Provo En De Samenhang Met Anarchisme
Voor het Franse anarchistische maandblad Le Monde libertaire (nr. 1838, april 2022) schreef ik een artikel over de provobeweging. Daarbij wees ik erop dat evenals elders in Europa de anarchistische beweging in Nederland ooit verweven was met de arbeidersbeweging. Daarnaast waren er ook bijzondere activistische elementen bij anarchisten prominent aanwezig, zoals het antimilitarisme. Verder valt op wat het Nederlandse anarchisme aangaat, dat menig bekend geworden anarchist ooit als protestantse dominee begonnen was (Ferdinand Domela Nieuwenhuis, Bartholomeus de Ligt). Dit zijn wat kenmerken, in de voorgeschiedenis te ontdekken.
(Door Thom Holterman, van libertaire Orde, foto provo’s tegen Vietnam-oorlog in 1966 door Joost Evers/Anefo, CC0/Wikipedia)
Tot er half jaren 1960 een libertaire beweging ontstond die het provoceren tot een ware ‘kunst’ verhief en zich van de term ‘provo’ bediende. Het is daarnaar waar de titel van mijn Franstalige boek verwijst, L’anarchisme au pays des provos (Anarchisme in het land van provo’s; Lyon, 2015).* De ondertitel maakt duidelijk dat het boek ruimer van opzet is en dat er heel wat aan Provo vooraf ging. Maar hier gaat het nu om de kwestie: Wie waren die provo’s en wat wilden zij? Hieronder de Nederlandse vertaling van het in Le Monde libertaire gepubliceerde artikel. [ThH]
Herkomst, opkomst en einde
Provo verschijnt niet uit het niets. Het komt voort uit het antimilitaristische verzet, de dienstweigeringsbeweging van de jaren 1950 en 1960 en uit het verzet tegen kernbewapening. Voor de eerste twee verschijnselen is op een traditie te wijzen die stamt uit activisme in het begin van de 19de eeuw in Nederland (internationale congressen van antimilitaristen; oprichting van het Internationaal Antimilitaristisch Bureau, 1921; zie ook Online). De aanhangers in deze antimilitaristische sfeer waren vaak eveneens actief in de anarcho-syndicalistische beweging. Subversiviteit was hun watermerk. Een aantal mensen dat de Tweede wereldoorlog had overleefd, zette die activiteiten voort, zoals Albert de Jong, die samen met zijn zoon Rudolf (de historicus en libertaire activist), vanaf 1961 nog enkele jaren het libertaire tijdschrift Buiten de perken publiceerde.
In de beginjaren 1960 werden in verschillende grote steden Nederland vooral door jongeren zogeheten Ban de Bomgroepen opgericht voor acties tegen kernbewapening. Roel van Duijn, een van de oprichters van de provobeweging, schreef voor Buiten de perken in 1964 nog een belangwekkend overzicht over de geschiedenis van de Ban de Bomgroep Den Haag (aldus Rudolf de Jong in zijn artikel in de bundel Provo) . Ook in Rotterdam bestond zo’n Ban de Bomgroep waaraan ik actief deelnam en langs welke route ik de man ontmoette die in zijn eentje een anarchistisch blad uitgaf, De Vrije, te weten Wim de Lobel (1927-2013). Ik vermeld dit laatste om meerdere redenen.
In de periode 1962-1964 verrichtte ik als dienstweigeraar mijn vervangende dienst in een psychiatrisch ziekenhuis in Eindhoven en pendelde heen en weer tussen die plaats en mijn woonplaats Rotterdam. De gronden van mijn dienstweigering vloeiden voort uit wat ik opgedaan had uit de eerder genoemde antimilitaristische traditie. Ten tweede nam de Ban de Bomgroep Rotterdam meer dan eens deel aan de acties die de Ban de Bomgroep Den Haag organiseerde in die stad. De sommige aanhangers van de groepen waren geen onbekenden voor elkaar. Gelet op de anarchistische achtergrond mag hier niet voorbij gegaan worden aan het feit dat Roel van Duijn, zowel als ik, het anarchisme opdeden bij Wim de Lobel in Rotterdam.
