Recensie Will of the Many
Bij het brede publiek bestaat een oppervlakkig beeld van de andersglobaliseringsbeweging terwijl achter de protesten die in de media in beeld komen een wereld schuilt van consensusdemocratie. Zo blijkt uit het boek en tevens proefschrift The Will of the Many van Marianne Maeckelberg. Sinds begin jaren negentig zijn over de hele wereld steeds meer coalities ontstaan tussen diverse critici van het neoliberalisme zoals oude vakbondsmannen, jonge veganisten en feministen die tijdens kleinschalige bijeenkomsten de beweging achter de schermen organiseren op basis van consensusbesluitvorming. Maeckelbergh wilde laten zien hoe dat in zijn werk gaat en er de aandacht er op vestigen dat deze consensusdemocratie uiteindelijk resulteerde in een beweging die jaren later in 1999 tienduizenden mensen samenbracht in Seattle om hun onvrede over de WTO kenbaar te maken, waarmee werd bereikt dat de onderhandelingstop werd afgelast.
Interessante inkijk in de mores binnen de andersglobaliseringsbeweging
De reden voor mij om dit boek te lezen was mijn belangstelling voor (on)mogelijkheden van directe democratie. Maar al lezende krijg je tevens een inkijk in de mores binnen de beweging en de idealistische motieven die daaraan ten grondslag liggen.
Concreet is de studie van Maeckelbergh gericht op het besluitvormingsproces rondom de organisatie van het ESF, WSF en het autonome deel van de anti- G8 mobilisaties. Email- correspondentie, citaten uit discussies tijdens voorbereidende bijeenkomsten, en stukjes tekst uit pamfletten passeren in het boek de revue. Soms komt dat over als ordinair geruzie, maar als je daar doorheen kijkt valt het op dat gebruiken en stellingnames voortvloeien uit doordachte ideeënvorming, die zijn samen te vatten onder de noemer anti- autoritair en die overeenkomt met bepaalde stromingen binnen het anarchisme.
Binnen de AGB worden mensen en groepen ingedeeld in ‘horizontalen’ en ‘verticalen’. De eerste soort gebruikt deze termen om zich te onderscheiden van de tweede, die hiërarchisch – top down – te werk gaat en als dominant wordt ervaren. De verticalen werken met een podium in een zaal met een open microfoon. Horizontalen zitten in een kring en organiseren de samenwerking en besluitvorming vanuit een streven naar zo min mogelijk machtsverschillen tussen mensen. De verticalen komen voort uit linkse politieke partijen, non-gouvernementele organisaties en vakbonden. De horizontalen vinden elkaar in een bondgenootschap tegen de verticalen en komen voort uit de andere non-gouvernementele organisaties, plus de communistische en autonome hoek.
Echter rondom de begrippen is belangrijk dat het niet gaat om woorden, maar om daden. Als je horizontaal praat en verticaal doet ben je een diagonaal, maar wel een bondgenoot tegen de verticalen. Horizontaal ben je op grond van een bepaalde houding en gedrag en vereist een commitment aan principes zoals solidariteit, pluraliteit en gelijkheid. Oftewel, de manier waarop binnen de beweging de boel wordt georganiseerd moet de idealen weerspiegelen. Dit wordt prefiguratie genoemd, wat betekent: zelf voor verandering zorgen door actief aan collectieve projecten te bouwen en door direct, in het hier en nu, te handelen naar je idealen. Het benoemen van idealen in de toekomst zonder er direct naar te handelen is uit den boze. De praktijk heeft voorrang boven de theorie, laat staan dat er voorspellende blauwdrukken over een ideale samenleving worden gemaakt. Er is in deze visie ook geen ruimte voor grote dromen over een revolutionair moment, waarbij sociale verandering alleen lijkt te kunnen plaatsvinden via een plotselinge omwenteling zodra genoeg mensen zich bij de beweging hebben aangesloten. Om verandering te creëren moet je daar niet op wachten, maar gewoon beginnen, al is het wel mooi als er steeds meer mensen gaan meedoen.
