Tussen Catastrofisme En Pragmatisme
Technologie & Anarchie: Tussen Catastrofisme En Pragmatisme. Het kapitalisme in zijn vorm van nietsontziende graaicultuur en dat weer gedekt door staatsprivileges, is altijd al destructief geweest. Die destructie is een effect van de inzet van bepaalde technieken, maar de wil er achter om die in te zetten kwam voort uit de zucht naar financiële winst. Hoe dat in elkaar steekt is al uit oudere literatuur op te maken, zoals uit teksten van de Britse econoom E.J. Mishan getiteld The Costs of Economic Growth (1967) en diens Technology and Growth: The Price We Pay (1970).
(Orspronkelijk verschenen op Libertaire orde)
Dit type werk heeft niet een zodanig indruk gemaakt, dat de destructie is uitgebannen. Integendeel, met behulp van de economie als toegepaste wetenschap van hebzucht (een omschrijving die aan de Amerikaanse econoom J.K. Galbraith wordt toegeschreven), is er de laatste dertig jaar nog een schep boven opgedaan. De sociale en ecologische destructie die daardoor op gang is gekomen is ongehoord.
In het voorjaarsnummer van het Franse driemaandelijkse anarchistische tijdschrift Réfractions nº 32 (2014) is met het oog op het voorgaande aan de orde hoe een aantal redacteuren tegen de problematiek van de technologie aankijkt. Eén ding is duidelijk, er bestaat geen unanimiteit. Een van de redacteuren noemt zich zonder omwegen ‘catastrofist’ (van catastrofe). Daar staat tegenover iemand die ik geneigd ben pragmaticus te noemen. Ik beschouw dit als twee polen waartussen de discussie zich beweegt.
Vraagstelling
Voor alle duidelijkheid: er is geen discussie over anarchistische beginselen zoals de afwijzing van elke vorm van dominantie en al evenmin over het idee dat mensen de vormgeving van hun levensvoorwaarden in eigen hand moeten nemen. Ook denkt niemand dat het groene kapitalisme de oplossing van de milieuproblematiek zal brengen. Het uiteenlopen van de meningen richt zich meer op de rol van de technologie en het beantwoorden van de vraag ‘is technologische ontwikkeling van zichzelf destructief voor de natuur en menselijke relaties?’. De catastrofist is daarvan overtuigd. En gelet op de naaste of de wat verder gelegen toekomst doet zich de vraag voor: ‘Zal de uitputting van (fossiele) brandstoffen niet het ineen storten veroorzaken van de menselijke civilisatie?’.
Hoewel ook anarchisten getroffen worden door de schade die de destructie veroorzaakt, het zijn niet de problemen van het anarchisme. Het zijn de problemen van een inherent destructief kapitalisme. Anarchisten willen daar al vanaf sinds zij de bestaande maatschappij zijn gaan bestrijden. Dit betekent dat zij naar het politieke en economische systeem kijken (om dat te kritiseren) en zich niet beperken tot een eenzijdige techniek-kritiek. Kortom er zal eerst van een maatschappelijke paradigmawisseling sprake moeten zijn, waarna te denken valt aan een andere toekomst dan die het destructieve kapitalisme voor ons in petto heeft.
Pablo Servigne, een van de redacteuren van Réfractions, schrijft in zijn bijdrage: ‘Ik ben catastrofist geworden’. Hij legt uit hoe dat schoksgewijs bij hem is gegaan en waarom hij de technologie afwijst. In zijn bijdrage vraagt hij zich af: is vanuit het anarchisme het catastrofale te keren? Mij ontgaat de zin van deze vraag, omdat het anarchisme als kritische theorie zich zal in zetten ten behoeve van de hierboven bedoelde paradigmawisseling. Daarnaast zal het via prefiguratie in het heden zijn sociale visie gestalte (trachten) te geven. Als men in het betoog van Servigne het catastrofisme eruit verwijdert, dan resteert een materie die de vraag beantwoordt: hoe zien vele anarchisten de wereld, waaraan zij denken? Servigne blijft dus in het brede spoor van het anarchisme.
