Ga naar de inhoud

‘Vrolijke Apocalyps’: Over Industrieel Kapitalisme En Destructie Van Het Leefmilieu

In mijn overigens weinig systematisch archief trof ik een verwijzing aan naar het Jaarverslag 1968 van het Economisch Technologisch Instituut voor Noord-Brabant. De geciteerde zinsnede luidt: “Het ontstaan van een te perfectionistisch complex van gebods- en verbodsbepalingen rond bedrijfsvestigingen, met alle respect voor de grote belangen van milieuhygiëne en leefbaarheid, zal moeten worden voorkomen” (de Volkskrant van 1 november 1969).

11 min leestijd

(Oorspronkelijk verschenen op Libertaire Orde)

We zijn nu bijna een halve eeuw verder en de klacht die men in deze verwijzing hoort doorklinken, kan men heden nog steeds vernemen, Maar anderhalve eeuw eerder werd die klacht ook al geuit, zo maak ik op uit het interview met de Franse historicus en wetenschapsfilosoof Jean-Baptiste Fressoz, in het driemaandelijkse tijdschrift Vacarme.

In de boven geciteerde zinsnede zit twee eeuwen destructief industrieel kapitalisme vervat. De tussenzin ‘met alle respect voor de grote belangen van milieuhygiëne en leefbaarheid’ is een vriendelijke verwijzing naar het tweede plan binnen het kapitalistisch handelen: als we met milieuhygiëne en leefbaarheid rekening moeten houden, kunnen ‘we’ wel ophouden met industrieel produceren, want dan valt er niets meer te verdienen. De afwijzing in de hoofdzin van een ‘perfectionistisch complex van bepalingen’ maakt dit meer dan duidelijk.

In de twee afgelopen eeuwen is het dan ook gelukt om de formatie van een dergelijk complex tegen te houden en de stand van zaken op het vlak van milieuhygiëne en leefbaarheid is daar dan ook naar. Overigens, als jurist ben ik ervan overtuigd dat het nooit zal lukken (alleen al juridisch-technisch niet) om een perfect sluitend complex van regelgeving op te zetten en als anarchist ben ik er niet voor om met een complex van gebods- en verbodsbepalingen te werken. Wat dat laatste aangaat, kan het doel alleen worden bereikt met een ‘anders produceren’ in een maatschappij opgezet naar een antikapitalistisch concept. En daarmee zitten we in het hart van het vraaggesprek in Vacarme (nummer 65, herfst 2013)  met Jean-Baptiste Fressoz.

Nieuw geologisch tijdperk?

De aanleiding voor het vraaggesprek ligt in de verschijning van twee boeken van Fressoz. Het ene is getiteld L’Apocalypse joyeuse, Une histoire du risque technologique (De vrolijke Apocalyps, Een geschiedenis van het technologisch risico; 2012). Samen met Christophe Bonneuil schreef hij L’Événement Anthropocène, La Terre, l’histoire et nous (Het opduiken van het antropoceen, Aarde, de geschiedenis en wij; 2013). Wat die titels aangaat het volgende.

Het woord apocalyps verwijst ondermeer naar het einde van de wereld, naar een afschuwelijke toestand. Een ‘catastrofe’ heeft vaak een dergelijke aanblik. Maar hoe kan dat nog ‘vrolijk’ zijn? Fressoz ziet er niets vrolijks in. Hij constateert echter dat ‘we’ rustig (‘vrolijk’) door gaan met de destructie van de leefomgeving, dus, alsof er niets aan de hand is. Bovendien is Fressoz gespitst op de stijlfiguur van de nauwe verbinding van twee tegengestelde begrippen, een zogeheten oxymoron. Hij merkt die bijvoorbeeld op in wat genoemd wordt ‘duurzame groei’. Iets dat duurzaam is kent geen groei zoals die binnen het financieel kapitalisme voor wenselijk wordt gehouden. In dat kader bedacht hij de oxymoron ‘vrolijke Apocalyps’.