Horizontaal zijn betekent dus dat je je op een bepaalde manier gedraagt: je mag geen leidende rol nemen of je opwerpen als voorloper, je mag niet aannemen dat je het beter weet, en anderen zeggen wat ze moeten doen. Dus gebruik je ook een bepaalde keuze van woorden, zoals ‘meestal doen we het zo’. Je mag ook niet namens anderen praten om zo symbolisch je woorden meer gewicht te geven.
Wat mij nog het meeste opviel was de stellingname tegen eensgezindheid, omdat het als onderdrukkend wordt gezien. Dit wordt uitgediept in het hoofdstuk ‘Resisting Unity through Networks’. Er wordt veel waarde aan gehecht dat de beweging bestaat uit losse verbindingen – netwerken – tussen mensen en groepen die elkaar incidenteel kunnen vinden in een gezamenlijk doel, zonder dat dat wordt opgelegd. Hoe deze losse verbindingen toch tot iets leiden wordt door de auteur geanalyseerd aan de hand van de Complexity Theory, wat aansluit bij een visie binnen de AGB dat zij een biologische logica volgt, analoog aan hoe een mierenkolonie werkt waarbij een individu een klein element is in een groter geheel, zie een citaat uit een tekst van de Notes From Nowhere Collective: “…a logic as old as the hills and forests, an eco- logic, bio- logic, the profound logic of life” (p.221).
Consensusbesluitvorming
Maeckelbergh analyseert op welke manier de huidige praktijk van consensusbesluitvorming binnen de hedendaagse AGB is ontstaan en geëvolueerd. De ontwikkeling van consensusbesluitvorming begon in de jaren 60- bewegingen, maar werkte toen niet goed, naar aanleiding waarvan de feministe Jo Freeman in 1970 een pamflet schreef over de problemen van structuurloosheid binnen de vrouwenbeweging ‘The tyranny of structurelesness’. Daarop volgde een ontwikkeling van spelregels voor consensusbesluitvorming, geïnspireerd door een veel oudere traditie, namelijk die van de Quakers. Dit werd gaandeweg toegepast binnen de vrouwen-, antinucleaire – en vredesbeweging, maar was geen oplossing voor het dwingende effect dat uitging van het ideaal van geweldloosheid. Omdat dat leidde tot het vermijden van conflict ontaardde consensusbesluitvorming in het onderdrukken van verschillende posities waardoor veel mensen teleurgesteld afhaakten van deze praktijk. Andere mensen gingen binnen de context van de zogenaamde identiteitenpolitiek vanaf eind jaren zeventig tot begin jaren negentig wel verder met experimenteren. In dit geval echter vond de consensusbesluitvorming plaats binnen meer homogene groepen, met name binnen de vrouwenbeweging, met als uitgangspunt ruimte voor pluraliteit en flexibiliteit. Volgens Maeckelbergh werden in die groepen bij wijze van incubatieperiode, consensusstructuren ontwikkeld die wel goed werken. De richtlijnen en spelregels kunnen nogal gecompliceerd uitpakken, maar maken het volgens Maeckelbergh wel mogelijk dat duizenden mensen over de hele wereld betrokken zijn bij een besluitvormingsproces.
Het interessante van de consensuspraktijk zoals beschreven in het boek is dat essentiële pijlers van ons huidige democratische systeem worden afgewezen, te weten: vertegenwoordiging, stemmen met het gevolg van ‘majority- rule’, debat met winnaars en verliezers, en de aanname van een ultiem besluit in Het Algemeen Belang.
