Ga naar de inhoud

Weg Met Het Brandnetelanarchisme

Boven een twee pagina’s tellend bijdrage in het Franse dagblad Le Monde van 5 juni 2015 staat de kop ‘Anarchie zal overwinnen (op papier)’. Een groot artikel van de Franse filosoof Serge Audier behandelt libertaire boeken die de laatste tijd in Frankrijk zijn verschenen. Een deel ervan wordt besproken vanuit enkele hoofdlijnen die met de geschiedenis van het anarchisme samenhangen (vanaf ongeveer 1850). Die hoofdlijnen vormen mede de rode draad in het eveneens opgenomen interview met Claude Pennetier. Op die wijze vertonen beide stukken een samenhang.

13 min leestijd

(Oorspronkelijk verschenen op Libertaire Orde)

Claude Pennetier, activist in mei 1968, filosoof, historicus werd, in de jaren 1980, de rechterhand van Jean Maitron (overleden in1987). Maitron bereidde een biografische encyclopedie van de Franse arbeidersbeweging voor. In 2014 verscheen vervolgens onder leiding van Pennetier De anarchisten, Biografische encyclopedie van de Franse libertaire beweging. In de teksten die aan de orde komen wordt teruggegrepen op anarchistisch gedachtegoed uit het verleden. Dat gebeurt ook in bijvoorbeeld het Italiaanse anarchistische maandblad Rivista A.

Soms leest men wel dat het aldus om een ‘anarchisme in de achteruitkijkspiegel’ gaat, dat het een retro-anarchisme betreft. Dat wordt veelal laatdunkend bedoeld. Alsof je het verleden moet ontkennen en alsof aan de wijze waarop gedacht is en met behulp van welke concepten dat is gedaan, niets geleerd kan worden. Het heet verouderd en daarom weg ermee… Zo stelde ook Siebe Thissen voor om afscheid te nemen van het retro-anarchisme (Buiten de orde, herfst 2003, pp. 45-46). En wat krijgen we bij hem ervoor terug? De leerstellingen van de hoogleraar Bestuurskunde Paul Frissen. Wat die evenwel aandraagt, noem ik brandnetelanarchisme. Ik kom er hieronder op terug, maar eerste enkele hoofdlijnen anarchistische geschiedenis.

Soms leest men wel dat het aldus om een ‘anarchisme in de achteruitkijkspiegel’ gaat, dat het een retro-anarchisme betreft. Dat wordt veelal laatdunkend bedoeld. Alsof je het verleden moet ontkennen en alsof aan de wijze waarop gedacht is en met behulp van welke concepten dat is gedaan, niets geleerd kan worden. Het heet verouderd en daarom weg ermee… Zo stelde ook Siebe Thissen voor om afscheid te nemen van het retro-anarchisme (Buiten de orde, herfst 2003, pp. 45-46). En wat krijgen we bij hem ervoor terug? De leerstellingen van de hoogleraar Bestuurskunde Paul Frissen. Wat die evenwel aandraagt, noem ik brandnetelanarchisme. Ik kom er hieronder op terug, maar eerste enkele hoofdlijnen anarchistische geschiedenis.

Enkele hoofdlijnen anarchistische geschiedenis

In het interview legt Pennetier uit dat de manier van het beschrijven van het anarchisme door te verwijzen naar de mannen en vrouwen die het vormgaven, zich sterk verhoudt tot de traditie dat het anarchisme gedragen wordt door het individu. De activisten zijn steeds gevoelig geweest voor de levensloop van hun voorgangers. Zij hebben hun pad willen begrijpen. Zonder daarbij hun eigen persoonlijke leven weg te cijferen. Zo hebben zij er vaak ook voor gezorgd dat hun eigen levensloop bewaard bleef. Dat heeft grote anarchistische families opgeleverd. Daarbij benadrukt Pennetier dat men op heel verschillende manieren libertair kan zijn en verwijst hij naar de invloed op de beweging van de kunst en het lied (Ferré, Brassens…). De culturele dimensie is omvangrijk.

