Vergrijzing als beschavingssucces
Het komt als een tsunami op ons af, de kosten zijn niet te dragen. Er moet dus bezuinigd worden. Nee, het gaat hier niet over het coronavirus, maar over de vergrijzing. Hoewel je het heden ten dage niet zou zeggen, maar vergrijzing is een succes. Een bewijs van maatschappelijke ontwikkeling. Van beschaving. Dat is de boodschap van Patrick Deboosere, demograaf aan de Vrije Universiteit Brussel, in vraaggesprek met Marijke Persoone, voormalige verantwoordelijke bij de bediendencentrale LBC-NVK van de christelijke vakbond ACV en sinds altijd geëngageerde activiste. Onder de inspirerende titel: Lang Leve de Vergrijzing worden vakkundig een aantal heilige huisjes gesloopt en mythes doorgeprikt. Verhogen van de pensioenleeftijd is geen ‘kwestie van gezond verstand’, maar een succesvolle geschiedenis terugdraaien. Integendeel, stelt Deboosere, de pensioenleeftijd kan beter naar 60 jaar!
(Door Gerrit Zeilemaker, oorspronkelijk verschenen bij Ander Europa)
Ouderenzorg en pensioenen zijn de oudste vormen van menselijke solidariteit en waren niet voor niets het de eerste doelwit in de neoliberale proeftuin onder dictator Pinochet van Chili. Voor de eerste, maar niet de laatste keer bewees het neoliberale kapitalisme dat ongebreidelde economische vrijheid met grove onderdrukking van bevolking en democratie gepaard gaat. Centraal in de neoliberale ideologie staat ondermijning van solidariteit, gemeenschapszin en organisatie van de werkenden. De in jaren van bittere strijd afgedwongen sociale voorzieningen waren vooral het succes van de arbeidersbeweging en zijn vakbonden en partijen.
Klassenstrijd en vervolging
Patrick Deboosere verwijst naar die strijd, zoals de algemene staking in België van 1886, maar ziet het ontstaan van sociale voorzieningen die de noden op het gebied van ziekte, honger, koude, armoede en dood probeerden te lenigen vooral als het ‘resultaat van een gemeenschappelijke inzet van de mensheid’. Echter beschouwden de laissez-faire-economen van de negentiende eeuw armoede en gebrek als wetmatig, als een natuurlijk en onvermijdelijk gevolg van de maatschappelijke vooruitgang. Er zat voor de behoeftigen niets anders op dan hun lot te dragen. De economen bestreden het opkomende socialisme door zich op universele en tijdloze natuurwetten te beroepen, en als dat niet hielp werd God in stelling gebracht. Zijn wetten zijn tenslotte onfeilbaar en onaantastbaar. Het zoeken naar een oplossing voor armoede en gebrek was in deze zienswijze dan ook zinloos en zelfs absurd. De miezerige armenzorg moest dan ook in diepe dankbaarheid ontvangen worden. Maar zoals de ‘gematigde’ conservatief De Bosch Kemper stelde: ‘Eene schamele gemeente door honger en ellende bewogen is een zeer gevaarlijke vijand voor den staat.’ (*1) De logica van de armenzorg was dus om de maatschappelijke orde te bewaren.
De burgerij in de tweede helft van de negentiende eeuw was doodsbang voor de opkomende arbeidersbeweging die zich hardnekkig probeerde te organiseren. De historicus Jacques Giele vond in de politiearchieven talloze verslagen van politieagenten die op vergaderingen van werkers of als ‘stillen’ spioneerden of in uniform intimideerden en ook verslag aan werkgevers uitbrachten. Bekende socialisten of communisten kwamen op zwarte lijsten terecht en sommige waren gedwongen te emigreren om niet van honger om te komen 2. De sociale voorzieningen kwamen dus allerminst uit de gemeenschappelijke lucht vallen, maar vooral het gevolg van een bittere strijd om het bestaan.
