Ga naar de inhoud

Recensie: Voorzichtig anders globaliseren

Er is
weer een nieuw boek over globalisering verschenen. Deze draagt de nieuwsgierig
makende titel Anders globaliseren. Het boek is een voorstel om te komen tot een
andere dan de huidige globalisering waarin mensenrechten en het milieu keer op
keer de klos zijn. Het internationaal recht staat hierbij centraal. Maar anders
dan de titel de bezoekers van deze website misschien doet vermoeden is dit geen
radicaal werk.

 

6 min leestijd
Placeholder image

De
Belgische auteur en docent internationaal recht, Cedric Ryngaert, neemt er een
tamelijk gematigd standpunt in: 'we willen zo veel mogelijk recht doen aan de
legitieme belangen van alle relevante actoren: het winststreven van
ondernemingen, het recht op ontwikkeling van ontwikkelingslanden, (…) de
mensenrechten van lokale arbeiders en gemeenschappen, en het belang van het
milieu als een globaal publiek goed.' Het boek is dus een compromis, maar
daarom niet minder interessant en relevant. De voorstellen die er in aan bod
komen zijn namelijk in theorie relatief gemakkelijk te verwezenlijken, terwijl
ze toch proberen de huidige globalisering aan banden leggen.

Ondanks
de titel is dit geen boek dat handelt over de andersglobaliseringsbeweging of
het Wereld Sociaal Forum. Het boek is een onderdeel van de serie Wereldvisie en
die heeft tot taak de 'activiteiten van de Verenigde Naties in ruime zin
kritisch in kaart (te) brengen.' Het bekijkt de problematiek van de
globalisering daarom vanaf het niveau van de natiestaat. Dit uitgangspunt sluit
op voorhand meer radicale alternatieven zoals die binnen de
andersglobaliseringsbeweging aan bod komen uit, omdat de laatste vaak kijkt
naar niet-gouvernementele oplossingen. Daarbij gaat het boek verder uit van de
rechtmatigheid van vrijhandel ten opzichte van protectionisme. Bij
protectionisme is niemand gebaat is hier de aanname. Dat is een problematisch
uitgangspunt, zoals we verderop zullen zien.

Ook al
is het boek dus gematigd, het vertrekt wel vanuit een centrale eis van de
andersglobaliseringsbeweging. Andersglobalisten, de naam zegt het al, streven
naar een andere globalisering. Ryngaert: 'dit is een globalisering waarin niet
de economie, maar de mens, zijn cultuur, het milieu, de mensenrechten, …
centraal staan.' In de ogen van de auteur is de andersglobaliseringsbeweging
daarom voorstander van een 'internationaal juridisch kader dat duidelijk maakt
dat commerciële waarden niet zomaar beschavings- en milieuerfgoed aan de kant
kunnen schuiven.' Hij voegt daar nog aan toe: 'Zonder een juridisch kader zou de
wereld ten prooi kunnen vallen aan het dictaat van de economie en zouden
sociale cohesie en duurzame ontwikkeling op de helling komen te staan. Over dit
mondiaal juridisch kader gaat dit boek.'

Tussen
de inleiding en het besluit is het boek opgemaakt in twee delen waarbij het
eerste deel van meer waarde is omdat het concreter is. Dit deel neemt de
grootste winnaars van de globalisering, de multinationale ondernemingen, onder
de loep. In de huidige globalisering worden vaak de arbeids- en milieunormen,
meestal in ontwikkelingslanden, met voeten getreden door multinationals. De
productieprocessen van multinationals vindt haast volledig plaats in het Zuiden
terwijl het hoofdkwartier vrijwel altijd in het Noorden staat. De overheid in
het Zuiden treedt dikwijls niet op wanneer een multinational de wet overtreed.
Dit gebeurt omdat de bewuste staat daar er de middelen niet toe heeft of het
oogluikend toestaat omdat het er voordeel bij heeft. Omdat deze situatie zich
geregeld voordoet stelt Ryngaert zich de volgende vraag: 'kan en moet het
internationaal recht inderdaad een rol spelen in de regulering van
multinationals?' Voor de ernstigste mensenrechtenschendingen, zoals etnische
zuiveringen, bestaat reeds een internationaal strafgerechtshof, maar voor minder
grote overtredingen, zoals het keer op keer overtreden van arbeidsrecht,
bestaat dit niet. In het eerste deel van zijn boek bekijkt de auteur wat de
mogelijkheden voor zo'n gerechtshof zijn. Daarbij gaat Ryngaert ervan uit dat
een dergelijk hof (of iets vergelijkbaars) wenselijk is. Hij stelt namelijk
vast dat vrijwillige initiatieven, zelfregulering en dergelijke die met name in
de late jaren '90 van de vorige eeuw onder druk van de groeiende
andersglobaliseringsbeweging opkwamen, mogelijk niet het gewenste effect
sorteren. Een 'dwingender juridisch kader' is daarom gewenst. Een nieuw
internationaal gerechtshof belast met arbeidsrecht en dergelijke, een
aanvulling op de bestaande internationale gerechtshoven of een onafhankelijke
rechtbank in het Noorden die wel de capaciteiten heeft, zou een dergelijke rol
kunnen vervullen. Een rechtbank in het Noorden zou deze taak mogelijk op zich
kunnen nemen omdat het hoofdkwartier van de multinational immers in het Noorden
staat. Dit is het meest uitdagende deel uit het boek.

