We zijn allen Grieken!
De aanval op de rechten, lonen en systemen van collectief overleg van de werknemers in Europa gaat verder. De recentste episode daarvan kan men vinden in het nieuwe rapport van het directoraat-generaal Economische en financiële zaken (DG ECOFIN), Labour market developments in Europe, 2012.
(Bron: Attac-Vlaanderen)
Dit rapport wijdt een specifiek hoofdstuk aan de hervormingen van de arbeidsmarkt die de lidstaten doorgevoerd hebben in het voorbije decennium. Deze analyse is gesteund op de zogenoemde LABREF-database. De Europese Commissie (EC) heeft deze database ontwikkeld sinds 2005, samen met het Comité Economische Politiek (dat de ECOFIN-raad adviseert op het vlak van de hervorming van de economische politiek; het is samengesteld uit vertegenwoordigers van de lidstaten, komende uit ministeries van financiën en/of economische zaken). De LABREF-database brengt informatie bijeen over negen ruime aspecten van de arbeidsmarktpolitiek. Het gaat over de belasting op arbeid, systemen voor werkloosheidsvergoeding, loopbaanbeschermende maatregelen, actieve arbeidsmarktpolitiek en loonvormingsprocedures. De database beschrijft voornamelijk de doelstellingen en belangrijkste aspecten van de arbeidsmarkthervormingen die reeds doorgevoerd werden. Maar daarbovenop kent de database binaire indicatoren toe aan elke doorgevoerde beleidsmaatregel. Hervormingen die als ’tewerkstellingsvriendelijk’ beschouwd worden krijgen de score min één. Aan de andere kant krijgen hervormingen waarvan men oordeelt dat ze de tewerkstelling niet positief beïnvloeden, een score plus één. Op die manier kan men het lopende hervormingsproces van de arbeidsmarkt kwantitatief evalueren. Om een voorbeeld te geven, een van de trends die in dit hoofdstuk van het rapport naar voren wordt geschoven is dat hervormingen in het loonvormingssysteem vaker ’ tewerkstellingsvriendelijk’ werden in de nasleep van de financiële crisis. Terwijl haast geen enkele lidstaat een zogenoemde ’tewerkstellingsvriendelijke’ hervorming van de loonvormingspolitiek doorvoerde in de jaren 2006 en 2007, begon het aantal landen dat dat wel deed sterk te stijgen vanaf 2008-2009. Voor 2010 noteert de LABREF-database dat de helft van alle EU lidstaten een hervorming van het loonvormingsysteem doorgevoerd hebben waarvan beweerd wordt dat het ’tewerkstellingsvriendelijk’ is.
Een frontale aanval op de vakbonden
Het zal de lezer natuurlijk interesseren welk soort hervormingen van de arbeidsmarkt door de DG ECOFIN als tewerkstellingsvriendelijk worden beschouwd.
Het antwoord is niet helemaal verrassend, maar blijft toch choqueren (zie Appendix 1 van de vernoemde publicatie). Met uitzondering van de actieve arbeidsmarktpolitiek en maatregelen op het vlak van moederschaps- of ouderschapsverlof, worden alle hervormingen die de arbeids-en sociale rechten verminderen op alle andere domeinen door de Commissie systematisch als ’tewerkstellingsvriendelijk’ bestempeld. Dit varieert van maatregelen die de werkloosheidsuitkeringen verminderen, de opzeggingstermijnen verminderen, de proefperiode bij contracten van onbepaalde duur verlengen, maatregelen die de maximale gecumuleerde lengte van opeenvolgende contracten van bepaalde duur verlengen, tot maatregelen die de pensioenleeftijd of vervroegde pensioenleeftijd verhogen of financieel afstraffen.
