In de aanloop naar de Europese verkiezingen – Deel 1: de instellingen van de EU
Zoals we ook bij de verkiezingen van mei 2014 deden (*) brengt Ander Europa in de komende maanden informatie en kritische analyses over de situatie, de standpunten en initiatieven van de linkerzijde in de Europese Unie (EU). Als inleiding daarop plannen we een aantal korte oriënterende artikels, die het algemeen kader schetsen waarin een en ander gebeurt. Zo gaat het hier in dit eerste artikel over de EU-instellingen; het laat u hopelijk toe u een beter idee te vormen over de toestand van de democratie in Europa.
(Door Herman Michiel, oorspronkelijk verschenen op Ander Europa)
Andere topics die aan bod zullen komen zijn o.a. evoluties bij de Europese politieke families, markante gebeurtenissen en ontwikkelingen in de voorbije vijf jaar (vluchtelingen, Europa’s militaire plannen, ‘onorthodox’ monetair beleid van de Centrale Bank…), diverse initiatieven om de Unie te hervormen (o.a. Varoufakis en DiEM), enzovoort.
Tussen 23 en 26 mei 2019 hebben de vijfjaarlijkse verkiezingen voor het Europees Parlement plaats, in 27 van de nu nog 28 lidstaten die de Europese Unie telt; zoals bekend stapt Groot-Brittannië naar alle waarschijnlijkheid op 29 maart uit de Unie. Het aantal parlementzetels wordt daarmee ook wat verminderd, van 751 naar 705. Naast de vernieuwing van het Parlement komt er vanaf 1 november ook een andere Europese Commissie. Daartoe wijst elk van de 27 regeringen ‘haar’ commissaris aan; de voorzitter van de Commissie – momenteel Jean-Claude Juncker – wordt door de Europese Raad (de regeringsleiders) aangewezen. Sinds 2014 wordt nogal wat bombarie gemaakt over ‘Spitzenkandidaten’, namelijk kandidaat-commissievoorzitters die voorgedragen worden door de politieke fracties in het Europees Parlement.
Zo dragen de Europese christendemocraten (vertegenwoordigd in de Europese Volkspartij, EVP) de Duitse CDU-er Manfred Weber voor, terwijl de sociaaldemocraten (S&D) de Nederlander Frans Timmermans (PvdA) naar voren schuiven. De Spitzenkandidaatformule wordt vooral gesteund vanuit het Europees Parlement, met het voorstel dat de kandidaat van de fractie die het sterkst uit de verkiezingen komt (sinds 1999 de EVP (*2) automatisch commissievoorzitter wordt. Maar de grote lidstaten (Duitsland, Frankrijk) hebben liever dat de Europese Raad, essentieel zij zelf dus, daar een beslissende hand in hebben. Als de aangewezen commissievoorzitter ook door het Parlement goedgekeurd wordt verdeelt hij de portefeuilles onder de nationaal aangewezen commissarissen; de resulterende Commissie moet dan nog de goedkeuring van het Parlement krijgen.
We vernoemden tot nog toe drie instellingen van de EU: het Europees Parlement, de Europese Commissie en de Europese Raad, waarvan alleen de eerste verkozen wordt. Ter staving van de democratische natuur van het Europees bouwsel verwijzen de promotoren ervan steevast naar de verkiezing van het Europees Parlement. Maar als men dit iets meer van nabij bekijkt blijft van democratie weinig over. Vraag aan een beginnende middelbare scholier wat een parlement doet, en hij of zij zal u zeggen dat het de wetten maakt. Dit is echter niet het geval in de EU. Het Parlement kan alleen stemmen over wetsvoorstellen die door de Europese Commissie worden voorgelegd; in het jargon heet het dat de Commissie het wettelijk initiatiefrecht heeft. Maar de goedkeuring van het Parlement volstaat niet, ook de Raad van de EU moet akkoord gaan. Deze ‘Raad van de EU’ of ‘Raad van Ministers’ is een vierde EU-instelling, niet te verwarren met de reeds vernoemde Europese Raad. Ze bestaat uit de ministers van de lidstaten, en is bijvoorbeeld samengesteld uit de ministers van landbouw als het over landbouwaangelegenheden gaat, de ministers van financiën als het over financiën gaat, enzovoort.