Binnen de AGB wordt veel waarde gehecht aan onderkenning van diversiteit, verschillen in belangen en de constructieve potentie van conflict. Zodoende wordt ook het doel van unanimiteit afgewezen. Maar daarbij is wel van belang dat conflict in goede banen wordt geleid en niet vijandig wordt. Dit wordt bereikt door conflict, of noem het verschil van perspectief, niet te onderdrukken, maar ruimte te geven in een proces van uitwisseling op basis van ‘gelijke monniken gelijke kappen’. Iedereen heeft evenveel recht van spreken. Eigenlijk gaat het om naar elkaar luisteren en de positie van de ander begrijpen zodat je gezamenlijk tot een besluit komt dat aan iedereen recht doet. Dat dit proces goed verloopt is belangrijker dan het besluit zelf.
Concreet is de werkwijze dat er een paar ‘facilitators’ zijn om het proces te bewaken, dat aan het begin van de vergadering door de groep wordt ingestemd met een stel gedragsregels zoals bijvoorbeeld dat iedereen aan het woord moet komen en dat op de tijd moet worden gelet. Verder kan worden gewerkt met handsignalen en mag een besluit door een individu worden geblokkeerd. Omdat het consensus- besluitvormingsmodel in de praktijk bij uitstek geschikt is voor niet al te grote groepen, zijn bepaalde structuren in ontwikkeling om het geschikt te maken voor grote groepen. Onder meer wordt daarbij gewerkt met afvaardiging van lokaal naar hoger niveau, via zogenaamde ‘spokespeople’.
Wel een academische studie
Omdat het boek een promotiestudie is die moet passen binnen een bepaalde academische traditie werd het voor mij hier en daar vrij theoretisch. Alhoewel het juist daarom voor anderen juist interessant zal zijn, is bijvoorbeeld de analyse van de beweging aan de hand van de complexiteittheorie voor mij persoonlijk te abstract. Daarbij miste ik een meer concrete en gedetailleerde beschrijving van het consensusmodel waar Maeckelbergh haar studie op heeft gebaseerd. Inzicht in hoe de besluitvorming precies loopt en wat daarbij obstakels en pluspunten zijn en alsmede evaluaties van mensen die aan dergelijke besluitvorming hebben meegedaan, is belangrijk om voor de praktijk van consensusbesluitvorming meer belangstelling te krijgen. Daarbij is het nuttig om dilemma’s, haken en ogen te analyseren, aangezien, zoals Marianne Maeckelbergh zelf ook stelt, het ideaal van consensus moeilijk in de praktijk is te brengen en zij het zelf binnen geen enkele groep perfect heeft zien werken in alle situaties. Voor de toekomst heeft Maeckelbergh dan ook het plan om verder te gaan met een meer empirische benadering, zodat via objectieve evaluatie consensusbesluitvorming zich verder kan ontwikkelen. Wellicht is het interessant om daarbij dialoogtechnieken, zoals het geweldloze communiceren en andere vormen van consensusbesluitvorming, zoals de sociocratische methode, met de AGB- methodes te vergelijken.
Maar het uitgangspunt van het boek, namelijk de vraag hoe democratie kan worden vormgegeven zonder te zijn gebaseerd op vertegenwoordiging waar wedstrijdpolitiek uit voortvloeit zoals nu het geval is, zal denk ik veel mensen aanspreken en dat is de grote waarde van het boek. Net als dat het reilen en zeilen binnen de andersglobalistische beweging wordt toegelicht en uitgediept. Het doel van het boek was niet om een pasklaar model te presenteren, maar om het al doende te zoeken, zoals een lid van de Zapatistas stelt: ‘moving forward through questions’. Daarbij is belangrijk niet snel en onrealistisch een betere wereld te verlangen, maar dit te bezien vanuit het devies: ‘Slowly, slowly, long life’. Al komt dat zo niet binnen vijf jaar voor elkaar, het is wel iets waar aan gewerkt wordt, zoals een activist stelt: ‘We are just at the beginning, but we are beginning.’
- Pluto Press; 1 edition (October 27, 2009)
- Language: English
- ISBN-10: 074532925X
- ISBN-13: 978-0745329253