‘Rebellen’: op zoek naar de sociale wortels van rebellie
‘Rebellen’ is doordrongen van het geloof dat rebellie de loop van de geschiedenis heeft veranderd. Door het eensgezinde elan van het auteursteam onder leiding van Anne Morelli vormen de afzonderlijke studies ook een mooi samenhangend geheel.
(Oorspronkelijk verschenen bij DeWereldMorgen)
Er zit beweging in de Belgische geschiedschrijving. Vrij kort na ‘Een geschiedenis van onderuit’ verschijnt nu ‘Rebellen. Van de Galliërs tot de Indignados’. Beide werken gaan er van uit dat de officiële geschiedschrijving al te vaak de weerspiegeling is van een kijk op het verleden, die door het gezag wenselijk wordt geacht. Vooral hoe mensen zich groeperen om hun eisen te stellen en te revolteren, wordt gretig uit het collectieve geheugen geschrapt.
De Belgische traditionele geschiedschrijving vormt hierop geen uitzondering. De enkele keren dat er in de geschiedenishandboeken een eigen revolte uit het verleden in beeld kwam, gebeurde dit binnen het religieuze kader van de godsdienstoorlogen of in de nationalistische optiek van politiek verzet tegen de overheersing. De sociale wortels van de rebellie worden maar al te graag vergeten.
Dat er momenteel een inhaalmanoeuvre binnen de Belgische geschiedschrijving bezig is, verrast VUB emeritus-hoogleraar Els Witte, die één van de bijdragen voor dit nieuwe boek leverde, niet. Zij wijst op het groeiend aantal studenten in de geschiedenisopleiding. Maar er is natuurlijk ook de inhoudelijke vernieuwing van de opleiding, waarbij de invloeden van de Franse ‘Annales-school’ en van het wetenschappelijk marxisme van historici zoals Eric Hobsbawm zich lieten gelden.
Motor achter de recente publicatiegolf van vernieuwende historische beschouwingen zijn ontegensprekelijk de Gentse hoogleraar Jan Dumolyn, die vorig jaar ‘België. Een geschiedenis van onderuitpubliceerde’ en ULB-professor Anne Morelli, die de redactie van dit nieuwe boek voerde. Beide onderzoekers hebben al meerdere vergeten opstanden en revoluties in het daglicht gebracht uit perioden waarvan we de indruk hadden alles te weten. Bovendien slagen ze erin collega’s verbonden aan de verschillende andere Belgische universiteiten voor hun onderzoeksproject te enthousiasmeren, ongeacht of ze nu aan ULB of VUB, in Gent, Leuven of Mons doceren.
Morelli bundelt in ‘Rebellen’ een vijftiental bijdragen van haar collega’s uit de verschillende geschiedenisfaculteiten in chronologische volgorde. Het geheel vormt een bijzonder interessante diachronische analyse van verschillende sociaal-economische elementen, die in de loop van de eeuwen tot opstanden of stakingsbewegingen in de ‘vaderlandse’ geschiedenis hebben geleid.
Het boek geeft niet alleen nieuwe inzichten in de socio-economische ontwikkeling van de oudheid tot nu, maar gaat ook dieper in op de beeldvorming over opstand en revolutie in de traditionele historische publicaties. Nu eens worden revoluties nostalgisch geïdealiseerd, als ze passen in het patriottische discours. Dan weer wordt het buitensporig karakter in de verf gezet: zo wordt revolutie in de traditionele literatuur vaak als een collectieve dwaasheid met catastrofale gevolgen bestempeld. Dit boek wil zulke waanvoorstellingen duidelijk aan een kritisch onderzoek onderwerpen.
Morelli merkt ook accentverschuivingen op in de huidige tijdsgeest en beeldcultuur. In plaats van Zorro, Tijl Uilenspiegel of Robin Hood tonen de media in moderne politieseries meer en meer gezagsdragers als helden. Mensen hebben helden nodig, stelt de auteur, maar het is voor de sociale bewustwording wel bepalend of men een koning, paus, hooggeplaatste militair of gezagsdrager of een outcast kiest, die de gevestigde orde afwijst. Dit aspect van beeldvorming in de huidige media wordt binnen het bestek van ‘Rebellen’ niet verder uitgewerkt, maar Anne Morelli dient zich zonder twijfel aan als een geschikte auteur om er een studie aan te wijden.
In zijn bijdrage over de Gallische opstanden wijst gastauteur Serge Lewuillon van de universiteit van Picardië ook op idiote anachronismen in de historische beeldvorming of de historische verantwoording voor nationale consolidatie. Niet alleen de jonge Belgische natie maakte er zich zondig aan met de mythe van de “oude Belgen”. Lewuillon noteert ook hoe het collaborerende Vichy-regime de nederlaag van de Gallische Vercingetorix op de Romeinen als een verantwoording interpreteerde voor het Franse militaire débâcle in 1940.
Wat deze compilatie van afzonderlijke bijdragen zo bijzonder maakt, is de gelijke gestemdheid van de auteurs om overgangsfases en breuklijnen te bestuderen en om sociale en politieke veranderingen te zien als het gevolg van veranderde uitingen van publieke opinie. In hun onderzoek reveleren ze vaak acties, waarvan de maat tot op heden onvoldoende was onderzocht. In zijn studie over Gallië tijdens het Romeinse Rijk stelt Lewuillon dat de onlusten van de 3de en de 4de eeuw door goed georganiseerde landloze boeren het verouderde slavernijsysteem een onherstelbare klap toebrachten en tot de nieuwe vorm van (middeleeuwse) lijfeigenschap leidden.
