Ga naar de inhoud

Sport In Het Boegwater Van Het Kapitalisme

Het kort geleden op deze site besproken bijzondere nummer van Le Monde libertaire (nº 55, mei 2014) opende met een vraaggesprek met Fabien Ollier onder de titel ‘L’aliénation sportive planétaire’ (De mondiale, sportieve vervreemding). Fabien Ollier is directeur van het kritische tijdschrift Quel Sport? (Welke Sport?). Ik beloofde een aantal passages uit dat vraaggesprek in vertaling op te nemen. Die passages kan men nu hieronder aantreffen.

9 min leestijd

(Oorspronkelijk verschenen op libertaire orde)

De formuleringen van Fabien Ollier laten soms de wenkbrauwen wat fronsen en onvermijdelijk is het dat de scheiding rijk / arm een onderwerp vormt binnen het sportkader. Dat ziet men ook als de Franse voetballer en oud-international Lilian Thuram, heden voorzitter van de ‘Fondation Edication contre le racisme’ (Stichting opvoeding tegen racisme) over de voetbalsport schrijft. Hij wijst erop dat ‘de hiërarchie tussen rijken en armen niet een marxistische lezing van voetbal is, maar de weerspiegeling van wat zich in de maatschappij voordoet’ (Thuram in zijn bijdrage in Le Monde van 13 juni 2014).

Voetbal

Quel Sport?, nº 25/26, juni 2014

Brood en spelen?

Het tijdschrift Quel Sport? analyseert sport in zijn totaliteit als ‘wapen van massaal vermaak’. Dus is de vraag aan de orde of het nog steeds, zoals in het oude Rome om de kwestie gaat: ‘Geef het volk brood en spelen’. Daarop gaat Ollier aldus in.

Wij spreken bij sport over een geïnstitutionaliseerd systeem van competitieve praktijken. Daarbij is de insteek de overheersende fysieke reglementering. Dit vormt de maat van een permanent vergelijken van gecategoriseerde individuen. Die staan met elkaar in confrontatie (vrouwen onder elkaar, idem mannen, minder validen, ouderen, etc.). Daarbij worden zij hiërarchisch gerangschikt (eerste, tweede, derde, etc). Dat laatste wordt tot uitdrukking gebracht met verwijzingen naar: de kampioen, het record, de topprestatie. Wat zien we?

Dat alles zo is opgezet, dat het past in het spel van investeerders, financiers, bank- en zakenwezen, technologen, politiek en emoties. Want dit alles is als onontbeerlijk te beschouwen ten behoeve van de op groei gerichte reproductie van het kapitalistische regime.

Sport is daarmee een zeer bijzondere lichamelijke activiteit. Het is verbonden met het denkbeeld dat men daarbij tot in uitersten van rationele beheersing moet gaan. En precies dit streven heeft helemaal niets te maken, historisch noch politiek, met een vrije activiteit of met de antieke of traditionele spelen. In dat geval moeten we niet vergeten, dat wat we nu als sport kennen, geïnstitutionaliseerd is in het industriële en imperialistische Engeland van de 19de eeuw.

Sport werd in dat regime ingepast als een vorm van voorbereiding op de arbeid en de daarvoor te accepteren disciplinering: respect voor hiërarchieën, voor gezag, regels, techniek en technologie. Het betreft vereisten die de industriële maatschappij aan individuen stelt. Geen zicht dus op ‘brood en spelen’, want niets zal gratis zijn…

Police

Moderne sport

Sport is in dit opzicht geen sport. Het is de rationele instrumentalisering van het lichaam. Het doel ervan is een maximum aan activiteit en opbrengst op te leveren. Een voorbeeld.

Het is goed mogelijk dat iemand af en toe door het bos rent. Zonder twijfel is daarbij zijn of haar lichaam in beweging. Hij of zij ervaart daarbij plezier, vermoeidheid, verveling, vrolijkheid omdat het niet alleen een ‘moeten’ is maar ook een gevoel. Diezelfde persoon kan ook besluiten dit alles te rationaliseren en objectiveren, zodat hij of zij zijn prestaties kan meten en vergelijken om te zien of er van progres, vooruitgang sprake is. Wat eerst ontspanning was, wordt prestatie (strijd tegen ruimte, afstand, tijd). Het bos wordt stadion, het lichaam instrument of prestatiemachine.