Het
tweede deel 'gaat na hoe de vrijhandelsregels afgesproken in de
Wereldhandelsorganisatie verzoend kunnen worden met duurzame ontwikkeling.'
Uitgangspunt is hier dat milieu en internationale handel op gespannen voet met
elkaar (kunnen) staan. In dit deel stelt de auteur vast dat hoge milieunormen
in het Noorden het recht op ontwikkeling in de Derde Wereld in de weg kunnen
staan omdat het te hoge producteisen kan stellen waar de ontwikkelingslanden
niet aan kunnen voldoen. Op deze manier doet het Noorden dan eigenlijk aan
verkapt protectionisme. Het sluit haar markten af voor 'minderwaardige'
producten uit het Zuiden. Om dat tegen te gaan stelt Ryngaert voor dat de rijke
landen mee gaan helpen aan capaciteitsopbouw in het Zuiden. Dat ondergraaft dan
weer de mogelijk protectionistische aspecten. Het Noorden moet met andere
woorden het Zuiden tegemoetkomen. Het Noorden moet investeren in een schonere
industrie in het Zuiden.

Dat is
een interessant, maar misschien wat naïef voorstel. De vraag is natuurlijk in
hoeverre de politieke leiders in het Noorden baat denken te hebben bij een
ontwikkeld Zuiden dat op gelijke voet kan concurreren met de hoogwaardige
industrie in het Noorden. Die vraag stelt Ryngaert zichzelf echter niet. Dat de
auteur er vanuit gaat dat het Noorden net zo graag als het Zuiden wil dat het
Zuiden zich ontwikkeld, is te gemakkelijk. De angst die in het Noorden bestaat
voor opkomend China is hier veelzeggend. Een andere kritiek is dat het
zondermeer de vraag is of vrijhandel de motor van ontwikkeling kan zijn die het
Noorden claimt dat het is en die Ryngaert denkt dat het kan zijn. Feit is in
ieder geval dat de periode voorafgaand aan de huidige neoliberale fase van de
globalisering, de periode vanaf de Tweede Wereldoorlog tot de jaren '70, veel
meer industriële opbouw kende en een grotere economische groei in het Zuiden.
Het is tegelijk de periode die vrijemarktadepten verfoeien. Ook zijn juist de
nu ontwikkelde landen achter hoge tariefmuren gekomen tot waar ze nu zijn.
Daarnaast zijn er geen geslaagde voorbeelden van nu ontwikkelde of maar zich
ontwikkelende staten die dat doen op basis van vrijhandel. Daar had de auteur
bij stil moeten staan toen hij de deur voor protectionisme sloot, maar vast
bleef houden aan het 'recht op ontwikkeling' voor ontwikkelingslanden.

Beide
hoofdstukken maken Anders globaliseren desondanks tot een interessant boek dat
een frisse blik werpt op de huidige stand van globalisering en nagaat in
hoeverre deze, met de middelen die er direct voorhanden zijn, aan banden gelegd
kan worden. De uitkomst van het boek, al geeft het toe meer vragen te stellen
dan antwoorden te geven, is evenwel gematigd en eenzijdig. Niet-gouvernementele
oplossingen worden, ondanks de titel doet vermoeden, niet in beschouwing genomen.
Daarnaast zijn bepaalde aannames in het boek, zoals de wil in het Noorden tot
structurele hulp aan het Zuiden en de notie van ontwikkeling voortkomend uit
vrijhandel, zeer problematisch. Deze discussie komt in Anders globaliseren
helaas niet aan bod.

Cedric
Ryngaert, Anders globaliseren, Mensenrechten, milieu en internationale handel
(uitgeverij ACCO te Leuven/Voorburg – 2007). ISBN: 978-90-334-6597-0.