Aan het eind van de middelbare school verkaste een aantal jongeren uit de Ban de Bomgroepen naar Amsterdam, onder meer voor studie. Zij hadden genoeg van het voeren van gezapige acties als demonstraties. Zij kwamen in Amsterdam terecht in een gistende stad en legden contact met kunstenaars, non-conformisten en anderen die actief waren in allerlei sectoren van de samenleving. En dan valt bij Wim de Lobel een gestencilde brief op de mat, gedateerd 25 mei 1965, waarin onder meer door Roel van Duijn wordt aangekondigd dat er vanaf juli 1965 zal verschijnen Provo, jongerentijdschrift ter vernieuwing van het anarchisme (brief in mijn bezit).
Het tijdschrift zal zich radicaal tegen deze maatschappij verzetten, leert de brief, omdat deze is kapitalistisch, bureaucratisch, militaristisch. Waar gaat het om: desperaat verzet of lijdzame ondergang. ‘Verzet waar het kan’, heet het. Er is echter sprake van een scherpe realiteitszin: ‘Provo ziet in dat het de uiteindelijke verliezer moet zijn, maar de kans deze maatschappij althans nog eenmaal hartgrondig te provoceren wil het zich niet laten ontgaan’. Uit pessimisme zal evenwel optimisme worden geboren. De groep maakt in korte tijd van Amsterdam het ‘magisch centrum’… Maar niet in haar eentje. Ze zocht aansluiting voor het ludieke bij wat zich aldaar reeds manifesteerde.
Zo was daar bijvoorbeeld de anti-rookmagiër Robert-Jasper Grootveld (1932-2008), bekend van zijn happenings rond het beeld Het Lieverdje in de binnenstad van Amsterdam. Een van de openingszetten van provobeweging was gebruikmaken van dit ‘ritueel’. Ook sloot de Nederlandse industrieel ontwerper Luud Schimmelpennink (1935) zich aan en gaf de provobeweging bekendheid met zijn witte fietsen en de witkar. Het plan werd bekend gemaakt op 28 juli 1965 door de bedenker ervan (Schimmelpennink), Roel van Duijn, Robert Jasper Grootveld, Thom Jaspers en anderen, ter plekke van het Lieverdje. Het idee werd ingegeven door de strijd tegen de ‘asfaltterreur’. Schimmelpennink leverde ook het materiaal voor de rookbom die op 10 maart 1966 werd gebruikt op de huwelijksdag van prinses Beatrix en prins Claus, welk treffen met het gezag, de strijd tegen de monarchie, de hele wereld overging.
De naam Provo is geadopteerd als een ‘geuzennaam’. De term werd geïntroduceerd in een proefschrift getiteld Achtergronden van nozemgedrag (1965). De jongeren die de naam Provo aannamen hadden echter niets met ‘nozems’ te maken, wel met provoceren, provocatie. Het werd hun handelsmerk.
Provo ontwikkelde een reeks zeer uiteenlopende acties op allerlei gebied, zoals tegen de milieuverontreiniging, tegen de atoombom waarmee de autoriteiten de wereld bedreigden en voor een ecologisch verantwoord vervoer (het witte fietsen plan), voor gratis openbaar vervoer, voor de sterking van de kraakbeweging in de strijd tegen de woningnood. In 1966 nam de provobeweging ook deel aan de gemeenteraadsverkiezingen in Amsterdam, met lijst 12. Een van de leuzen was ‘Stem provo kèjje lachen’. Er werd één zetel in de raad behaald.