De vernoemde maatregelen vormen op zich al een serieuze deregulering van de arbeidsmarkt. Helaas is het nog erger gesteld op het vlak van de loonvorming. Hier krijgen we de visie dat een beleid dat minimumlonen vermindert als ’tewerkstellingsvriendelijk’ moet gecatalogeerd worden. Het wordt zelfs nog schandaliger als de Commissie stelt dat “regeringstussenkomsten die de draagwijdte van collectief loonoverleg verminderen en voor gevolg hebben dat de impact van vakbonden op het loonvormingsproces vermindert, tewerkstellingsvriendelijk zijn”.
Flauwe excuses
DG ECOFIN probeert zich in te dekken door de opmerking dat dit soort classificaties ’geen mechanistisch normatieve implicaties hebben’ (blz. 66 van het rapport). Terzelfdertijd is de visie waarop deze classificatie berust en de signalen die ze geeft aan beleidsmakers uiterst duidelijk: elk beleid dat op een of andere manier een obstakel is voor de neerwaartse flexibiliteit van lonen of jobs moet in vraag gesteld worden en moet verdwijnen. DG ECOFIN zal des te meer goeie punten toekennen aan lidstaten naarmate ze regelingen verzwakken die minimumvereisten opleggen aan de arbeidsmarkt Bovendien gaat dit niet alleen over statistische classificaties of technische rapportering. Het feit is dat de ideologie van extreme flexibiliteit, die zo duidelijk tot uiting komt in dit rapport, ook in de realiteit wordt doorgedrukt. DG ECOFIN, dat zich gesterkt voelt nu de lidstaten onder hoge druk staan zowel van de financiële markten als van de Europese Centrale Bank (die een gelijkaardige dereguleringsagenda heeft), bevindt zich nu in een machtspositie waardoor ze deze hervormingen kan opleggen, en ze schrikt er niet voor terug dit ook te doen. Dit is in het bijzonder het geval voor de zogenoemde ’programmalanden’ ii, en zeker voor Griekenland, waar DG ECOFIN in samenwerking met het IMF en de Europese Centrale Bank net dit soort politiek heeft doorgevoerd: ze heeft er de minimumlonen onderuitgehaald, een eind gemaakt aan wettelijk voorzien verlengingen van collectieve arbeidsovereenkomsten, en ze heeft er zelfs kleine groepen niet-representatieve werknemers (’gele’ bonden, opgezet door het bedrijf zelf) bevoegd verklaard akkoorden voor een verlaagd loon te tekenen. In Griekenland werd de bevoegdheid van de vakbonden bij de loonvorming inderdaad sterk teruggeschroefd.
Quo Vadis Europa?
Dit roept fundamentele vragen op. Kan men het nog ernstig nemen als de Commissie het heeft over het belang van sociale dialoog? Wat is het belang van sociale dialoog als de werkelijke bedoeling van de Commissie is de core business en de bestaansreden van een van zijn dialoogpartners te ondermijnen? Waar is de commissaris voor sociale zaken die, als hoeder van het Europees verdrag dat vermindering van de ongelijkheid als een kerndoelstelling vermeldt, een sterke pleitbezorger zou moeten zijn voor een versterkte rol van vakbonden in de loonvorming? Want als er één proefondervindelijke vaststelling is, dan is het toch dat representatieve vakbonden en collectieve loonvormingsystemen de ongelijkheid beperken.
En wat te zeggen over het Europees sociaal acquisiii ? En over de conventies van de Internationale Arbeidsorganisatie in verband met de vrijheid van onderhandelingen en organisatie? En over de Raad van Europaiv en het Handvest van de grondrechten? Bieden deze instellingen en instrumenten geen enkele bescherming tegen de ’Wilde Westen’-aanval van de cowboys van DG ECOFIN? En tenslotte: waar is het Europees parlement? Het minste dat men kan verwachten is dat de parlementsleden de bevoegde commissaris zouden ter verantwoording roepen voor het ontwerp door zijn diensten van deze schandalige database, en hem vragen er de eenzijdig tegen de werknemers gerichte vooringenomenheid uit te verwijderen.
Te bezoeken: Labour market developments in Europe, 2012
verschenen op 15 november 2012 in Social Europe Journal Nederlandse vertaling: Ander Europa