Dit betekent: je hebt het catastrofisme niet nodig, om na te denken over bijvoorbeeld de verhouding evolutie / revolutie, of om een maatschappij aan te bevelen die naar de menselijke maat wordt ingericht, of om te spreken over directe democratie. Dat is wat Servigne doet. Hij schrijft kortom over constanten binnen het anarchisme. En, als ik Arthur Lehning mag parafraseren: ‘Omdat men niet naar ons luistert, ziet de wereld er nog steeds uit zoals die is’.
Na de schaarste
Is er een andere invalshoek te kiezen dan die van Servigne? Ja. Daarvoor ga ik niet uit van de tweedeling die Servigne maakt, te weten die tussen catastrofistee en ‘cornucopiens’ (zijn mensen die in de mythe van de hoorn des overvloeds geloven). Die tegenstelling komt mij binnen het anarchisme als onbekend voor, tenzij ik iets gemist heb. Geen enkele mij bekende anarchist verkondigt het geloof in de overvloed. Ook Bookchin niet, hoewel hij het heeft over Post-Scarcity Anarchism (1971). Zeker, uitgaande van de technologische stand van zaken in zijn tijd ziet hij verbeteringen en verruiming van de productie. Evenwel, zijn antikapitalistische en overige libertaire noties maken, dat er een eind aan de agressieve en destructieve inzet van die zelfde technologie komt (verwerkt in zijn sociale ecologie). En ‘post-scarcity’ betekent niet overvloed maar het achter ons laten van een economie, die drijft op het idee schaarste.
Servigne heeft gelijk dat toch ook Bookchin de technologie niet verworpen heeft. Ik zelf kies daar ook niet voor. Ik zie niet in waarom de technologie niet gebruikt kan worden om lichamelijke arbeid te verlichten, om eentonig werk niet door de mens te laten uitvoeren als een machine dat ook kan. Echter, de tijd die daardoor voor de mens vrijkomt, moet niet worden ingezet om hem door te laten werken tot hij een ons weegt. De technologische mogelijkheden moeten worden ingezet, bijvoorbeeld, om te gaan naar een 15- of 20urige werkweek (denk aan wat Kropotkin daaromtrent opperde). Deze wijze van kiezen schaar ik onder het pragmatisme.
‘Wel? U ziet iets?’
Pragmatisme
Annick Stevens, een van de andere redacteuren van Réfractions, noemt het niet zelf zo, maar haar betoog in het Techno-nummer breng ik onder het pragmatisme, als diametrale pool voor het catastrofisme. Haar bijdrage luidt niet voor niets ‘Over voorwaarden voor een anarchistische techniek’. Wat zij aankondigt te doen, is techniek kritisch te bezien om die dan te integreren in een levensvatbare en wenselijke opvatting over een anarchistische wereld.
Zij opent met het wegen van de technologiekritiek van met name Jacques Ellul, een auteur die zich al vanaf midden jaren 1950 bezig heeft gehouden met de dominantie van de techniek over mens en maatschappij. De vraag is of daar niet de dominantie van het kapitalisme vóór ligt: is de (Westerse) maatschappij niet eerst een kapitalistische voordat die een technische is? Dat is precies het punt dat Stevens in haar beantwoording ‘scoort’. De groei is een technologische groei die evenwel gekoppeld is aan de wens tot economische groei met het oog op winstmaximalisatie en kapitaalsaccumulatie. Het technische systeem, zo lezen we bij Stevens functioneert dus niet onafhankelijk van menselijke beslissingen.
Dit neemt natuurlijk niet weg dat organisatorisch gezien een ‘instituut’ geneigd is zijn eigen (voort)bestaan te genereren – en beslissingen tracht te forceren, die het als het ware een autonoom bestaan geeft. Ik moet in zo’n geval vaak denken aan het CERN (Conseil Européen pour la Recherch Nucléaire), in de omgeving van Genève. Het is opgericht in 1954, maar sindsdien gaat het niet meer om ‘kernonderzoek’ maar om ‘deeltjesfysica’. Vele miljarden gemeenschapsgeld zijn daar besteed voor het bouwen van ondergrondse, cirkelvormige tunnels, waarvan de grootste een kleine dertig kilometer lengte heeft. Voor ongeveer één miljard per jaar wordt er naar de oerkern gezocht (er werken daar zo’n 2500 mensen).