Het begrip antropoceen heeft Fressoz ontleend aan de bedenker ervan, de Nederlandse Nobelprijswinnaar Scheikunde, Paul Crutzen (1995). De term, in 2000 door Crutzen voorgesteld, geeft de naam aan een nieuw geologisch tijdperk. Het nieuwe eraan is dat de mens als soort, als een kracht wordt gezien, die zijn eigen afdruk in de wereld achterlaat. De aanvang van dit tijdperk wordt gesitueerd vanaf het begin van de industriële revolutie en de aanwezigheid van die ‘afdruk’ is ondermeer op te merken tot in de lagen van de stratosfeer.

Fressoz gebruikt die gedachte bijvoorbeeld door te wijzen op de onjuistheid van de term klimaatcrisis. Als we dan in het antropoceen leven, dan is het geen crisis, want dat stelt voor alsof er iets te bezweren is en dat er een oplossing voor de gesignaleerde crisis is. Dat laatste geeft weer voedsel aan het idee van tijdelijkheid van de problematiek. Welnu, van tweeën één: of we leven in het antropoceen en dat kunnen we slechts aanvaarden, of er is sprake van een crisis die ook weer ten einde loopt, waarna alles weer ‘normaal’ is en dan leven we dus niet in het antropoceen…

Klimaatverandering een politiek probleem

De actuele discussie over het klimaat wordt gevoerd alsof deze samenhangt met recent opgedane inzichten. Fressoz verwijst dit naar het rijk des fabelen. De problematiek van de klimaatverandering loopt al veel langer dan we denken. De controverses dateren op zijn minst vanaf de Franse revolutie (eind 18de eeuw). Het klimaat is reeds vanaf die periode een politiek probleem. Dat wil natuurlijk niet zeggen dat er geen verschillen zijn op te merken tussen toen en heden.

Heden hebben we te maken met het probleem van de cyclus ‘fossiele brandstof/CO2’ (in de atmosfeer en de natuur, die niet voldoende CO2 weet te verwerken). Toen was het de watercyclus die door de ontbossing werd verstoord, zo legt Fressoz uit. Begin 19de eeuw was dus het vraagstuk al aan de orde over de aarde als een complex systeem en of dat complex door het handelen van de mens kon worden verstoord. Fressoz voert dit op, niet om de fysieke of fysische juistheid te bediscussiëren, maar om een ingang te hebben de geschiedenis ervan te herpolitiseren. Waar hij voor pleit is een materiële en politieke studie van processen en gemaakte keuzes om de mensheid binnen het antropoceen te leiden.

Ten behoeve van dat herpolitiseren wijst hij erop, dat in de jaren 1970 twee typen vraagstellingen tot ontwikkeling komen. Het eerste type stelt belang in de uitwerking van klimaatdeterminanten op de menselijke samenleving. Het tweede type ontkent die determinanten niet, maar houdt zich evenwel eerder bezig met wat het klimaat doet vanwege de kapitalistische productiewijze. Het eerste, dominante, type vraagstelling leidt tot kennis over wat het klimaat met de samenleving doet. Het tweede type, de politieke ecologie, leidt tot kapitalisme-kritiek.

Opmerkelijk is dat, om het destructieve, industriële kapitalisme aan banden te leggen, al twee eeuwen terug dezelfde soort maatregelen zijn genomen als we nu nog kennen. Zo is het beginsel ‘de vervuiler betaalt’ heel oud. Het is al sinds de jaren 1820 in discussie en toegepast, legt Fressoz uit. De logica van de milieucompensatie, zo leert de discussie, moest maken dat er een optimaal punt ontstond tussen de moeite van niet-vervuilen en doeltreffend produceren. De milieucompensatie moe(s)t de druk opleveren dit optimale punt te bereiken. Maar we kunnen constateren dat dit liberale model van regulering van de vervuiling de ernstige aantasting van het milieu niet heeft voorkomen. Regulering is dan ook steeds geweest: in de kaart spelen van de industrie. In het volle bewustzijn is en wordt nog steeds het milieu vernietigd. De moderne ‘aflaat’ ervoor is te vinden in de bestuurlijke vergunningstelsels (een milieuvergunning als een vorm van aflaat, want kwijtschelding van straf voor vervuiling binnen de geldende bepalingen en voorwaarden).