Dit past in de logica die ook een bureaucratie doet ontwikkelen: het meten van de prestaties en de boekhoudkundige verwerking ervan om de gemeten prestaties te vergelijken. Zo zien we de praktijk van een gewone sportactiviteit kantelen naar een verrichting die zuiver fysiek een strijd tegen zichzelf en tegen anderen wordt – en tot overschrijding van fysieke grenzen van de natuur dwingt. Zo doet ook doping zijn intrede om het verleggen van de grenzen mogelijk te maken. Het gaat dan over moderne sport (en niet over antieke).

World company

Het eigene van de moderne sport, of preciezer, het sportspektakel van de wedijver (competitie, concurrentie) functioneert als een opium voor het volk van mondiale omvang, waaraan niemand nog kan ontsnappen. Je maakt het mee of je wilt of niet.

Het opzetten van sportieve netwerken voor het volk om het onder controle te houden, heeft vanaf het eind van de 19de eeuw plaats gevonden in de schaduw van de imperialistische ontwikkelingen van het kapitaal en techno-kapitaal. Langzaam is het institutioneel gevormd door de gedeclasseerde aristocratie en de bourgeoisie. Aldus groeide het moderne, sportieve systeem uit tot een sportieve world company, zodat het voldoende kapitaal wist te genereren. Dit leverde niet alleen destructieve, competitieve praktijken op, maar ook veel productie van ‘dood’ materiaal: sportschoenen, shirts, ballen en andere afgeleide handelswaar.

De mystificatie van het geweten, de ‘chloroformisatie’ (bedwelming) van het denken, de verwerping van een kritische geest, het zijn slechts enkele van de belangrijke symptomen van het versporten van de leefwereld. Wat we zien is een populistische depolitisering en de opkomst van volksagressie bij sportieve meutes. Het is te zien als een onmiddellijk uitvloeisel van de reactionaire integratie van de massa’s in het sportideaal, de passie voor sport, de sportcultuur.

Ski

Historische breuk

De intrede van de moderne sportcompetitie vertegenwoordigt een belangrijke historische breuk. Die wordt gevormd door de creatie van een nieuw instituut (bureaucratie, juridische en materiële organisatie, reglementen, tijdsindelingen, ruimtes, technologieën, symbolen, etc.). Men vindt het terug als de uitwerking van fysieke praktijken: de verheffing van competitie. Het gaat om het op de eerste plaats zetten van het beginsel van opbrengt en om het tot in het oneindige willen verleggen van de grenzen.

Deze inzet is niet te scheiden van de versterking en de mondialisering van de kapitalistische productiewijze, waarbinnen het (menselijk) lichaam wordt beschouwd als elk andere handelswaar. Het staat in de kapitalistische functie van productieprestaties en van het denken in termen van rendabiliteit.

Het is dus helemaal niet vreemd dat we in Engeland de oorsprong vinden van deze sportgedachte en niet in het antieke Griekenland en niet in de Franse middeleeuwse dorpen of bij de eerste schoppen tegen een steen. Bepaalde mystagogen (lui die inwijden in mysteriën) houden ervan bij dat eerste schoppen de oorsprong van sport te zoeken om ermee de transcendentie en de universaliteit van het hedendaagse voetbal te rechtvaardigen. Historici hebben evenwel duidelijk aangetoond dat er sprake is van twee processen die sport, met Engeland als bakermat, tot ontwikkeling hebben gebracht.