Groeiende levensverwachting binnen stabiele levensduur
Het bannen van hongersnoden en epidemieën, de toegenomen hygiëne door aanleg van rioleringen en waterleiding voor schoon drinkwater en verbeterde woon- en werkomstandigheden drongen vroegtijdige sterfte terug. De kindersterfte nam af door pasteurisering van melk, borstvoeding en toegenomen hygiëne tijdens bevallingen. De spectaculaire stijging van de levensverwachting was dan ook in eerste instantie niet aan de geneeskunde te danken, maar later speelden vaccinaties, penicilline en antibiotica, een grote rol. Nu gaat het vooral om medische ingrepen zoals kankerbehandelingen en hartchirurgie.
Tot nu toe is vooral verhinderd dat mensen vroegtijdig overlijden, het ging om het verbeteren van levenskansen van jongeren en volwassenen, het verbeteren van hun levensverwachting. De levensverwachting wijst op het aantal jaren dat iemand nog te leven heeft op een bepaalde leeftijd. Maar dat is volgens Deboosere iets anders dan mensen in leven houden na hun normale houdbaarheidsdatum, dat wil zeggen na hun normale levensduur, voorbij hun fysieke en biologische grenzen. De moderne mens is genetisch en lichamelijk niet verschillend van zijn verre voorouders en genetisch zijn we nauwelijks geëvolueerd in de afgelopen tienduizend jaar. Het verleggen van de levensduur voorbij de tot nu toe oudste mens, die 122 jaar geworden is, vindt Deboosere nogal voorbarig. Voorspellingen m.b.t. de levensverwachting zijn gebaseerd op de evolutie van de levensverwachting tot nu toe en er wordt zonder rekening te houden met de redelijk vaststaande levensduur geëxtrapoleerd naar de toekomst. Maar die evolutie van de levensverwachting speelt zich af binnen de limieten van de biologisch-fysiologische verouderingscapaciteit van de mens. Patrick Deboosere verwacht dan ook dat de stijging van de levensverwachting zal afnemen. Zelf hebben we al eerder gesignaleerd dat de groei van de levensverwachting in Europese landen vertraagt en zelfs afneemt.
Korte metten maakt Deboosere met verlegging van de levensduur door genetische veranderingen of technologie als bron voor een eeuwig leven. “Veroudering (…) gaat om een reeks zeer fundamentele en complexe processen die samen aan de basis liggen van celdegeneratie en geleidelijke degeneratie van diverse lichaamsfuncties.” Hij sluit het niet uit, maar het zal lange tijd vergen en “in een volkomen andere context van technologische ontwikkeling en maatschappelijke mogelijkheden gebeuren.” Bovendien staan de technologie-fanaten niet stil bij de ‘catastrofale’ gevolgen op sociaal, ecologisch en economisch gebied die een eeuwig leven zou hebben. Het technologiegeloof als een soort omgekeerde wederopstanding.
Levensverwachting en democratie
De toegenomen levensverwachting is het resultaat van een sociaal, collectief proces, het resultaat van het verloop van alle afzonderlijke levens van alle mensen in een maatschappij, betoogt Deboosere en is daarom ten diepste een maatschappelijk en democratisch proces. De tegenstelling met de superrijke eeuwige-jeugdzoekers uit de technobusiness als miljardair Peter Thiel, oprichter van PayPal, wordt dan duidelijk. Peter Thiel is tegen ‘excessieve’ belastingen en gelooft dat vrijheid en democratie niet langer te verzoenen zijn. De ‘excessieve’ belastingen, die sociale voorzieningen financieren, zijn democratisch vastgesteld en beperken Thiel’s winst en macht. Hiermee is de democratie voor Thiel totalitair geworden. De technische zoektocht naar middelen om veroudering tegen te gaan, de verjongingsindustrie van plastische chirurgie, botox, enz. en verjongingskuren door bloedtransfusies is niet weggelegd voor postbodes, verpleegkundigen en vuilnisophalers waar nu zo voor wordt geklapt, maar slechts voor de rijken en daarmee ondemocratisch. En het helpt niet eens!