Desalniettemin bestaat er ontegenzeggelijk een anarchistische beweging, doceert hij. De hoofdlijnen ervan vindt men terug in vele verschillende organisaties, die worden verdeeld en doorsneden door allerlei stromingen. Voor 1914 ligt de scheidslijn tussen syndicalisten en individualisten. De individualistische stroming geeft voorrang aan de ontluiking en de vrijheid van de persoon vanuit het idee dat individuen zouden kunnen samenwerken op een zo min mogelijk autoritaire wijze. Zij konden zich daarbij niet herkennen in de arbeidersbeweging.

Tussen de beide wereldoorlogen, na de schok van de Russische revolutie, valt de scheiding meer tussen de ‘platformisten’ en de ‘synthesisten’ (van synthese). De platformisten wilden zich met een eigen organisatie (het platform) diep in de arbeidersbeweging nestelen, na het succes van de bolsjewisten. De in de Franse traditie dominante synthesisten organiseerden de synthese tussen verschillende tendensen (insurrectionalisme, anarcho-syndicalisme, individuelisme). Ondanks al die verschillende stromingen en substromingen kan er op een gegeven moment toch een groot evenement worden opgezet, waar anarchisten van alle soorten elkaar treffen. Dat was bijvoorbeeld het geval op de verjaardag van het congres van Saint-Imier (Zwitserland, 2012), waar zo’n drieduizend anarchisten uit de hele wereld bij elkaar kwamen. Het werd georganiseerd indachtig de oprichting in dat plaatsje, in 1872, van de Antiautoritaire Internationale. Dan is er natuurlijk ook het anarchisme dat als ‘illegalisme’ bekendstaat, bedreven door mensen als Ravachol en later de ‘bende van Bonnot’. Het wil angst zaaien onder de patrons (de bazen), maar het bracht eerder de hele beweging in gevaar door de toenemende politierepressie.

Na deze historische schets richt de aandacht zich op de actualiteit. Pennetier wordt erop gewezen dat Olivier Besancenot (Franse politicus, trotskist, libertair communist) samen met Michael Löwy (Frans-Braziliaanse socioloog en marxistische filosoof) een boek heeft gepubliceerd onder de titel Revolutionaire affaires, Onze rode en zwarte sterren (2014). Die tekst verwijst mede naar de historische band tussen marxisten en anarchisten (erkend wordt dat Trotsky in de affaire Kroonstad goed fout zat; ook het idee van de voorhoedepartij, door anarchisten afgewezen, moet onder de loep worden genomen). De vraag aan Pennetier is of zo’n boek een teken is om er een nieuwe golf in te zien van politieke belangstelling voor libertaire ideeën.

AffiniteitPennetier: ‘Het thema is ontegenzeggelijk in de mode. In de herfst komt er een film uit van Elie Wajeman, met als titel ‘De Anarchisten’. Daar bovenop is de verschijning van herdrukken enorm. (Bakoenin, Kropotkin en zelfs Daniel Guérin)…Naar mijn stellige mening is deze wederopbloei makkelijk te verklaren uit het ineenstorten van het communisme, vervolgens de nederlaag van de sociaaldemocratie. Het anarchisme stelt een andere weg voor, buiten de politieke partijen om. Zijn kracht ligt in het grote aantal denkers en dus is er een grote hoeveelheid theoretische werken aanwezig waaruit de verschillende stromingen hun inspiratie kunnen halen.’

Anarchistische herdrukken: mediatiek noch commercieel, toch succes!

