Rebelse Steden. In De VS En Elders
Vroeg in de 20ste eeuw is voor dit onderwerp dan ook eveneens aandacht te vinden bij de Amerikaanse sociologe Mary Parker Follett (1868-1933) in haar boek The New State, Group Organization The Solution of Popular Government (1913). In het derde deel ervan besteedt zij zo’n zeventig bladzijden aan ‘The Neighborhood Organization’. Zij opent dit met erop te wijzen dat buurtnoodzakelijkheden de basis zijn van politiek. En dan heeft zij het niet over partijpolitiek. Zij brengt het dagelijks leven ter sprake en merkt op dat er geen muur bestaat tussen het private en het publieke leven. Kwesties en beslissingen in het publieke leven dringen het private binnen. Het gaat dus primair om de dagelijkse dingen en de wil van het volk. En, zal een anarchist aanvullen: de beweging moet voortkomen uit de mensen zelf…
Raffinaderijstad
Hieronder besteed ik, ter afsluiting van deze serie over wijkraden en gemeenten, aandacht aan een vraaggesprek opgenomen in de American Herald Tribune van 19 december 2017. In gesprek is Mohsen Abdelmoumen met de Amerikaanse auteur, jurist en oud-vakbondsman Steve Early over zijn boek getiteld Refinery Town: Big Oil, Big Money and the Remaking of an American City (2017). Die ‘Refinery Town’, de Raffinaderijstad is Richmond, Califonië, waar de auteur van het boek woont. Het is een stad die, zoals de titel zegt, beheerst werd door het oliegeld en het ‘grote geld’. De stad is bezig zich te hernieuwen. Abelmoumen geeft aan dat het boek ons de ervaring toont van een stad die strijd heeft gewonnen, zoals met het verhogen van het lokale minimumloon, het torpederen van een casino-ontwikkelingsproject, het tegengaan van huisuitzettingen en het regelen van een behoorlijke belastingafdracht door de grote ondernemingen. De vraag is dan of we mogen zeggen, dat de ervaring van de vooruitstrevende activisten in Richmond, activisten in andere steden in de wereld tot inspiratie kan dienen?
Steve Early daarover: Richmond, CA., is een multiraciale, arbeidersklasse stad van 110.000 inwoners in de buurt van San Francisco. De strijd om te revitaliseren en te democratiseren maakt deel uit van een grotere gemeentelijke hervormingstendens in de VS. Deze stroom ontstond tijdens een periode van politieke impasse op staats- en federaal niveau tijdens de regering-Obama. Onder Donald Trump zijn we vervolgens van slecht naar slechter gegaan. Progressieve leiders van het stadhuis werden gedwongen om de beperkte middelen van de lokale overheid in te zetten om armoede, ongelijkheid en aantasting van het milieu te bestrijden, omdat de overheid op hogere niveaus dergelijke problemen niet aanpakt of, in het Trump tijdperk, ze erger maakt.
In andere landen is er een vergelijkbare trend in de richting van ‘terug naar de lokale situatie’ – zo zijn bijvoorbeeld linkse burgemeesters en gemeenteraadsleden gekozen in steden als Barcelona en Madrid, op een vergelijkbaar programma om directe burgerparticipatie in gemeentelijke aangelegenheden te bevorderen. [..] Overname van het stadhuis in Richmond of een andere stad zal op zichzelf niet veel gewicht in de schaal leggen. Het kan de klimaatverandering niet stoppen, economisch onrecht en racisme niet uitbannen of alle schendingen van de wet handhaven. De aanpak van deze problemen vereist een bredere ontwikkeling op nationaal en mondiaal niveau. Maar de rebelse steden zijn een belangrijke plaats waar die bewegingsopbouw zich kan ontwikkelen en sterker kan worden. [Het is iets waarop ook Johny Lenaerts elders wijst in een artikel over dat soort steden en de bewegingen.]