In zijn bijdragen over de middeleeuwse boerenopstanden omschrijft ULB-er Michel de Waha de economische situatie van de 8ste tot de 13de eeuw als een periode van sterke groei en toont hij aan dat de machthebbers en de heersende klasse het vaker op een akkoordje moesten gooien dan de bronnen – bijna allemaal afkomstig van kerk en adel – suggereerden. Belangrijk ook hoe hij het orgelpunt van de revolte verlegt van de mythische Guldensporenslag naar de boerenopstanden van de jaren 1320 in Kust-Vlaanderen. Niet de Vlaamse onafhankelijkheid, maar wel de politieke participatie vormde de inzet van de groeiende reeks opstanden.
Voor wie vertrouwd is met de historische informatie uit de geschiedenis op school, vormen de strijd voor stedelijk zelfbestuur of de godsdienstoorlogen in de Nederlanden vertrouwder materiaal. Ook hier levert het boek via de bijdragen van Jan Dumolyn, Jelle Haemers en Monique Weis verhelderend inzicht in de complexe sociale verhoudingen en het pokerspel van de traditionele elite van de toenmalige Nederlanden.
De bijdrage van de Gentse professor Anne- Laure van Bruaene weerlegt de wijd verspreide stelling dat het calvinisme in de zuidelijke Nederlanden minder aanwezig was dan in het Noorden, door in steden zoals Gent, Antwerpen, Brussel, Gent, Mechelen of Brugge het bestaan van een militant calvinistisch regime te reveleren.
De studie over het jansenisme past mijns inziens minder in een boek over sociale onruststokers. Liever had ik de acties van de bokkenrijders of de boerenkrijg ontleed gezien. Hadden ook de Luikse en Brabantse omwentelingen van het einde van de 18de eeuw, ondanks hun tegenstrijdig karakter, binnen het kader van dit revolteboek geen recht op een eigen hoofdstuk?
De negentiende-eeuwse opstanden en de stakingsgolf van 1932 die in dit boek uitgebreid aan bod komen, sorteren wél onder de categorie van bewust uit het geheugen gegomde republikeinse en anarchistische opstanden en stakingen. Deze artikels zijn ronduit schitterende bijdragen van auteurs, die duidelijk niet wensen dat dit boek in de verleden tijd wordt gelezen. De lijn die de Gentse docente Gita Deneckere trekt van de historische interventies van de arbeidersbeweging naar het huidige mensenrechtendiscours als hefboom van sociaal protest is alvast inspirerend.
Rebellie als motor van verandering
‘Rebellen’ is doordrongen van het geloof dat rebellie de loop van de geschiedenis heeft veranderd. Door het eensgezinde elan van het auteursteam vormen de afzonderlijke studies ook een mooi samenhangend geheel. Daardoor leert de lezer ook zelf verbanden leggen. De verzwijging van bepaalde feiten maakte het ons tot nog toe onmogelijk om dat te doen. Zo legt dit boek op een verhelderende manier uit hoe de breuk in het verzet tussen de meer progressieve krachten en diegenen die na de oorlog hun oude bevoorrechte positie opnieuw wilden innemen, uiteindelijk uitmondde in het straatprotest tijdens de koningskwestie in de zomer van 1950 en de staking tegen de eenheidswet in de winter van 1960.
Els Wittes studie van de Belgische revolutie zelf valt in die zin wat uit de toon en deelt de eensgezindheid van de andere bijdragen niet. In haar inleiding stelt Anne Morelli dat het verloop van de Belgische revolutie al te eenzijdig ingevuld werd vanuit patriottisch en nationalistisch oogpunt. Het is onmogelijk om er vandaag geen overduidelijk maatschappij-ondermijnend aspect in te zien, schrijft ze overtuigend in de proloog van dit boek. Witte stapt niet mee in deze redenering. De vraag of eerder nationalistische beweegredenen in de Belgische revolutie een hoofdrol speelden of of het hier ging om een proletarische opstand die door de burgerij gestolen werd, kan volgens haar niet bevredigend beantwoord worden. Een stijlbreuk in dit boek of een oproep om verder te debatteren onder historici?
Vaderlandse geschiedenis van onderuit
Met deze bijdragen over revoluties en onruststokers, herschrijft ‘Rebellen’ grotendeels de vaderlandse geschiedenis ‘van onderuit’ in plaats van vanuit het standpunt van het gezag. Het opruimwerk in de vastgeroeste historische beeldvorming is niet mis. Vergeten boerenopstanden blijken een vaste dynamiek te leveren in onze vaderlandse geschiedenis . De onderworpenheid van de bevolking aan de Belgische wetten was in de 19de eeuw minder groot dan de geschiedenisles op school ons liet geloven. Religieuze gebeurtenissen uit het verleden zoals de beeldenstorm krijgen een overwegend sociale en economische dimensie. Mythisch opgewaardeerde veldslagen zoals de Guldensporenslag krijgen een bescheidener plaats als schakel in een groter geheel van opstanden.
Het belang van dit boek zit ‘m trouwens niet alleen in de ontheiliging van het patriottisch gekleurde historische discours, maar ook in het geloof dat politieke veranderingen niet het effect van verkiezingen zijn, maar hoofdzakelijk bereikt worden op straat via staking, betoging of revolte.
Het geschiedenisonderricht heeft ons hieromtrent opmerkelijk weinig tools aangereikt. Waarom kennen we zo weinig de gebruiken om met leuzen en pamfletten of bezettingen van marktpleinen de machthebbers tot toegevingen te dwingen? Waarom wisten we zo weinig over de ontevredenheid van het volk in 1847 of 1854? Dit boek is een pertinente oproep om de Belgische geschiedenis anders te beschrijven en te onderwijzen dan tot nog toe gebeurd is.