De Franse filosoof Serge Audier heeft in zijn grote overzichtsartikel in de genoemde editie van Le Monde een aantal recent verschenen teksten (met name herdrukken) op een rijtje gezet. Zijn openingsopmerking sluit aan bij waar Pennetier eindigde: ‘Het anarchisme houdt niet op zich opnieuw op te richten. De ondergang, die terug gaat tot de Spaanse burgeroorlog, heeft niet het vuur gedoofd nodig voor de strijd vóór vrijheid en tegen autoriteit en hiërarchie [libertaire constanten]. En de hedendaagse democratische opleving in Spanje is niet los te zien van een levende libertaire traditie. Een ander teken is: de kleine uitgevers, onverschillig ten opzichte van mediatiek en commercieel succes, onderhouden hun eigen geschiedenis, waardoor er steeds nieuwe teksten verschijnen.’

Ook Serge Audier volgt de hoofdlijnen waarvan hierboven sprake was. Zodoende komt men de scheidslijn individualisme / anarchosyndicalisme tegen in zijn behandeling van de onlangs verschenen teksten. Het is dus niet vreemd dat hij zijn aandacht eerst richt op het individualisme. Daarvoor verwijst hij naar de heruitgave van werk van de Franse individueel anarchist E. Armand (1872-1962), getiteld L’initiation individualiste anarchiste (oorspronkelijk 1923; L’Anarchisme, L’individualisme antiautoritaire ou anarchiste, Ses aspirations) – geschreven in de gevangenis als antimilitarist. Als antikapitalist [libertair contante] staat hij vijandig tegenover communisme en socialisme omdat voor hem de onderdrukking van het individu zal voortduren als de staat of een socialistische gemeenschap de productiemiddelen en het kapitaal in handen houdt. Andere strijdpunten van Armand betreffen het atheïsme en de ‘vrije liefde’.

Als de wereld de oorlog 1914 -1918 en de bolsjewistische revolutie achter zich heeft, voorziet Armand een vijandigheid ten opzichte van libertaire idealen. Andere anarchisten die in het hart van het vrijheidsverkrachtende Europa leven ervaren deze pijnlijke voorspelling, onder wie Rudolf Rocker (1873-1958) en Max Nettlau (1865-1944). Serge Augier besteedt in dit verband aandacht aan nieuwe herdrukken en vertalingen van hun werk (onlangs op deze site besproken). Zij markeren een overgang van de behandeling van individueel anarchisme naar het anarchosyndicalisme. Maar wat zie je ook, merkt Audier op: ‘Hoewel Nettlau en Rocker het individueel anarchisme van Armand niet aanhangen, voegt zich hun libertaire socialisme toch samen met zijn liberale neigingen. Ook voor hen was de individuele bevrijding een cruciaal punt.’ Rocker wordt hierbij door Audier geciteerd: ‘Welnu, het libertaire socialisme of anarchisme verbindt zich met de liberale doctrine van de humanistische tradities en verdiept de kwestie van de vrijheid ten diepste.’ […]

Armand.Ini.AAudier eindigt zijn overzichtsartikel met het autobiografisch boek van Floréal Cuadrado (geboren 1946). Dit boek kent een inhoud die correspondeert met het ‘illegalisme’ (de auteur was vervalser, hield zich onledig met inbreken, bereidde de ontvoering voor van de Franse voetballer Platini in 1978, uit protest tegen voetballen in dictatoriaal Argentinië, enz.). Met deze verwijzing blijft Audier in het spoor dat Pennetier in het interview trok. Die eindigde met aandacht voor het illegalisme, alleen was dat van oudere datum. Audier lijkt niet ontevreden over het boek met name omdat Cuadrado kans ziet zijn zienswijze met gevoel voor ‘overdracht’ te verkopen. Evenwel, in de bespreking van het boek door Jules le Roux, in het Franse weekblad Le Monde libertaire nummer 1777 (van 4 – 11 juni 2015), komt het er niet al te best vanaf…