Touw

Herenboeren en public school

Die twee processen hebben enerzijds te maken met de wijze van tijdspassering door de herenboeren en anderzijds met de traditionele en collectief gereglementeerde spelen in de public schools (privé scholen voor de rijken, de stedelijke bourgeoisie en de rurale gentry). In het Engeland van de 18de eeuw sprak men wat het tweede element betreft over patronised sport. Dit omvat ondermeer cricket, vossenjacht en tal van wedstrijden waaraan ook paarden en vervolgens huispersoneel deelnemen. Later worden (vuist)gevechten georganiseerd tussen sterke kerels, knechten van de gentry (de niet van adel zijnde rijken). De eerste bokswedstrijd om het wereldkampioenschap vindt dan ook in Engeland plaats, in 1810, tussen een zwarte en een blanke…

Midden 19de eeuw ziet men dan sportactiviteiten tot ontwikkeling komen vanuit de tradities van de public schools. Dat zal uitgroeien tot een omvangrijk systeem van ‘kapitalisatie van de concurrentiële organisatie’, met zijn captains of industry, met zijn speerpuntproducten, zijn propaganda. Blijven we bij voetbal, dan zien we dat de Football association in 1863 in Londen wordt opgericht door oud-studenten van Oxford en Cambridge. Andere sportverenigingen en federaties volgen.

Sportieve kolonisatie

Tegelijk met de expansionistisch-imperialistische groei van het kapitalisme, ontwikkelen zich ook sportfederaties in andere landen zoals: Duitsland, Zweden, Frankrijk, de USA. In minder dan vijftig jaar is de wereld vergeven van internationale wedstrijden en nieuwe organisaties op mondiaal vlak. Die gaan de sportpraktijken, technieken, spektakels, kampioenschappen en mythes rendabel maken.

De geschiedenis van de moderne sport is die van de sportieve kolonisatie van de leefwereld. En het kan niet uitblijven: sport kent daarbij ook de sector van de georganiseerde misdaad, door de corruptie, het verkapte gangsterisme, de louche affaires (‘verkochte’ wedstrijden, weddenschappen, doping, prostitutie; affaires als die van Quatar). De antieke spelen noch de traditionele sportactiviteiten hebben een dergelijke ontwikkeling en bestemming gehad.

Feyenoord

[Is het betekenisvol om dit Feijenoord-aanhangertje in het Franse LMl aan te treffen?]

Driftmatige compensatie

Het perspectief van de moderne sport staat een onderzoek toe naar de socio-politieke functies van sport als opium. Het blijkt dan dat de sportideologie deel uitmaakt van een conservatieve ideologie. Die moet de reproductie van traditionele betekenissen, als door de dominante klassen verdedigd, in de maatschappij verzorgen. Daarbij moet men denken aan de klassenindeling, sociale hiërarchieën, bestuur door machtigen, burgerlijke normen, waarden en gewoontes, etc.

Om te doen vergeten dat deze conservatieve reproductie op de achterhand zit, wordt sport als een massaal depolitiserend proces van de onderdrukte klassen gestimuleerd. Elk sportief evenement (we kunnen nu denken aan het wereldkampioenschap voetbal), vormt een gelegenheid om massa’s driftmatige compensaties (vreugde bij volmacht), narcistische bonussen (‘we’ hebben gewonnen) en euforische ontladingen te verschaffen.* Sport is in dit perspectief – zo kunnen we besluiten – opium voor het volk.

Fabien Ollier (verkorte vertaling door Thom Holterman)

[Beeldmateriaal ontleend aan Le Monde libertaire, hors série nº 55, mei 2014.]

Aantekening

Informatie over het tijdschrift Quel Sport?, klik HIER.

* Een en ander is op een treffende wijze verwoord door Robin van Persie in een interview met hem, mede naar aanleiding van het doelpunt tegen Spanje (Wereldkampioenschap voetbal 2014) met zijn wonderlijke kopbal: “Belangrijker dan de schoonheid van het doelpunt was het feit dat we ons geloof hervonden. En we gaven dat geloof terug aan ons volk. Tegen Australië speelden we niet zo goed. Maar het gaat in een toernooi om te winnen. (…) Ons land is trots op ons en de bedoeling is dat het nog trotser wordt”. (Internetversie van de Volkskrant van 21 juni 2014).

Een andere treffende verwoording is de disciplinering waarover Ollier sprak. Het heet bij een columnist: ‘We hunkeren naar discipline en gezag en Louis van Gaal geeft ons dat’. Let hierbij ook op de functie van de gebruikte woordjes we en ons. Voor de opinie, klik HIER.