Ga naar de inhoud

Waarom we opnieuw Kropotkin moeten lezen in tijden van corona

Samenwerking en wederzijdse hulp tussen dieren en tussen mensen hebben meer nog dan de strijd om het bestaan, de wereld gevormd. Het is volgens Peter Kropotkin het cruciale principe om iedereen en elkaar de grootste zekerheid, de beste garantie van het bestaan en van de vooruitgang te verlenen.

8 min leestijd

(Door Johny Lenaerts, oorspronkelijk verschenen bij DeWereldMorgen)

Spread the love

Peter Kropotkin (1842-1921) wordt beschouwd als de belangrijkste anarchistische theoreticus. Hij zag af van een carrière in dienst van de tsaar, publiceerde over zijn belangwekkende geografische onderzoekingen in Siberië maar koos er uiteindelijk voor zijn leven te wijden aan propaganda voor het anarchisme en aan het geven van een wetenschappelijke onderbouwing daarvan.

In Mutual Aid (Wederzijdse Hulp), dat voor het eerst in 1903 gepubliceerd werd, past Kropotkin zijn geografische onderzoekingen in Siberië en zijn studie van het dierlijk gedrag toe op een kritisch onderzoek van de evolutieleer. Zijn argumenten anticiperen op een opmerkelijke manier de opvatting van hedendaagse ecologisten dat de wereld van de natuur er veeleer een is van samenwerking dan van strijd.

In een reeks groots opgezette essays in het tijdschrift The Nineteenth Century ging Kropotkin uitvoerig in op het darwinisme. Hij kantte zich daarin tegen de eenzijdige interpretatie van het darwinisme dat de uitdrukking ‘strijd om het bestaan’ (‘struggle for life’) en ‘het overleven van de sterksten’ (‘survival of the fittest’) bewust veel te letterlijk uitlegde. De daaruit voortvloeiende sociaaldarwinistische concepten zoals de eugenetica en de rassenleer bestempelde Kropotkin als mensenverachting en gevaarlijk, en hij keerde zich tegen deze interpretaties en diens woordvoerders.

Kropotkin toonde aan dat Darwin zich in de loop van zijn leven van de theorie van de ‘strijd om het bestaan’ gedistancieerd heeft: ‘De strijd om het bestaan sluit een grimmige oorlog in de schoot van stammen en groepen uit: het kan geen strijd om individuele voordelen zijn. Het moet daarbij gaan om een verenigde strijd van de groepen tegen hun gemeenschappelijke vijanden en tegen ongunstige milieufactoren.’ Kropotkin beriep zich op de wetenschappelijke inzichten van Darwin toen hij aantoonde dat deze reeds de betekenis van de maatschappelijke verhouding in de evolutie erkend had en niet de natuur in een permanente strijd van allen tegen allen opvatte.

Kropotkin aanvaardde de evolutietheorie van Darwin als wetenschappelijke basis voor de analyse van het menselijk samenleven, hij wijzigde evenwel enerzijds het begrip ‘strijd om het bestaan’ en plaatste deze anderzijds tegenover een tweede, even belangrijke factor van de ontwikkeling: de wederzijdse hulp. Hij schreef: ‘Hij [Darwin] toonde aan hoe in talrijke dierenmaatschappijen de strijd om de bestaansmiddelen tussen de afzonderlijke individuen verdwijnt, hoe strijd vervangen wordt door samenwerking, en hoe deze vervanging uiteindelijk tot de ontwikkeling van geestelijke en morele capaciteiten leidt, die de soort de beste overlevingskansen garandeert. Hij beklemtoonde dat de meest geschikten in zulke gevallen noch de lichamelijk sterksten noch de meest sluwen zijn, maar diegenen die geleerd hebben zich zodanig met elkaar te verbinden dat ze elkaar, sterk of zwak, ondersteunen omwille van het welzijn van de gemeenschap. (…) Ongelukkigerwijs evenwel werden deze opmerkingen, die de basis hadden kunnen leggen van zeer vruchtbaar onderzoek, overschaduwd door de massa’s feiten die verzameld waren om de gevolgen van een werkelijke strijd om het bestaan te illustreren.’