Klassiek en modern anarchisme

Voorkant.Rivista400De term klassiek anarchisme hanteert men vaak als men verwijst naar de anarchisten uit eind 19de begin 20ste eeuw. Men komt dat, om een buitenlands tijdschrift te noemen, regelmatig tegen in het Italiaanse maandblad Rivista A. Maar even vaak vindt men er geactualiseerde vormen van klassiek anarchisme in en vooral ook komt men uitingen van modern anarchisme tegen, zoals artikelen van de Amerikaanse antropoloog en anarchistische activist David Graeber (om het bij een naam te houden). Rivista A bestaat inmiddels ruim veertig jaar en onlangs verscheen nummer 400 (zomer 2015) in een uitvoering van 405 pagina’s. Men treft er een mengeling van klassiek (bijdragen over Errico Malatesta; een ‘dossier’ over Emma Goldman) en modern anarchisme aan zoals in de vorm van actueel activisme, waaronder het verzet tegen het miljarden verslindende project van de hogesnelheidslijn tussen Lyon en Turijn; NO TAV. Wat mij betreft gaat het hier steeds om anarchisme zonder meer.

Duidelijk is dat het nu door veranderde maatschappelijke elementen en een veranderd vocabulaire niet meer over dezelfde ‘feiten’ gaat dan een eeuw terug. Dat geeft dan een moderne ‘waas’. Want het is een waas (de ‘sluier van onwetendheid’ van de Amerikaanse filosoof John Rawls?). Immers de zaken waar het in het anarchisme omgaat, treffen we aldoor aan. Om het bij het noemen van een ervan te laten: de strijd tegen het alles en iedereen perverterende kapitalisme. En wat wil? Wie daar verzet tegen aantekent, loopt nog steeds de kans via het klassieke strafrechtelijke stelsel veroordeeld te worden. Want hoe postmodern de samenleving ook heet te zijn, het 19de eeuwse strafrecht staat nog pal. De Italiaanse schrijver Erri De Luca weet er over mee te praten. Omdat hij het oude woord ‘sabotage’ (in de NO TAV strijd) gebruikte, wordt het (Italiaanse) strafrecht tegen hem ingezet. Hoe zo dus zijn de tijden veranderd?

Van retro-anarchisme naar brandnetelanarchisme?

Het overzichtartikel in Le Monde vormt een opzetje voor de stelling, dat het anarchisme steeds weer weet terug te komen in een geactualiseerde vorm. Ook het maandblad Rivista A demonstreert dat. Dit is mogelijk omdat het anarchisme een open constructie is van een aantal constanten, die per tijdsgewricht of actuele situatie geactiveerd kunnen worden. Evenwel, een groot deel van het hierboven beschreven soort anarchisme wordt door sommigen gerekend tot het retro-anarchisme. Siebe Thissen deed dat en raadde aan om er afscheid van te nemen (Buiten de orde, herfst 2003). Tegelijk betoonde hij zich een fan van de hoogleraar Bestuurskunde Paul Frissen, een aanhanger van het postmoderne denken.

Frissen omschrijft een samenleving als anarchistisch wanneer die niet kan worden beoordeeld als het resultaat van een plan, doelstelling of intentie, begrijp ik uit het betoog van Siebe. Onze samenleving is al anarchistische geworden. Je hoeft het anarchisme niet meer te bepleiten, het is er al, neemt Siebe instemmend van Frissen over. Het betekent, zo concludeer ik dan uit een en ander, dat het machts- en geweldsblok ‘staat’ met zijn leger, politie en detentiesystemen, het klassieke strafrecht, zich heeft opgelost en dat de klassenstrijd een historisch feit is geworden. Errico Malatesta, Rudolf Rocker, Clara Wichmann en al die andere retro anarchisten, ze hoeven niet wakker gemaakt te worden.

