Precaire arbeid treft ons allen
Het boek “The Precariat: The new dangerous class” van Guy Standing levert een belangrijke bijdrage aan de discussie over het systeem van sociale bescherming. Bovendien biedt het een kernachtige boodschap. De schijnwerper is gericht op het verschijnsel van een “nieuwe hachelijke klasse”: het zogenoemde precariaat. Standing suggereert dat het precariaat in beweging komt, omdat het lijdt aan “systematische onzekerheid”.
(Deze recensie verscheen origineel op de website solidariteit.nl)
Wereldwijd, in ontwikkelde landen en landen in ontwikkeling, omvat het precariaat minstens een kwart van de volwassen bevolking. Het betreft zowel jonge als oudere mensen die tussen banen fladderen, onzeker zijn over de status van hun baan, weinig arbeid of werkzekerheid bezitten, geen inkomenszekerheid kennen, over een precaire verblijfstatus (migranten) beschikken en vaak te maken hebben met een ’toestand van frustratie’ waarin banen niet aansluiten op hun vaardigheden en kwalificaties.
Het boek heeft een pedagogische opzet en geeft een systematische schets van de achtergronden van het precariaat. Zorgvuldig stelt Standing de lezer(es) in staat de complexe begrenzingen en valkuilen te leren kennen die de ‘precarisering’ van het menselijk bestaan kenmerken. Als een logische conclusie biedt hij enkele mogelijke oplossingen door een nieuw ‘beleid naar het paradijs’.
Salariaat en proficiaat
Volgens Standing is het precariaat het directe resultaat van de globalisering die de arbeidsmarkten geïnternationaliseerd heeft. In een tijd van twintig jaar verdrievoudigde de arbeidsreserve, hetgeen de onderhandelingspositie van het kapitaal ten opzichte van de arbeiders versterkte. Als antwoord besloten veel landen de regelingen voor de arbeidsmarkt te versoepelen. Dit ondermijnde de naoorlogse positie van de arbeid en verschoof de risico’s en onzekerheden van kapitaal naar arbeid. Dit resulteerde in een wegkwijnende arbeidersklasse, terwijl de gesalarieerde middenlagen het heel goed deden en het inkomen van de elite tot astronomische hoogte steeg.
Het precariaat staat radicaal tegenover de mensen met zekere banen en een groot bedrijf en sociale rechten: het ‘salariaat’ (een slinkende minderheid van bevoorrechte kernarbeiders) en het iets minder zekere maar nog steeds goed gepositioneerde ‘proficiaat’ (individuen met marktconforme vaardigheden).
Sommige precaire arbeiders zijn met hun positie tevreden, ze waarderen hun tijdelijke banen waarmee ze voorzien in hun directe behoeften of hun al zekere pensioen aanvullen. Anderen echter, zijn gedwongen in precair werk de eindjes aan elkaar te knopen. Ze zijn veroordeeld tot meerdere baantjes, niet voor hun professionele ontwikkeling maar als een verzekering tegen het dreigende verlies van hun hoofdbaan.
Geen dekking sociale zekerheid
Samenlevingen, stelsels voor sociale zekerheid in het bijzonder, hebben traag gereageerd op de provocerende komst van het precariaat. Voor Standing is dat een reden om vraagtekens te zetten bij het verzekeringsmodel dat wereldwijd het dominante mechanisme vormt voor de financiering van de sociale zekerheid. Een toenemend aantal mensen mist de middelen en/of afdrachten om enige of voldoende bescherming te ontvangen van de betreffende instellingen. Traditioneel zijn vrouwen meer getroffen dan mannen. Maar in veel landen is de pensioengerechtigde leeftijd gestegen en zijn de voorzieningen voor ouderen en gehandicapten fors aangepakt.
Standing heeft kritiek op de verankering van de systemen van sociale zekerheid in de sociale verzekeringen, waarbij de formele aanstelling een voorwaarde is om voor een dekking in aanmerking te komen. Het probleem is namelijk dat een groeiend deel van de arbeiders niet beschikt over een aanstelling die toegang geeft tot sociale voorzieningen. Uiteindelijk zijn sociale verzekeringen gebaseerd op voorspelbaarheid, en dat is juist wat aan de huidige arbeidsmarkt ontbreekt, een gemis dat de meest kwetsbaren het sterkst treft.
