Ga naar de inhoud

Recensie IOU (Noreena Hertz)

De Britse econome en filosofe Noreena Hertz werd beroemd nadat in 2001 haar eerste boek, ‘De Stille Overname’ uitkwam, met een begeleidende documentaire op Channel 4. Samen met Naomi Klein (No Logo) werd ze door media en politici tot de woordvoerders (en ‘babes’) van de toen net ontdekte globaliseringsbeweging bestempeld. Nu is Hertz’ tweede boek uit, IOU, Het Gevaar van de Internationale Schuldenlast.

7 min leestijd
Placeholder image

Deze recensie werd geschreven voor tijdschrift Roodkoper, nr. 4 2004.

(Voor samenvatting Hertz’ eerste boek De Stille Overname zie hier)

Hertz is gepromoveerd aan de Universiteit van Cambridge, nadat ze voor de Wereldbank neoliberale programma’s moest invoeren in de Sovjet Unie en het Midden-Oosten. In haar publieke optredens heeft ze altijd gekoketteerd met haar imago van ‘radical chique’ die zich even makkelijk tussen zakenmannen beweegt als tussen actievoerders. In werkelijkheid zit ze waarschijnlijk zelfs meer tussen de zakenmannen op allerhande congressen en symposia, dan dat ze gevaar loopt in een wolk traangas terecht te komen. Terwijl haar schets van de economische en politiek problemen die de aarde teisteren, niet veel afwijkt van die van andere globaliseringskritici, doet de positie die ze daarbij inneemt dat wel. Hertz is een verklaard allemansvriend die probeert overal een voet tussen de deur te krijgen. Ze is ervan overtuigd dat er bij alle partijen wel wat goeds zit en winst te behalen is. Ze heeft er ook nooit een geheim van gemaakt dat ze geen tegenstandster is van het kapitalistische economische systeem an sich en de groeidwang die dat met zich meebrengt. Wat ze aan zou willen vechten, is de ongelijkwaardigheid en onrechtvaardige scheefgroei van macht en welvaart die er door ontstaan is.

In haar eerste boek, De Stille Overname (Contact 2002, Engelse titel The Silent Takeover, Heinemann London 2001), schetste Hertz vooral de economische ontwikkeling van de laatste paar decennia. Deze leidde volgens Hertz tot een snelle groei van de macht van het bedrijfsleven, ten koste van democratische structuren. Op dat moment was dat een thema dat nog maar net ontdekt werd in de mainstream. De botsingen met tienduizenden demonstranten bij de conferentie van de Wereldhandelsorganisatie WTO in Seattle en kort daarna bij de Wereldbank en het IMF in Washington en Praag, hadden zich net voltrokken en er was veel vraag naar duiding. Inmiddels is er een hele lawine aan boeken verschenen op dat gebied, hetgeen het dubbel moeilijk maakt voor Hertz om evenveel aandacht te trekken met haar tweede werk.

Voor haar tweede boek, IOU (Het Gevaar van de Internationale Schuldenlast) is Noreena Hertz in de problematiek van de buitenlandse schuld gedoken. In de praktijk was ze daar al langer mee bezig doordat ze een van de voornaamste adviseurs werd in de internationale campagne van de (voornamelijk uit kerkelijke organisaties bestaande) Jubilee-organisaties. Deze kreeg de popster Bono, zanger van de muziekgroep U2, als boegbeeld. Het is een publiek geheim dat Hertz hem zo’n beetje alles influisterde dat hij moest weten als hij weer eens op bezoek ging bij een sleutelfiguur in Washington of een van de Europese regeringszetels. Het boek begint dan ook met een beschrijving van de activiteiten van Bono in het kader van de campagne. De beschrijving ontaardt al snel in een tamelijk onsmakelijke poging om imponerende namen uit de politieke jetset op te sommen. Even storend is de onverbloemde bewondering die de schrijfster voortdurend voor de popster betoont. Dit hoofdstuk wil doen geloven dat Bono zo ongeveer persoonlijk verantwoordelijk is voor het resultaat van de Jubilee Campagne. Dat er ook nog tienduizenden gewone mensen waren die zich het vuur uit de sloffen gelopen hebben, valt Hertz nauwelijks te binnen.