De huidige Nederlandse samenleving kan dus – volgt men de anarchistische zienswijze van Paul Frissen – als antikapitalistisch worden getypeerd, want dat is een van de constanten in het anarchisme. Een andere voorwaarde is dat een anarchistische samenleving aan een ieder de mogelijkheid verschaft direct in alle te nemen sociale besluiten die hem of haar in zijn of haar bestaan raken, mee te beslissen evenals in de algemene loop van de wereld waarin hij of zij leeft. Dit betekent praktisch ondermeer het volgende. Een ieder heeft direct meebeslist met de recente verandering van het pensioenstelsel en zal direct mee beslissen in de verandering van het belastingstelsel. Ook is het zo dat een ieder direct heeft meebeslist met betrekking tot het introduceren van de zorgwet. Eveneens krijgt een ieder de mogelijkheid direct mee te beslissen in de aanschaf van het JSF-oorlogsvliegtuig en ander oorlogstuig. Nog een praktijkvoorbeeld in een andere sfeer.

Anarchie.LeMonde

[Cartoon behorend bij het overzichtsartikel in Le Monde 5 juni 2015.]

Het is mij niet toegestaan om met mijn eigen, in Frankrijk gekochte, motorfiets in Nederland te rijden. En zo’n land wordt volgens Frissen gekenmerkt als een anarchistische samenleving! Hij zal tegenwerpen dat Nederlandse (belasting)wetgeving het nu eenmaal verbiedt. Maar ik heb in de vaststelling van die regeling helemaal niet mogen mee beslissen, dus kan dat verbod vanuit het anarchisme gezien helemaal niet voor mij gelden (ik ga hier voorbij aan de strijdigheid van het verbod met geldend Europees recht, wat geval voor geval moet worden aangetoond; er is al jurisprudentie over). Wie durft dan nog, als men dit alles bij elkaar optelt, van een ‘anarchistische samenleving’ te spreken en te beweren dat het anarchisme er al is? Juist, Paul Frissen en in zijn kielzog Siebe Thissen.

Misschien heb ik wat gemist, zodat ik er niets van heb gemerkt, dat ik in de hierboven genoemde zaken op enigerlei wijze directe zeggenschap heb gehad of dat het ook maar op enigerlei wijze de bedoeling is dat ik – en met mij ieder ander – die zal verwerven. Al die regelingen zijn mij opgelegd dan wel ze zullen nog worden opgelegd. En houd ik mij er niet aan, dan zullen ze worden afgedwongen. Weg illusie van ‘we leven al in een anarchistische samenleving’. Wat is er dan aan de hand?

In de postmoderne bestuurskundige wereld, waarvan Frissen deel uitmaakt, is de term rizoom als een mooie beeldspraak opgedaan bij de Franse filosoof Gilles Deleuze (1925-1995). Rizoom is het vreemde woord voor horizontaal lopend wortelgestel met een netwerkstructuur. Het is met behulp van een dergelijk wortelgestel dat de brandnetel zich verspreid. Nederlandse bestuurskundigen bedienen zich van Deleuze en de term rizoom. Zij komen aandragen met ‘organisatie van gemengd karakter’ met ‘horizontalisering van verhoudingen’ in netwerkverbanden, met gouvernance. Maar zij laten het kapitalisme ongemoeid.

Ze hebben het over gouvernance juist opdat kapitalisten vrij kunnen heersen (namelijk zoveel mogelijk los van de staat). Dát typeert hun anarchisme. De staat blijft juist vanwege zijn geweldsmogelijkheden bestaan, want er moet afgedwongen en strafrechtelijk opgetreden kunnen worden, gewoon zoals een eeuw geleden. En als licht straffen niet helpt, dan wordt er hard gestraft (alsof dat wel helpt). Het schermen met een term als anarchisme, gevoed door filosofen als Deleuze, heeft dan ook slechts tot doel een firewall te vormen ter meerdere glorie van de neoliberale marktmaatschappij!

Paul Frissen heeft in het rizoom een anarchistische visie ontdekt en leeft zich ermee uit in wat ik brandnetelanarchisme noem. Weg er mee, de tuinman kan komen.