en sociale kwestie. Bovendien is ook in veel delen van de wereld groei juist nodig. Landen die systematisch door het westen zijn geplunderd en structureel ‘onderontwikkeld’ zijn, zullen moeten worden ontwikkeld, zodat de mensen daar een behoorlijke levensstandaard krijgen. Als we bovendien beter geïsoleerde huizen willen krijgen, betere treinverbindingen, enzovoorts, dan zullen we meer van bepaalde soorten producten moeten gaan produceren. Dit zal meer CO2-uitstoot geven, maar het zal latere emissies compenseren: het zal een investering zijn in een duurzamere wereld. We moeten beseffen dat we onder het kapitalisme geen wereld van gelijke ontwikkeling kunnen creëren.

Als strategie pleiten socialisten voor het terugdringen van de meest schadelijke economische activiteit en het weghalen van de economie uit de handen van de wereldconcerns die alleen in hun eigen belang kunnen handelen. Zij stellen daar een democratisch geplande economie tegenover, gerund door werkende mensen.

In een democratisch geplande wereldeconomie kunnen we beslissen welke middelen waar nodig zijn, niet op basis van de vraag of zij winstgevend zijn, maar of mensen ze nodig hebben of niet. Aangezien wij dit op een ordelijke manier kunnen doen, waarbij de kosten niet onze eerste zorg zijn, kunnen wij rekening houden met de hoeveelheid CO2 die kan worden uitgestoten voor de aanleg van transportverbindingen, betere huisvesting, enzovoorts.

Het is onwaarschijnlijk dat wij in staat zullen zijn om alle CO2-uitstoot in onze samenleving volledig te elimineren, maar wij kunnen hem enorm verminderen en compenseren, en beslissen waar en wanneer wij eventueel koolstof moeten verbranden. Een goed geplande economie betekent dat we in staat zullen zijn om te beslissen wat lokaal, regionaal of internationaal kan worden geproduceerd op manieren die minder schadelijk zijn voor de planeet.

Simon Hannah

(De auteur is schrijver, vakbondsactivist en lid van de Labour-partij. Dit is een vertaling van “COP 26 was a failure… the future is in our hands now” dat op 2 december 2021 verscheen op de website Anti-Capitalist Resistance. Het is gevonden en vertaald voor Doorbraak door Jan Paul Smit.)