Nederland als neoliberale voorloper in Europa
Het is wel even slikken als Nederland vanuit België als voorhoede van het neoliberalisme in Europa gezien wordt, maar het is maar al te waar. Het werd uitvoerig gedocumenteerd door Merijn Oudenampsen met in de hoofdrol de econoom Frans Rutten, secretaris-generaal van Economische Zaken, die zich na zijn pensionering ontpopte als vurig rooms-katholiek. Hij organiseerde een busreis naar een plaatsje in Noord-Spanje, omdat hij met een “100 procent betrouwbare econometrische methode” had berekend dat daar de Wederopstanding zou plaatsvinden en wel op 11 april 2002 om half negen. Met dezelfde ‘econometrische’ betrouwbaarheid stelde hij de markt boven de overheid. De rol van Wim Kok van criticus van het neoliberalisme als vakbondsleider tot uitvoerder als minister van Financien en als verzamelaar van bedrijfscommissiariaten (*3) was opmerkelijk en wordt terecht door Deboosere uitgelicht.
De teloorgang van de sociaal-democratie en de keynesiaanse economische politiek
Wim Kok is een symbool voor de teloorgang van de sociaal-democratie en de overgang van een meer keynesiaanse naar een neoliberale economische politiek. Verklaarde Wim Kok in 1987 het in Nederland ontluikende neoliberalisme eerst nog tot ‘negentiende eeuwse zakelijkheid, gepresenteerd als vernieuwing’, als minister van Financiën startte hij grote bezuinigingsoperaties. Een huurverhoging van 5,5%, tariefverhogingen in het openbaar vervoer, verhoging van accijnzen en motorrijtuigenbelasting, het beruchte ‘kwartje van Kok’, bezuinigingen in de gezondheidszorg en snijden in de arbeidsongeschiktheidsregeling (WAO). In 1995 verklaarde Kok tijdens een Den Uyl-lezing dat “een werkelijke vernieuwing van de PvdA begint met een definitief afscheid van de socialistische ideologie; met een definitieve verbreking van de ideologische banden met andere nazaten van de traditionele socialistische beweging“. De lezing was getiteld: “We laten niemand los”, maar alles werd op losse schroeven gezet. Tony Blair (het grootste succes van Margaret Thatcher!), Bill Clinton en de Duitse Gerhard Schröder erkenden ruiterlijk het vooroplopen van Wim Kok. De sociaaldemocraten in Europa wierpen Keynes in de vuilnisbak, pakten Hayek uit de kast en verloren verkiezing op verkiezing.
Neoliberalisme is welbewuste politiek ter verhoging van de winst
Deboosere schetst uitvoerig de opkomst en het verloop van het neoliberalisme, de harde, vaak smerige ideologische strijd, de denktanks en de propagandaindustrie, maar waarom Keynes werd ingeruild voor Hayek wordt niet zo duidelijk. Hij noemt de neoliberale denkbeelden en argumenten foutief, maar “ze sluiten wel aan bij de belangen van de grote financiële instellingen, de grote internationale monopolies en de grootverdieners in onze moderne kapitalistische economie” en leiden tot een toenemende winstmarge van bedrijven, de verschuiving van arbeidsinkomen naar kapitaalinkomen. Zou het kunnen dat deze kapitaalgroepen de neoliberale ideeën helemaal niet fout vinden en toen de druk van de arbeidersbeweging afnam en het sovjet-socialisme als alternatief, hoe onvolkomen ook, verdween, ze hun (geveinsde) steun aan de welvaartsstaat introkken? Voor het kapitaal stond het herstel van de winstvoet, die in de jaren zeventig van de vorige eeuw sterk onder druk stond, centraal en vanuit hun oogpunt zijn de neoliberale ideeën verre van fout! Voor het kapitaal zijn de lonen kosten en is het beperken van de lonen winst. Dat levende arbeid de bron van alle waarde is geven ze niet graag toe.
Wordt Keynes of Marx de econoom van de 21ste eeuw?
Het is duidelijk dat Deboosere Keynes als een goede kanshebber als econoom van de 21ste eeuw ziet, maar ook het keynesiaans denken is geen oplossing voor alle problemen van vandaag, stelt hij terecht. Volgens Deboosere moeten we voor de 21ste eeuw twee fundamentele doelstellingen voor ogen houden: de grenzen van de planeet respecteren door te stoppen met de groei als einddoel van het economisch handelen te beschouwen, en ten tweede een eind maken aan de ongelijkheid.