Op het eerste gezicht lijkt de rol van de EU-Raad als stem vanuit de lidstaten een gezonde voorzorg te zijn, die moet verhinderen dat een supranationale instelling als het Parlement maatregelen opdringt die in een aantal lidstaten niet welkom zijn. En zijn ministers van de lidstaten niet voortgekomen uit democratische verkiezingen van parlementen die een regering met deze ministers op de been brachten? Zulke argumenten houden geen steek als men bedenkt hoe democratie binnen de lidstaten verloopt. Het is moeilijk, maar niet onmogelijk: aanhoudend protest tegen regeringsmaatregelen dwingt een regering tot toegevingen (zoals de ‘gele hesjes’ konden afdwingen in Frankrijk), of tot ontslag, en dan komen er nieuwe verkiezingen en een nieuwe regering. In de Europese Unie is dit onmogelijk. Er is geen enkele mogelijkheid om de Europese Raad of de Raad van Ministers te doen vallen, hoe groot het misnoegen in Europa over het beleid ook moge zijn. Het Europees Parlement kan een motie van wantrouwen jegens de Commissie aannemen en haar in principe tot aftreden dwingen, maar zover is het tot nog toe nooit gekomen. En dat in een groot aantal belangrijke lidstaten de regering terzelfdertijd weggebonjourd zou worden is alleen denkbaar in een political fiction roman.
Zowel de Commissie, de Ministerraad als de Europese Raad blijken zich dus buiten de greep van de Europese burgers te situeren, en ook die vijfjaarlijkse verkiezingen maken van dat Parlement-zonder-wetgevend-initiatief een niet veel democratischer lichaam. Er is meer. Zelfs indien er linkse meerderheden in de lidstaten zou ontstaan, die progressieve commissarissen naar Brussel sturen en progressieve parlementsleden naar Straatsburg, dan nog zouden deze met handen en voeten gebonden zijn aan de Europese verdragen. Welnu, de verdragen, na het Verdrag van Lissabon (2007) samengevat in het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VwEU), zijn neoliberale catalogi die niet de rechten van de burger maar die van ‘de markt’ in minutieuze bepalingen vastleggen. Het volstaat dus niet dat er progressieve politici aan het roer van de EU komen, ze zouden dat roer volledig moeten omgooien. Dat kan alleen betekenen dat ze de legaliteit van de EU de rug toekeren en een heel ander Europees verhaal beginnen te schrijven. Dat is de reden waarom linkse krachten zeggen dat de EU niet hervormbaar is, dat ze niet volgens haar eigen regels in een progressieve richting geduwd kan worden.
Naast de twee Raden, de Commissie en het (pseudo)-parlement moeten we nog twee andere instellingen vermelden die een fameuze grendel betekenen voor elk progressief initiatief. Het betreft de Europese Centrale Bank (ECB) en het Europees Hof van Justitie (EHJ). De ECB beheert de munt van de lidstaten die de euro ingevoerd hebben (de eurozone). Dat zijn er momenteel 19 van de 28; in feite zijn alle lidstaten (*3) verplicht zich zodanig te schikken dat ze aan de voorwaarden voldoen om de euro in te voeren. Door de catastrofale ontwikkelingen met de eurocrisis, en de toenemende anti-EU stemming in Oost-Europa en elders, durven de Europese leiders daar momenteel niet op aandringen. Maar wat een buitengewoon wapen die euro is in de handen van een neoliberaal regime hebben we duidelijk kunnen zien in Griekenland. Het kan ook subtieler: de ECB hoeft zelfs maar te dreigen met het dichtknijpen van de liquiditeitenkraan om een onwillige regering tot ‘betere’ inzichten te brengen. Als niet verkozen orgaan dat vrijwel buiten elke controle opereert (*4) kan de leiding van de ECB het zich bijvoorbeeld permitteren om regeringen in het geheim te chanteren, zoals gebeurde met Italië, Spanje en Ierland (*5)