Volgens Kropotkin konden via wederzijdse hulp vele soorten, waarvan de afzonderlijke wezens in de ‘strijd om het bestaan’ het onderspit zouden delven, zich überhaupt tegen andere in stand houden. Dit sociaal gedrag zou het belangrijkste ‘wapen’ in de overlevingsstrijd betekenen.

Kropotkin koppelde de ontwikkeling van de intellectuele capaciteiten aan het sociaal gedrag. Socialiteit is voor hem een ‘hoofdfactor van de ontwikkeling, zowel direct, doordat de verbetering van de soort gepaard gaat met een zo gering mogelijke lichamelijke inspanning, alsook indirect, doordat de ontwikkeling van het verstand begunstigd wordt.’ Volgens Kropotkin vond er een co-evolutie tussen sociaal gedrag en verstand plaats. Door een ‘toenemende socialiteit werd de creatie en uitdifferentiëring van instellingen mogelijk.’ Socialiteit en vooruitgang stimuleren elkaar, in de ‘strijd van allen tegen allen’ bestaat er geen progressieve verdere ontwikkeling. Hij eiste derhalve: ‘Verenigt u, beoefen de wederzijdse hulp! Dat is het zekerste middel om iedereen en elkaar de grootste zekerheid, de beste garantie van het bestaan en van de vooruitgang te verlenen, lichamelijk, geestelijk en moreel. (…) Dat is ook wat de mens – de primitieve mens – gedaan heeft, en daarom heeft de mens het niveau bereikt waar we nu staan.’

Volgens Kropotkin bestaan er twee fundamentele aspiraties van de mens: socialiteit en individualiteit. Het samenwerken van sociale en individuele aspiraties in het menselijk gedag vormt voor hem de basis om de zoölogische vraag naar de relatie tussen individu en maatschappij te verklaren. Socialiteits- en individualiteitsstreven zijn voor Kropotkin de zich wederzijds aanvullende grondvoorwaarden voor een libertaire samenleving. Dié instellingen in de geschiedenis van de mensheid die beide aspiraties goed met elkaar konden combineren bleken achteraf steeds de beste te zijn. Kropotkin wees op de tendens naar steeds grotere verenigingen die beantwoorden aan het streven van wederzijdse hulp. Daarbij verkleinde de groepsgrootte van de afzonderlijke subsystemen. Dit maakte niet enkel de bevrediging van de drang naar individualiteit mogelijk, maar versterkte ook de drang naar wederzijdse hulp door het hechtere contact met elkaar.

De opvatting van de vreedzaam-solidaire natuur van de mens werd door Kropotkin gebaseerd op de stelling dat het beginsel van de wederzijdse hulp in de natuur- en sociale geschiedenis van de mens een veel grotere rol dan het concurrentieprincipe gespeeld heeft. De vanaf de aanvang van de dier- en mensenmaatschappij beoefende wederzijdse hulp zou in de loop der tijden tot een behulpzame gewoonte en eveneens tot een natuurlijke gedragsregel geworden zijn.

Solidariteit is een noodzakelijke voorwaarde voor het vergelijk met de natuur of het vijandige milieu. De wederzijdse hulp is in de vroege menselijke maatschappijen, de horden en de stammen tot ontwikkeling gekomen. Kropotkin: ‘De eerste mensenmaatschappijen waren enkel een verdere ontwikkeling van maatschappijen die het eigenlijke levenselement van de hogere dieren vormen.’ Solidariteit had enkel in uitzonderlijke gevallen iets met altruïsme gemeen, ze is een natuurlijk fenomeen. De eerste mensenmaatschappijen identificeerden hun eigen bestaan met de stam of de horde, hetgeen door de noodzakelijkheden van de ‘strijd om het bestaan’ ontwikkeld en in stand gehouden werd. Slechts een grote mate aan wederzijdse hulp had een daarmee corresponderende sterkte van de stam of de horde tot gevolg, hetgeen het conflict met de natuur aanzienlijk verlicht. De solidariteit concretiseerde zich vooral in het totale gemeenschappelijk bezit, in het gemeenschappelijk zoeken naar voedsel, in de rechtvaardige verdeling van het voedsel aan elkeen of in de steun aan de ouderen en de zieken.