Verwarring creëren

De diverse experts zijn erop uit de punten te vinden die zodanig binnen bepalingen opgenomen kunnen worden, dat men door kan gaan met vervuiling en destructie. Fressoz voert als voorbeeld de problematiek van de verdwijning (de dood) van bijenvolken op. Het is meer dan duidelijk dat bijen massaal sterven vanwege de voortreffelijke werking van de laatste generatie pesticiden (die het zenuwstelsel van de bijen aantasten).

Plotseling blijken wetenschappers, de ‘experts’, geïnteresseerd in de natuurlijke vijanden van de bijen, zoals in Frankrijk de veel voorkomende frelon (een grote wespsoort). Het onderzoek daarnaar wordt mede gefinancierd door pesticidenfabrikanten als Syngenta, Bayer, BASF. Hun doel is verwarring creëren omtrent de verantwoordelijkheid van de bijensterfte. Al doende houden de ‘experts’ zich met kunstmatig gecreëerde controverses bezig, wat regulering buiten de deur houdt. Aldus kopen de fabrikanten tijd om de pesticiden zolang mogelijk op de markt te houden (een handelwijze bekend in het kader van het kankerverwekkende asbest).

In zijn zoektocht naar gehanteerde beschermingsvormen van de natuur, stuitte Fressoz telkens op het tegendeel van ‘bescherming’. De beschermingsnormen blijken namelijk steeds zodanig opgesteld, dat ze èn de ontwikkeling van de industriële maatschappij toestonden (en staan) èn het kapitalisme steunden (steunen) eerder dan het milieu te beschermen.

Begin 19de eeuw zijn daar bestuurlijke toestemmingsstelsels voor opgezet (stelsel van vergunningverlening). De normatieve maatregelen werden bedacht in de context van het conflict, niet om het milieu te beschermen, maar om het industriële kapitalisme ruimte te geven. In feite rust het moderne leerstuk van het bestuurlijk gedogen hier op. Men spreekt in voorkomende gevallen zelfs over een gedoogvergunning. In zo’n vergunning wordt bijvoorbeeld vastgesteld welke hoeveelheid schadelijke stoffen in afwijking van milieubepalingen mogen worden geloosd, zonder dat daar tegen wordt opgetreden (Th. Holterman, Constanten in het publiekrecht, 1995, blz. 215-217).

Straat

Fressoz verwijst voor dezelfde handelwijze naar het systeem van ‘bestuurlijke toestemming’ voor vervuilende fabrieken in Frankrijk. Dat systeem is neergelegd in een overheidsdecreet uit…1810. Dit besluit zegt hij, wordt wel de eerste regeling van de duurzame ontwikkeling genoemd. Bij het 200jarige bestaan van het decreet uit 1810 mocht hij een voordracht houden, waarin hij aanwees hoe toen het verband tussen kapitaalsinvestering en opheffen van juridische onzekerheid werd geregeld.

Men was minder bezig met milieubescherming, zo geeft hij aan, en meer met stabiliteitsbescherming in het investeringsklimaat. Zo had de veiligheidsnorm binnen het kader van dit decreet, naast zijn stabiliseringfunctie (investeringen niet in gevaar brengen) ook een dempingfunctie: het afremmen van klachten over lawaai en vervuiling. Tevens had het decreet tot doel via de ‘veiligheidsnorm’ de omgeving te laten denken dat de industriële activiteit niet gevaarlijk was.

In de twee hierboven genoemde boeken van Fressoz zijn dit soort zaken verwerkt. De conclusie die hij trekt: men ziet best de gevaren, maar men kiest ervoor daaraan voorbij te gaan door er juridische mechanismen en technische elementen voor in de plaats te zetten. En zo gaat het tot heden door.

De mens in het Antropoceen?