Tenslotte het Europees Hof van Justitie, een instituut dat een sleutelrol vervult in de depolitisering en juridisering van de besluitvorming, die daardoor nog beter beveiligd wordt tegen eventuele democratische inmenging. Want welke sociale agitatie zou in staat zijn de macht te breken van het onverkozen gezelschap dat bij de burger nauwelijks bekend is, maar door zijn interpretatie van de Europese verdragen de rechtsorde in de lidstaten in belangrijke mate beïnvloedt? Vakbonden zijn zich daar min of meer bewust van geworden door de uitspraken van dit Hof in de geschillen Viking en Laval (2007). Het EHJ erkent weliswaar het stakingsrecht (!), maar stelt dat vakbondsacties de vrijheden van de interne markt niet op een buitenproportionele wijze mogen verstoren. We zouden zo nog honderden voorbeelden kunnen geven van uitspraken van het EHJ met verregaande sociale en politieke implicaties, maar waar geen verkozen vertegenwoordiger of sociale organisatie aan te pas kwamen. Maar er is één uitspraak van meer dan een halve eeuw geleden, met continentale gevolgen, waar bijna nooit over gerept wordt: de uitspraak in het geschil ‘Costa versus Enel’, van 15 juli 1964. Die houdt niets minder in dan dat de toenmalige en toekomstige lidstaten van de EEG/EU hun nationaal recht, inclusief hun grondwet, ondergeschikt maken aan de Europese verdragen. De lidstaten deden dus in een heel aantal materies afstand van hun soevereiniteit, maar dat gebeurde in de grootste onverschilligheid van politieke partijen en parlementsleden, men vond het niet nodig kiezers en burgers hierover te informeren, laat staan ze hierover te laten beslissen. Nationale wetgeving die strijdig is met Europese verdragen moet verwijderd worden, in de hiërarchie van het recht heeft het Europese de voorrang… Zelfs wie zich volmondig achter een Europese federale staat schaart, zou moeten verstomd staan over de ondraaglijke lichtheid van het democratisch besef bij onze politici.
Na deze korte tour d’horizon van de belangrijkste Europese instellingen zal duidelijker geworden zijn waarom linkse partijen en kritische burgers zich niet veel illusies maken over de inzet van de Europese verkiezingen. Het Parlement speelt maar een marginale rol in het Europees beslissingsproces, en bovendien wordt het gedomineerd door rechtse, en steeds meer ultrarechtse krachten (waarop we in toekomstige artikels nog dieper ingaan). Maar in de komende vier maanden zullen er zich meer kansen aanbieden dan gewoonlijk om publiek het debat te voeren over belangrijke kwesties: vluchtelingen en migranten, het neoliberaal soberheidsbeleid, de vooruitgang van extreem rechts, de militaire ambities van de Europese Unie, en klimaatbeleid onder kapitalistische voorwaarden, enzovoort. Als politiek ongebonden redactie hebben we als Ander Europa ook de vrijheid om kritische analyses te brengen van de standpunten die door linkse organisaties en partijen ingenomen worden. Ook met uw wensen en vragen dienaangaande willen we rekening houden; u kunt een reactie plaatsen bij onze artikels of ons schrijven op ons contactadres.
Toegevoegd op 14 januari:
In Krapuul verscheen een kritiek op dit artikel, in het bijzonder wat betreft de rol van het Europees Parlement. Auteur Sjaak Scheele ziet het democratisch deficit vooral in de beperkte bevoegdheid ervan, en hoopt dat burgers zich gaan inzetten om de nodige democratische hervormingen af te dwingen. Mijn kort overzichtsartikel is inderdaad geen analyse ten gronde van het democratisch probleem, en de kwestie door Scheele opgeworpen vormt een waterscheiding binnen de progressieve krachten in Europa (zeer kort door de bocht: Varoufakis en DiEM die de Unie willen democratiseren tegen 2025 versus Lapavitsas &Co die de Unie als onhervormbaar beschouwen). De komende maanden zullen nog gelegenheid bieden om hierop dieper in te gaan. (hm)
———-
Noten:
1*) Zie het overzicht van onze artikels van destijds, Europese verkiezingen 2014
*2) Zie bv. https://www.robert-schuman.eu/en/european-issues/0319-political-families-in-the-european-elections-may-2014-an-assessment
*3) Behalve degene die expliciet om een uitzondering vroegen: het Verenigd Koninkrijk dat hoe dan ook de Unie verlaat, daarnaast Denemarken, en in een lichtjes andere context Zweden.
*4) Het typeert het gevoel van ongenaakbaarheid binnen de ECB dat Draghi zich niets aantrok van de herhaalde vraag van de Europese ombudsvrouw Emily O’Reilly om de ‘G30′, een club van CEO’s van private en centrale banken, te verlaten
*5) Zie bv. ECB threatened to end funding unless Ireland sought bailout, en The Secret Tool Draghi Uses to Run Europe