Solidariteit is een centrale factor voor de voortschrijdende maatschappelijke ontwikkeling. Kropotkin vatte de wederzijdse hulp op als een evolutieprincipe in de natuur- en sociale geschiedenis. In de loop van de menselijke ontwikkeling werd de solidariteit groter en was het een van de belangrijkste voorwaarden voor de menselijke vooruitgang. Kropotkin trachtte aan te tonen dat overal waar maatschappelijke vooruitgang in de betekenis van de ontwikkeling van productiekrachten of de ontwikkeling van wetenschap en kunst voorkomt, ‘het constructieve genie van de massa’s in hun instellingen van wederzijdse hulp’ de basis voor deze vooruitgang vormde. Kropotkin schreef aan de menselijke sociale drift een sterke dynamiek toe, die in staat zou zijn de asociale maatschappelijke verhoudingen te overwinnen. Daaruit ontwikkelde hij een onvermoeibaar optimisme in de maatschappelijke vooruitgang.

Kropotkin beschouwde de ontwikkelingsfactor wederzijdse hulp ‘als instrument van de vooruitgang’, d.w.z. dat de maatschappelijke realisering van het beginsel van de solidariteit respectievelijk wederzijdse hulp voor Kropotkin vooruitgang betekende. Hij definieerde vooruitgang als een vorm van maatschappelijk leven dat ‘een bepaalde maatschappij en bovendien de mensheid het grootste geluk’ verzekert. Kropotkin was ervan overtuigd dat de mensheid zich op de weg van deze vooruitgang bevond, die uiteindelijk tot de totale bevrijding van de afzonderlijke mensen zal leiden. In het ideaal van het anarchistisch communisme ziet hij de verwerkelijking van de vooruitgang.

Hij vatte de mens op als een moreel wezen: ‘Vermits de mens niet op zijn eentje leeft, komen er in hem gevoelens en nuttige gewoonten tot ontwikkeling om de maatschappij in stand te houden en zijn soort te vermeerderen. Zonder deze maatschappelijke gevoelens, zonder solidaire activiteit zou het gemeenschappelijk leven onmogelijk, ondenkbaar zijn.’ ‘Zonder redelijkheid, zelfrespect, medeleven en wederzijdse hulp’ zou ‘de soort in verval raken’. Vermits de mens een gemeenschapswezen is, kan ook de vrijheid van het individu voor Kropotkin enkel een met andere mensen verbonden vrijheid, een in collectiviteit gedachte en door de gelijkheid van allen gefundeerde vrijheid zijn.

In zijn historische analyse van de geschiedenis van de mensheid ziet hij steeds weer vormen van wederzijdse hulp opduiken: in de prehistorische horde, in de dorpsgemeenschappen, in de gilden in de middeleeuwse steden en in de buitenstatelijke verenigingen in de nieuwe tijd.

– In de hedendaagse tijd zien we hoe de wederzijdse hulp terug opduikt en duizenden gedaanten aanneemt: van buurtcomités, voedselbedelingen en coöperaties tot gratis gezondheidszorg, onderwijs of publiek transport van onderuit. We zien het bij de ontelbare mensen die zich voor anderen inzetten in de strijd tegen het virus. Dat is de beste garantie voor een leefbare wereld.

*Dit artikel is een beknopte samenvatting van het desbetreffende hoofdstuk uit Michael Lausberg, ‘Het anarchistisch communisme. De Filosofie van Peter Kropotkin’, Utrecht: Kelderuitgeverij, 2019. Bij dezelfde uitgeverij verscheen in 2013 een herdruk van Peter Kropotkins ‘Wederzijdse Hulp’. (www.kelderuitgeverij.nl)