Voor Fressoz staat het langs de geschetste lijn bezien vast, dat men allang op de hoogte van zaken was, die sinds het jaar 2000 ondergebracht zijn in het Antropoceen. De menselijke soort heeft in het geheel niet onbewust de natuur vernield. Het verhaal dat een handvol klimatologen en ecologisten onze ogen heeft geopend, is een fabel. Het depolitiseert de lange geschiedenis van het Antropoceen.

Fressoz acht de term vanwege de erin voorkomende anthropos (mens) de meest slechte, die je kan bedenken. Want wie is die mens in de term antropoceen? Gelet op de destructie die in de afgelopen twee eeuwen heeft plaatsgevonden, ligt de verantwoordelijkheid ervoor bij slechts een klein deel van de wereld. Ga er maar in een politieke zin over nadenken, zegt hij. Men identificeert dan enkele instituties, ondernemingen, individuen en andere lui die tot de verbeelding spreken. Die hebben ons het Antropoceen binnengeloodst. Het is dus niet de ‘anthropos’ als generieke mens of mensheid, maar het zijn bijvoorbeeld de oliemaatschappijen!

Dus een discussietype dat de mens (generiek) moet verzoenen met het niet-menselijke en de natuur, waartoe ook de discussie over het Antropoceen behoort, eet geen brood. Wel verlaat men met een dergelijk soort discussie de matrix van een marxistische lezing of een postkoloniale kritiek. En dat is ook precies de bedoeling van machthebbers.

Kapitalistische exploitatie

Fressoz (en zijn mede auteur Bonneuil) wil met het boek L’Événement anthropocène terug naar de matrix van een kritische antikapitalistische lezing, terug naar de eenvoudige vraag: ‘Wat heeft ons in dit wespennest doen belanden?’. Door aan te haken bij een basale materiële geschiedenis komt men volgens hem in aanraking met vanzelfsprekendheden, die soms vergeten zijn. Daaronder valt het feit dat 50% van de CO2 uitstoot sedert 1750 door twee landen is veroorzaakt: Engeland en de Verenigde Staten, de twee machtigste landen van de 19de en 20ste eeuw.

Even.omslag

De verantwoordelijkheid voor de klimaatverandering is niet de moderniteit noch het kapitalisme in het algemeen, maar wel die van het winnen van kolen en later olie plus de politiek van de supermachten. Er bestaat, aldus Fressoz, een handelskapitalisme dat, uit milieuoogpunt bezien, niet veel schade heeft toegebracht. Maar er bestonden en bestaan vormen van kapitalistische exploitatie, die problemen hebben veroorzaakt inzake ontbossing en biodiversiteit. Door daar radicaal mee te stoppen, blijft dat nog omkeerbaar, meent hij.

Spreekt men over instituties die ons in de puinhoop hebben doen belanden, dan valt als eerste het oog op de rol van de militairen. Zij hebben een belangrijk aandeel in het vernietigen van het milieu. Zo heeft in de Koude Oorlog periode de Navo/BRD 15 % van het vliegverkeer op zich genomen. Het in de lucht houden van één F16 straaljager verbruikt 7000 liter brandstof per uur. De gigantische vloot, tanks, vrachtwagens met dieselmotoren toegerust, hebben voor een enorme hoeveelheid  roet en fijn stof gezorgd. Dit was ruim een halve eeuw geleden al bekend en nu pas gaat men over ‘roetfilters’ spreken…

Het is dus niet ‘de mens’ (generiek), het zijn aanwijsbare mensen, staten, instituties, ondernemingen die tot destructie van het leefmilieu hebben aangezet en de uitvoering ervan ter hand hebben genomen. De verbreiding van de antropocene gedachte brengt nu het risico met zich, dat de nodige herpolitisering wordt geblokkeerd en de daarmee nodige politieke actie wordt geparalyseerd, aldus Fressoz. Veel antropologen en sociologen, zo merkt hij op, hebben het theoretisch marxistische of kritische arsenaal overboord gezet. Liever pakken zij het zoeken op naar een nieuw paradigma in zogeheten ‘antropocene studies’. Fressoz’s werk moet een tegenbeweging bewerkstellingen.

Thom Holterman

Aantekening

Voor meer informatie over Vacarme 65, klik HIER.