Menig ludieke actie werd met een gewelddadig optreden van de politie beantwoord. Dat werd weer gesteund door een arrogant en autoritair gemeentelijk gezag. Het buitenproportionele geweldsgebruik leidde ertoe dat menige buitenstaander (allerlei kunstenaars, universitaire docenten) zich sympathiek verklaarde met Provo. Daarnaast kwamen er ook mensen meedoen met een ‘eigen agenda’; Provo werd een soort ‘instituut’. Het dreigde in het gevestigde stelsel opgenomen te worden. De oprichters vonden dat het zo niet langer kon. Toen in mei 1967 de Amsterdamse burgemeester werd ontslagen (een parlementaire onderzoekscommissie had zijn beleid veroordeeld) hief Provo zich een week later op (13 mei 1967).
Valt er iets te leren?
Over Provo is veel geschreven. Ik laat dat allemaal rusten, op twee geschriften na omdat ik die voor een evaluatie zal gebruiken. Het eerste is een bundel getiteld Provo (Amsterdam, 1967). In die bundel komt een artikel voor van Rudolf de Jong. Dat zal ik citeren. Hij en ik werden enkele jaren na 1967 mederedacteuren van het anarchistische tijdschrift de AS, opgericht door Hans Ramaer (1941-2015) en Wim de Lobel. Beiden kende ik van het actiewezen in Rotterdam. Het tijdschrift de AS is opgericht in 1972 en verscheen uitsluitend in de vorm van themanummers (in 2020 werd het opgeheven). Roel van Duijn schreef regelmatig voor de AS.
Twintig jaar na de zelfopheffing van Provo wilde de redactie van de AS wel eens bezien wat Provo (blijvend) opgeleverd had. Daaraan is nummer 83 (juli-september 1988) van de AS gewijd (dit nummer is vrij te downloaden, Online). Het is de tweede tekst die ik gebruik en waaruit ik het artikel van Hans Ramaer, ‘Provo en de vernieuwing van het anarchisme’ ruim zal citeren.
Rudolf de Jong weegt in zijn bijdrage in de bundel Provo van 1967 af in welke verhouding Provo tot het anarchisme staat. Hij vroeg zich toen af of Provo misschien een doorbraak kon zijn van de ‘stille anarchistische revolutie’. In 1988 leren we het antwoord van hem: een doorbraak werd het niet. Toch, schrijft hij, is het verbazingwekkend dat het woord Provo is blijven voortleven en niet geheel in de vergetelheid is weggezakt. Hoe dat kan vinden we naar mijn mening het sterkst terug bij Hans Ramaer in zijn genoemde bijdrage in de AS 83.
Provocatie en witte plannen
Hans Ramaer stelt dat er één punt vooraf is om met nadruk op te wijzen. Provo vormt in twee opzichten een breuk met het verleden: de beweging was geen beweging van arbeiders maar van jongeren uit allerlei sociale milieus, die het proletariaat als bondgenoot hadden afgeschreven (het ene opzicht). Je zou dit ook anders kunnen formuleren: Provo was het eindpunt van een ontwikkeling die al in de jaren dertig was begonnen toen de toestroom vanuit de arbeidersbeweging naar het anarchisme begon te stagneren. In Nederland heeft de anarchist Piet Kooijman (1891-1975) in de jaren 1930 daarvoor zijn theorie over de dé-klasse ontwikkeld. Roel van Duijn was hiermee bekend. Hij gebruikte de theorie om het Provo-anarchisme een sociale basis te verschaffen. Volgens hem vormde het provotariaat van studenten, kunstenaars, magiërs, beatniks, druggebruikers en anderen nu (1965) een nieuwe dé-klasse. Hoe dan ook, het enthousiasme dat Hans toont geldt echter niet zozeer deze boodschap zelf als wel de manier waarop Provo deze bracht (het andere opzicht).
