Ga naar de inhoud

“Vooronderstellingen van het liberalisme”

De aanvallen op de (neo)liberale economie duren voort. En terecht. Al te duidelijk is dat die economie tot bederf van mens en natuur leidt. Evenwel, de taaiheid van de gedachtewereld achter die economie, is groot. Niet vreemd, omdat die taaiheid weer het effect is van een worteling in de christelijke religie. Het komt er op neer dat de aanvallen steeds in het zelfde verhaal moet worden verpakt, aangepast naar tijd en plaats. Het gaat dus om variaties op een thema.

4 min leestijd
petit

Door Thom van website de vrije

Een van de Franse auteurs die zich met het kritiseren van het (neo)liberalisme bezighoudt, is Jacques Langlois. Hij publiceerde in 2008 een boek over dat onderwerp. Daarnaast schrijft hij er regelmatig over in het Franse weekblad Le Monde libertaire (LMl.), zoals ook onlangs weer in nr. 1579 (van 21 – 27 januari 2010). Daarin gaat het deze keer over de vooronderstellingen van het liberalisme, te weten de antropologische. Eerst besteed ik aandacht aan het artikel in LMl. Daarna ga ik, in het verlengde van dat artikel, kort in op zijn boek over dit onderwerp.

Als eerste vooronderstelling van het liberalisme wijst hij op de aanname van de zondige natuur van de mens. Dat verbindt het liberalisme met het christelijk denken en dus met het christelijke werelddeel waarin wij leven (de USA is de meest christelijke natie van dat werelddeel; jawel, je zou het niet ‘geloven’…). Die zondigheid laten de vertolkers van het liberalisme met name in het egoïsme naar boven komen en het wordt door hen dan ook als intrinsiek aan ons mens-zijn gezien. Dat komt mooi uit: het speelt in op het idee van het ‘belangen-georiënteerd gedrag’ dat het bestaan van de liberale economie geloofwaardig moet maken. Zo valt er nog eens wat te verdienen aan onze zondigheid, ben ik geneigd Langlois aan te vullen…

Als tweede vooronderstelling van het liberalisme behandelt Langlois de visie dat de mens slechts ‘individu’ is en de samenleving slechts een verzameling geatomiseerde individuen. Hij gebruikt daarbij de metafoor van het blik (de samenleving) met doperwtjes (geatomiseerde individuen). Aldus gezien gaat het om het ‘individu’ zonder vaste grond in een cultuur, los gedacht van de gemeenschappen waarin het zich ontwikkelt.

Deze geïsoleerde plaatsing van het individu in de wereld voedt de gedachte dat het individu zichzelf niet in zijn eentje staande kan houden en dat het ook niet zijn eigendom kan verdedigen. De lezer raadt het al: voor die verdediging hebben we een staat nodig… Wat natuurlijk een merkwaardige inconsequentie oplevert met betrekking tot de zogenaamde anti-staatsgedachte, die binnen het kader van het liberalisme opgeld doet. Langlois gaat in op deze en andere inconsequenties.

Als derde vooronderstelling behandelt hij een aantal zaken, die in feite een gevolg van de eerste zijn. De menselijke natuur was al als ‘egoïstisch’ aangemerkt. Daarvan worden nu nog enkele andere menselijke, ‘natuurlijke’, trekken afgeleid, als daar zijn: de oorlogzuchtigheid en de sterke hang naar wedijver (competitie, concurrentie). Langlois laat in dat geval niet na om te wijzen op culturen die meer de wederkerige hulp, het altruïsme, de solidariteit, de coöperatie, het respect voor de natuur laten prevaleren (veel van dat soort culturen zijn vanwege het kapitalisme uitgeroeid, kan men aanvullen). Maar dat zal liberalen niet aanspreken, want dat past niet in hun stramien van denken.

Dit stramien is in de loop van de eeuwen ontwikkeld door een veelheid van ‘liberale’ denkers. Langlois verwijst in zijn artikel naar de bekendste onder hen. In zijn boek ‘Petit imprécis de (contre) libéralisme’ (Een globale beschouwing over (tegen) het liberalisme) behandelt hij meerdere van die denkers. Tevens gaat hij wijdlopiger dan in zijn artikel op hen en hun ideeën in.

Daarnaast besteedt hij in zijn boek aandacht aan verschillende stromingen die de aanval op het liberalisme hebben geopend, onder wie tal van anarchisten. Verder vindt men hier ook een hoofdstuk over het economische regime van het liberalisme: het kapitalisme. Daarin laat hij met behulp van vele voorbeelden zien dat wat als ‘rationeel’ binnen dat regime wordt verkocht, van ‘irrationalismen’ aan elkaar hangt.

Vaak is het zo dat degene die (maatschappij)kritiek levert, gevraagd wordt om aan te geven hoe het dan beter of anders kan. Langlois ontloopt die uitdaging niet. Dat is op te maken uit het slothoofdstuk van zijn boek. Hij verwerkt hier allerlei hervormingsvoorstellen, die ik niet direct ‘anarchistisch’ zou noemen, maar waarvan er wel stammen uit het werk van Proudhon. En voor de duidelijkheid, Langlois noemt zich zelf geen anarchist, hoewel hij Proudhon als zijn leermeester aanwijst. Overigens zullen vele van zijn hervormingsvoorstellen door ‘liberalen’ afgewezen worden…
————-
LANGLOIS, Jacques, Petit imprécis de (contre) libéralisme, uitgegeven door Éditions EDILIVRE, Paris, 2008 ; 322 blz., prijs € 26.