Herleven politieke traditie
Dat er sprake is van strijd, leidt geen twijfel. Maar vraagt Abdelmoumen zich af of de strijd tegen het groot kapitaal wel gevoerd kan worden als een lokale strijd tegen multinationals, banken, enzovoort. Is er dus geen noodzaak om de strijd opnieuw uit te vinden? Steve Early ziet het iets anders. ‘Ik denk dat progressieve maatregelen vandaag de dag deze strijd niet zozeer heruitvinden als wel een politieke traditie nieuw leven inblazen en de strategie van meer dan een eeuw oud organiseren’.
‘Vóór de Eerste Wereldoorlog, zegt hij, hadden we in ons land een socialistische partij die bijna honderdduizend betalende leden telde. Ze groeide deels door het arbeidersactivisme, maar ook door het uitdagen van lokale zakelijke belangen onder controle van het stadhuis.
Socialistische burgemeesters werden verkozen in vijfenzeventig steden in vierentwintig staten. In totaal waren zo’n twaalfhonderd socialisten in het openbaar ambt werkzaam en gebruikten hun gemeentelijke functies om de diensten voor arbeiders en armen te verbeteren, waaronder volkshuisvesting, sanitaire voorzieningen en wegenonderhoud. Zij hebben ook inbreuk gemaakt op de particuliere markt door lokale stroom- en waterleidingbedrijven over te nemen en ze tot nutsbedrijven te maken die in handen zijn van de overheid, waarvan sommige nog steeds bestaan’.
‘Deze linkse winsten werden ongedaan gemaakt toen de Amerikaanse regering socialisten onderdrukten, die zich verzetten tegen militaire dienstplicht en Amerikaanse deelname aan het imperialistische slachting van de Eerste Wereldoorlog.
Om de radicale invloed op lokaal niveau te beteugelen zijn indertijd veel steden, zoals Richmond, vervolgens overgestapt op een bestuursvorm van een stadsbeheerder. Het aantal gekozen voltijdse burgemeesters, al dan niet socialistisch, is in het hele land afgenomen. Meer leden van de gemeenteraad werden parttimers en zij werden op algemene basis en stadsbreed verkozen (in plaats van uit hun eigen arbeiderswijken). Zij beperkten zich in functie tot het bepalen van algemeen beleid uitgevoerd door getrainde, bedrijfsgeoriënteerde professionals’.
In het boek leest Abdelmoumen ook dat Early de strijd op lokaal niveau wil organiseren, met name door de progressieve krachten op stadsniveau te structureren en vervolgens een grote nationale beweging op te bouwen. Dit betekent, is dan de vraag, dat lokale strijd nodig is als eerste stap in de richting van een algemene verandering?
Gelet op de herleving van een politieke traditie is het niet verwonderlijk dat Early als volgt reageert: ‘Ik wil niet te veel een deugd maken van de noodzaak van het ‘municipalisme’. Een van de manieren waarop progressieven in Richmond hebben gereageerd op Trump’s verkiezing in het afgelopen najaar (2017) is door de krachten te bundelen met gelijkgestemde, voormalige Bernie-aanhangers. Daarbij werd gebruikgemaakt van het post-Sanders campagnenetwerk, dat bekend staat als Our Revolution (OR). In november 2016 hielp ‘Onze Revolutie’ (OR) duizenden dollars op te brengen voor de twee kandidaten van de gemeenteraad, gesteund door de Richmond Progressive Alliance (RPA). Beiden wonnen zetels in de raad, waardoor het een RPA ‘supermeerderheid’ van vijf van de zeven leden kreeg’. Steve Early is ervan overtuigd dat dit als beweging kan groeien. Dat is dan een groei binnen de Verenigde Staten.
En elders in de wereld?