De belangrijkste elementen van die manier zijn tweeërlei: (a) bepaalde actievormen, happenings en provocaties en (b) de witte plannen. De ‘verpakking’ was even opvallend als doeltreffend, schrijft Hans Ramaer, waar Provo koos voor een absurdistische vormgeving van de daad – die sindsdien ludiek heet. Rudolf de Jong had al op die andere actievorm in 1967 gewezen (in de bundel Provo): ‘Provoceren werd ontmaskeren, een goede provocatie is een handeling – of happening – die een ontmaskering ten gevolge heeft. Provo houdt de bestaande maatschappij en de bestaande Nederlandse democratie een spiegel voor en velen zijn pijnlijk getroffen door de gezichten die tevoorschijn kwamen toen de Provo’s politie, justitie, rechtbanken en politici dwongen de maskers af te zetten’. Rudolf formuleert dan kortweg: ‘Een goede provocatie brengt de absurditeit van bestaande toestanden aan het licht en dwingt de tegenstanders tot een confrontatie met het door de provocatie aan de orde gestelde probleem.’
Even opmerkelijk als de provocatie waren de witte plannen. Met het Witte Fietsenplan en Witte Schoorstenenplan opende Provo de ogen voor de keerzijde van de westerse welvaart: verstikkende steden en verstikkende industrieën. Dit inzicht maakte de geesten rijp, schrijft Hans Ramaer, voor wat zich later via de Kabouter-beweging**– die direct volgde op de zelfopheffing van Provo – zou uitkristalliseren tot ecologisch anarchisme (Hans verwijst hiermee naar een artikel in het Engelse Anarchy (1967) van Lewis Herber = Murray Bookchin).
Heel pragmatisch bood de Provobeweging met deze plannen een anarchistisch alternatief, aldus Hans Ramaer. In zijn ogen is in 1988 nog steeds zonder twijfel het beste idee het witte fietsenplan, dat een oplossing voor het verkeers- en vervuilingsprobleem in de binnenstad combineerde met het anarchistische beginsel van collectief eigendom. Het witte schoorstenenplan – dat evenals het vorige plan een idee was van technisch constructeur Luud Schimmelpennink – moest volgens Provo, eveneens heel concreet, grenzen aan de vrijheid van de enkeling stellen ten opzichte van de gemeenschap, zo vat Hans het samen.
Wat volgens hem met deze plannen bovendien aan de orde werd gesteld was de plaats van de straat in de moderne samenleving. Provo eiste de straat op als politieke leef- en speelruimte, wat ze tot het begin van deze eeuw ook steeds was geweest. Ik denk dat Hans Ramaer (nu: 2022) hier het idee had doorgetrokken naar de Gele Hesjes en hun rotonde-democratie. Op straat en op de rotondes gebeurt ‘het’!
Een algemeen oordeel over de vernieuwende kracht die Provo uitoefende blijkt uit de opmerking dat de anarchistische beweging in Nederland zich verjongde en dat haar zelfbewustzijn groeide. Misschien, zegt Hans, ‘was dat wel de meest waardevolle bijdrage van Provo aan de vernieuwing van het anarchisme’. Mijn Franstalige boek met als titel Anarchisme uit het land van de provo’s * verwijst naar waarover het voorgaande ging èn beschrijft waarin het wortelde. Dàt komt weer van eeuwen terug.
Thom Holterman
[Eerder in het Frans verschenen in Le Monde libertaire, nr. 1838, april 2022]
* Het is ook in het Nederlands verkrijgbaar onder de titel Anarchisme in de lage landen, Kelderuitgeverij, Utrecht, 2017.
** De Kabouterbeweging is een protestbeweging in de jaren 1969-1974, waarmee onder meer Roel van Duijn en anderen in zekere zin een voortzetting van Provo ondernamen. De door de Kabouterbeweging geuite maatschappijkritiek was dan ook gelijksoortig aan die van Provo (afwijzing van het consumentisme; bestrijding de woningnood) en sterk gericht op bescherming van natuur en milieu. Ze richtte zich op begin 1970 en riep de Oranjevrijstaat uit; meer informatie, zie Online.