‘Mmm…het is precies wat ik vreesde!!!’ ‘Wat? Nog een binnenwereld?’
Zelfs een leek kan voorspellen dat als die kern al gevonden wordt, dan zal blijken dat er nog een ‘echte’ kern achter ligt en daarna nog één (want het gaat over oneindigheid). Er zal dus verder gezocht moeten worden… Regelmatig vernemen we dan ook berichten dat het zover is, maar net als bij de lui die het vergaan van de wereld aankondigen, het blijkt steeds weer loos alarm. Dus wordt er verder gegaan met het pompen van miljarden in deze fantasiewereld. Je hoeft geen catastrofist te zijn om te beseffen dat al de geleerden die daar werken volgaarne hun plaats in die techno-wereld behouden, bang dat ze zijn zich misschien te moeten omscholen tot elektricien of loodgieter – zoals dat van gewone mensen wordt geëist…
De rationaliteit van het bestaan, ook van zo’n instituut als het CERN, past in de kapitalistische rationaliteit, waaraan de Frankfurter Schule aandacht besteedde en die – tot mijn plezier – door Stevens in haar bijdrage aan de vergetelheid wordt ontrokken. ‘Het terrein waarover de techniek zijn macht over de maatschappij uitstrekt, is de macht van hen die economisch overheersen’, citeert Stevens. Niet de catastrofes, maar het systeem van dominantie dat catastrofale gevolgen heeft en dus voorafgaat aan de catastrofes moet de aandacht krijgen. En bij Bookchin ziet Stevens, en terecht, de anarchistische synthese van de problematiek die zij analyseert. Hier komen we dus tegen het inzicht dat het kapitalisme de techniek niet anders kan gebruiken dan met een autoritair en destructief doel (inherent aan de kapitalistische logica).
Elimineer die rationaliteit – het kapitalisme dus – dan komt er ruimte om te overwegen hoe en binnen welke voorwaarden van de techniek gebruik kan worden gemaakt. Er zijn natuurlijk vele voorbeelden te bedenken maar het kan geen kwaad erop te wijzen dat moderne technologie bijvoorbeeld een modern zeilschip voor de vrachtvaart heeft opgeleverd, de ‘Tres Hombres’. Een zeilschip ja, om naast ‘fairtrade’ ook ‘fairtransport’ op te zetten.
Het schip is al enkele jaren in de handelsvaart en doet havens aan over de hele wereld. Dit voorbeeld symboliseert, naar ik meen, de optiek van Stevens als zij aan het slot van haar beschouwing komt: de technische ontwikkeling moet worden ingepast binnen een ruim onderzoek naar doelen en middelen ten behoeve van de ontplooiing van de mensheid.
‘Erger dan dat! Het is de werkelijkheid!!’
Tussen techno en eco
Natuurlijk is er meer in het nummer van Réfractions te lezen dan de twee hierboven geresumeerde beschouwingen. Maar de overige vallen tussen die van Servigne en Stevens in (zoals de discussie tussen Pablo Servigne en Pierre Sommermeyer over de titel van het nummer) of leveren een uitwerking van een van de beschouwing (zoals Pierre Sommermeyer over technologie). Vincent Gerber, wiens boek over Bookchin ik op deze site besprak, gaat in op het verzet dat Bookchin aantekende tegen wat bekend staat als ‘deep ecology’.
En om het in de sfeer van het debat te houden, wijs ik nog op de bijdrage van André Bernard en Pierre Sommermeyer over het ‘sociale conflict’ in relatie tot de methode (non-violence) en het uitbuiting- en overheersingsysteem, anders gezegd, het kapitalisme. Verder zijn er nog tal van boekbesprekingen opgenomen.
Thom Holterman
RÉFRACTIONS, nº 32, voorjaar 2014, thema: ‘Tussen techno & eco, Welke logica voor de toekomst?’, 143 blz., prijs 15 euro
[Beeldmateriaal afkomstig uit het besproken nummer van Réfractions.]
Aantekening
Meer informatie over het handelszeilschip ‘Tres Hombres’, klik HIER.