Elders in de wereld groeit er ook binnen de steden verzet en de voorbeelden zijn inmiddels zo talrijk dat van rebelse steden wordt gesproken, zoals hierboven werd duidelijk gemaakt. Sprake is niet alleen van Madrid en Barcelona, maar ook van bijvoorbeeld de pleinbezettingen in diverse steden in de jaren van ‘Arabische lente’, Occupy Wall Street (New York), Honkong. Het is geen nieuw verschijnsel want het loopt allemaal al, om bij de moderne geschiedenis te blijven, vanaf de Commune van Parijs (1871), de Radenrepubliek München (1919)…
Overigens is de term rebelse steden niet door mij bedacht. De term zit bijvoorbeeld in het boek van de Amerikaanse marxist David Harvey (2012), van wie ik een citaat ontleen aan een artikel van Johny Lenearts. ‘De stad is altijd een vruchtbaar terrein voor antikapitalistische strijd geweest,’ herinnert ons David Harvey (Rebel Cities, 2012). ‘Maar het is een geschiedenis die eveneens doorkruist wordt door politieke en tactische complicaties die ertoe geleid hebben dat het potentieel en de kracht van urbane bewegingen onderschat en onjuist begrepen worden door vele linksen die van mening zijn dat ze weinig met klassenstrijd te maken hebben en bijgevolg geen revolutionair potentieel bezitten’.
De Amerikaanse sociaal ecoloog Murray Bookchin (1921-2006) kijkt hier met zijn libertair communalisme in feite op eenzelfde manier als Harvey tegen aan. In zijn The Communalist Project (2003) leest men onder meer het volgende: ‘Ik ben van mening dat het communalisme de overkoepelende politieke categorie is die het meest geschikt is om de doordachte en systematische opvattingen van de sociale ecologie, waaronder libertaire municipalisme, te omvatten. Als ideologie baseert het communalisme zich op het beste van de oudere linkse ideologieën – marxisme en anarchisme –, meer bepaald op de libertair-socialistische traditie. Het biedt een bredere en relevantere ruimte voor onze tijd. Van het marxisme neemt het voor het basisproject over het formuleren van een rationeel, systematisch en coherent socialisme dat filosofie, geschiedenis, economie en politiek integreert. Uit het anarchisme put het zijn inzet voor antistatelijkheid en confederale organisatieopbouw, evenals de erkenning dat hiërarchie een fundamenteel probleem is dat alleen door een libertair-socialistische samenleving kan worden overwonnen’.
Amerikaanse vakbeweging
Het is vermoedelijk om een daarin liggende reden dat Abdelmoumen doorvraagt over het potentieel van de vakbondsstrijd in de Verenigde Staten. Steve Early schreef namelijk ook daarover een boek. Abdelmoumen: ‘In uw boek The civil wars in US Labor: Birth of a New Workers’ Movement of Death Throes of the Old (Burgeroorlogen in US Arbeid: Geboorte van een nieuwe arbeidersbeweging en de doodstrijd van de oude) legt u uw vinger op de wond door de tekortkomingen van de Amerikaanse vakbeweging te laten zien. Die heeft zich in plaats van de belangen van de werknemers te verdedigen, verloren in interne gevechten. Dat is schadelijk voor de strijd van de arbeiders. Kunnen we zeggen dat we het functioneren van de Amerikaanse vakbeweging moeten hervormen of radicaal moeten veranderen?’. Early legt uit dat in het begin van de jaren vijftig bijna een derde van het Amerikaanse personeelsbestand vakbondsarbeiders was. Vandaag is dat minder dan 7% in de particuliere industrie en 12% in totaal. Radicaal veranderen dus. De uitwerking van die zienswijze behoort tot de tweede helft van het vraaggesprek. Mij ging het met name om de rebelse steden. Wie over de vakbondsproblematiek geïnformeerd wil zijn, leze het hele vraaggesprek (zie de vindplaats hieronder).
Thom Holterman
[Het vraaggesprek met Steve Early is door mij bewerkt vertaald; het is integraal in het Engels te lezen; klik op Herald Tribune.]