Gelukkig wordt het boek daarna snel beter als de achtergronden van de schuldenproblematiek beschreven worden. Hertz slaagt er goed in om de ogenschijnlijk ingewikkelde materie in goed leesbare woorden te verklaren. En ze komt met verbluffende voorbeelden om haar stellingen te illustreren. Met name het hoofdstuk over exportkredietagentschappen (ECA’s) is belangrijk omdat die tot nu toe weinig aandacht hebben gekregen, terwijl ze bij alle rijke landen verantwoordelijk zijn voor een groot deel van de schulden. ECA’s zijn instellingen voor garantstelling door de overheid voor bedrijven die willen investeren in ‘risicovolle’ landen. Banken worden op die manier gestimuleerd om geld uit te lenen. Ze lopen niet alleen geen risico omdat ze uit de pot voor ontwikkelingshulp vergoed worden als ze hun geld mis zouden lopen, maar krijgen ook nog eens een kleine rente extra als ze via deze constructie geld uitzetten. Het leidt aan beide kanten tot excessen, aangezien er een bonus staat op het opzetten en financieren van allerlei projecten, ongeacht of er nu vraag naar is en of ze bruikbaar zijn of niet. Omdat ook smeergeld vaak gedekt is, en er geen goede controle op de besteding ingebouwd is, zet het bovendien de ontvangende landen aan tot het aangaan van zinloze leningen, die uiteindelijk wel terugbetaald moeten worden. Als mooi voorbeeld noemt Hertz de chloorfabriek in Irak die Colin Powell in februari 2003 in zijn befaamde spreekbeurt voor de Veiligheidsraad van de VN met het aanwijsstokje aanwees als een van de redenen om Irak aan te vallen. De fabriek was in 1985 via een Britse exportkredietbank gefinancierd, terwijl ze ook toen wel wisten dat de producten eventueel ook voor chemische wapens benut konden worden.

In de rest van het boek worden de vorm, de achtergrond en de effecten van de schulden vlot en toegankelijk beschreven. Maar dat is al vaker gedaan en voegt niet zoveel toe aan wat er al aan literatuur over bestaat. Een uitzondering geldt wellicht voor het hoofdstuk over speculatie met schulden op beurzen en dergelijke. Daar worden wederom verbijsterende praktijken geschetst, met prachtige voorbeelden en citaten van handelaren die volstrekt ongeïnteresseerd zijn in de gevolgen van hun handel.

Naarmate het boek vordert, gaat opvallen dat het boek niet sterk is op het gebied van feitelijke informatie. Hoewel er wel veel getallen opgevoerd worden, hebben die vooral een illustrerende functie. Het boek bevat veel opinie van de schrijfster en van mensen die ze opvoert om haar gelijk te bevestigen en minder droge gegevens. Misschien is dat de prijs die betaald moet worden voor een toegankelijke tekst, maar het versterkt de argumentatie van de schrijfster niet bepaald. Deze kritiek kreeg Hertz ook bij haar eerste boek. Hertz beschrijft vooral de politieke oorzaken (en gevolgen) van internationale schulden. Ze heeft weinig oog voor de economische patronen die landen in armoede houden, en die veelal ook weer politieke oorzaken hebben. Zolang die patronen blijven bestaan, zullen landen ook telkens weer in de schuldenval trappen. Het simpel schrappen van de bestaande schulden zal dan slechts een tijdelijke, maar daarom niet minder belangrijke, verlichting betekenen.

Hertz is daar niet geheel blind voor. In een slothoofdstuk doet ze een voorstel tot een plan voor ingrijpende schuldensanering. Daarbij stelt ze de vorming van Regeneratie Trusts voor waarin het geld gestort wordt dat niet terugbetaald hoeft te worden, en dat controleerbaar aan ontwikkeling besteed moet worden. Maar hoe er ondertussen wat verandert aan de voortdurend dalende grondstofprijzen, om maar wat te noemen, vertelt Hertz niet. Omdat ze de hoofdrolspelers in de problematiek niet fundamenteel af wil vallen, en geen systematische kritiek wil plegen, komt ze teveel terecht op symptoombestrijding. Bovendien eindigt ze haar boek op dezelfde manier als het begint, namelijk naast haar schoenen lopend. Ze presenteert de oplossing (‘De Blauwdruk’ getiteld) letterlijk als een persoonlijk voorstel (“Ik wil betogen dat…”) en verwacht dat alle wereldleiders dat juichend zullen ontvangen.

Zoals bij veel literatuur op dit gebied, zit de kracht van dit boek vooral in de beschrijving van de misstanden. Als het gaat om het bieden van oplossingen, gaat het boek kort door de bocht en blijft de lezer zitten met het gevoel dat er weinig hoop op verandering gloort. De verklaring van de schrijfster dat ze “goede hoop heeft dat wie er ook in de Verenigde Staten eind 2004 aan de macht zal zijn (…)de politieke wil op zal brengen om te doen wat juist is…” zal daar weinig aan veranderen.

Noreena Hertz heeft een toegankelijk boek geschreven over een van de belangrijkste economische schandalen van deze tijd. Als ze daarmee een groot publiek bereikt dat anders geen boek op zou pakken over deze ingewikkelde problematiek, zou dat prachtig zijn. Maar het is wel te hopen dat dat publiek daarna verder gaat lezen en ook boeken ter hand neemt van schrijvers die niet iedereen te vriend willen houden en niet de illusie hebben dat de MTV-miljonairs het middelpunt van de aarde moeten vormen.

IOU, Het Gevaar van de Internationale Schuldenlast, Noreena Hertz, Contact 2004, 256 p. 24,90, isbn 90 25418546

(Dit artikel was oorspronkelijk op GlobalInfo gepubliceerd door Kees Hudig.)