Ten eerste dienen we dan te begrijpen waarom ongebreidelde groei binnen het kapitalisme en ook bij keynesianen centraal staat, en moeten we definiëren welke groei schadelijk is. Dan moeten we toch te rade gaan bij de econoom die de accumulatie, de groei van kapitaal tot in detail onderzocht en beschreven heeft en die 150 jaar voor Piketty aangetoond heeft (en beter!) dat juist die accumulatie ongelijkheid produceert. Die econoom en filosoof is niemand minder dan Marx, de intellectuele inspirator van de socialistische en communistische arbeidersbeweging van de 20ste eeuw. Het was Marx die de tegenstellingen binnen het kapitalisme benadrukte en betoogde dat deze onvermijdelijk in crises eindigden en daarmee het evenwichtsdenken binnen de economie verwierp. Het is een gemiste kans van Deboosere dat hij de ideeën van de grondlegger van het socialisme niet bij zijn analyse van neergang van de welvaartsstaat en bij zijn visie voor de 21ste eeuw betrekt. Het had zijn betoog krachtiger gemaakt, want hij heeft natuurlijk groot gelijk dat een verder herstel en uitbouw van de welvaartsstaat een groot goed en teken van beschaving is, waarin de mens centraal staat en niet de winst. Maar de vraag is of dat te bereiken is binnen het kapitalisme, en zo niet dan moeten we voorbij het kapitalisme denken. Dat heeft Deboosere jammer genoeg (nog?) niet gedaan. Een ‘volkomen andere context van technologische ontwikkeling en maatschappelijke mogelijkheden’ in een democratisch socialisme is dan een goed alternatief.
Tot slot het meest waardevolle en unieke wat we bezitten: tijd!
Deboosere benadrukt dat tijd ons meest kostbare goed is. Het geloof dat ‘we almaar langer leven’ creëert volgens hem een valse realiteit die maakt dat we te lichtzinnig met onze levenstijd omspringen. Zo in de trant van ‘we leven langer dus waarom zouden we niet wat langer werken. Tot plots het leven voorbij is.’ Hij noemt de lof der luiheid, het recht op nietsdoen als denkbeelden voor de toekomst, met pleitbezorgers als Bertrand Russell en Paul Lafargue (*4) en Keynes met zijn 16-urige werkweek.
Wij hebben niets tegen luiheid, maar werken is echter het probleem niet. Zinloos werk, het produceren van overbodige en wegwerpgoederen, vervuiling en uitputting van de aarde is het probleem. Arbeid in overeenstemming met de fundamentele doelstellingen van Deboosere zal veel tijd, inspanning en creativiteit kosten. Daar valt nog veel werk te verrichten.
Met deze kritische kanttekening moeten we de bespreking beëindigen. Het gaat om een helder en inspirerend boek met een vraag-en-antwoordstructuur die overzicht biedt en de lezer vasthoudt. In tijden van pandemie, waarin duidelijk wordt hoe de gezondheidszorg geteisterd is door de neoliberale kaalslag is het lezen van dit boek een verademing!
Voetnoten
(*1) Auke van der Woud, Koninkrijk vol Sloppen, Achterbuurten en Vuil in de negentiende eeuw, uitgeverij Bert Bakker, 2012. Nederland was het koninkrijk vol sloppen, waar tot ver in de jaren zestig van de vorige eeuw woningen met een bordje aan de muur onbewoonbaar verklaard waren, maar toch door grote gezinnen bewoond werden.
(*2) Rond de Eerste Internationale, Jacques J. Giele, uitgeverij Kelder, 2016
(*3) Zie Wim Kok, Frans Rutten en de informatiepolitiek van het neoliberalisme
(*4) Lafargue, een schoonzoon van Marx, was het onderwerp van een beroemd citaat van Karl Marx. Kort voordat hij in 1883 stierf, schreef hij Friedrich Engels in verband met Franse marxisten als Lafargue en Guesde: “Wat voor mij vaststaat is dat, als zij marxisten zijn, ik geen marxist ben”).