Tegenover de problemen van het precariaat om een dekking via het stelsel van sociale zekerheid te bereiken, staat het ontwerp van sociale verzekeringsprogramma’s dat deze mensen juist precair maakt. Neem het leerzame voorbeeld van de thuiswerkers, in het bijzonder de migranten onder hen. Zij vormen een groot deel van het wereldwijde precariaat en hebben in een aantal landen te maken met strengere toelatingsvoorwaarden (Amerika), met wettelijke uitsluiting (Thailand) of met beperktere aanspraak op een uitkering (Spanje). Bovendien gelden er beperkingen om een uitkering mee te nemen naar een ander land. Zulke voorwaarden werken ontmoedigend, hoewel in landen als Brazilië en Zuid-Afrika de mogelijkheid tot dekking aantrekkelijker is gemaakt voor ‘inheemse’ arbeiders.
Ondanks deze kritiek meent Standing dat sociale zekerheid een belangrijke rol kan spelen in de terugdringing van de precaire arbeid.
Beroep op sociale steun
Het boek van Standing zou opgevat kunnen worden als een voorbeeld van ‘politieke mobilisatie’ in de trant van “Precariërs aller landen verenigt u. U hebt niets te verliezen dan uw hachelijke contracten, grillige inkomensfluctuaties, slechte status en een door het toeval beheerste toekomst”.
De boodschap van het boek is echter gecompliceerder. Het is beslist geen botte terugkeer naar een diametrale klassenstrijd tussen bourgeoisie en proletariaat. Ontleding van de precarisering is in ieders belang, omdat de sociale risico’s en onzekerheid de kwaliteit van leven voor allen aantasten. Daarnaast is Standing te nauwkeurig om een klunzige tocht te ondernemen op zoek naar een messianistische belofte aan het precariaat. Zij analyse is sober door de erkenning dat het lot van het precariaat in een subtiel evenwicht verkeert en bepaald zal worden door menselijk handelen en niet door mysterieuze, historische wetten.
De stelling van het precariaat kan bekritiseerd worden als te veel omvattend, maar dit is precies het standpunt van Standing. Zeer weinigen zijn ongevoelig voor het risico om in het precariaat te vallen. De angst daarvoor functioneert als een vorm van sociale controle die de mogelijke solidariteit van sympathiserende leden van het salariaat of proficiaat ondermijnt.
Door zijn maatschappelijke betekenis zal het precariaat de systemen van sociale verzekering onder vuur leggen. Veel van de kritiek is gericht op Engeland en de Angelsaksische benadering van welvaart. Tegenwoordig doen de meeste systemen weinig om in de speciale behoeften van het precaire bestaan te voorzien. Met als resultaat dat het precariaat – onder invloed van de losse contracten, het ‘onvermogen’ een regulier inkomen te verwerven en (voldoende) te kunnen afdragen – in feite uitgesloten wordt van sociale bescherming. Zo zijn bijvoorbeeld werklozen uit Noord-Afrika in Frankrijk niet in staat tot een voldoende afdracht. Hun lonen zijn te laag en hun aanstellingen te kwetsbaar om werkeloosheidsuitkeringen te claimen. Hierdoor zijn ze genoodzaakt een beroep te doen op de middelen van de sociale steun. Net als veel migranten, werkzaam in de landbouw in delen van Engeland en overtollig gemaakt in de crisis van 2008, die niet in aanmerking kwamen voor overheidsvoorzieningen. Voor een uitkering aan een werkzoekende werd namelijk minstens één jaar aaneengesloten werkzaamheid vereist.
Werken voor een recht
Standing toont ook aan dat de ’transactiekosten’ om voorzieningen te bemachtigen waarvoor geen afdrachten zijn gedaan, aanzienlijk zijn. Daarmee wordt voor het precariaat een val gezet. De precairen moeten niet alleen ‘werken voor werk’ (dat wil zeggen formulieren invullen, CV herzien, enzovoort), maar ook ‘werken voor aanspraken’ (bijvoorbeeld de overheidsbureaucratie overtuigen van hun rechten). Dat laatste ‘werken’ is een strafmaatregel en vanuit het perspectief van de mensenrechten een onwaarachtige tegenspraak die kennelijk onvermijdbaar is. De onschendbaarheid van het menselijke recht op sociale zekerheid wordt ondermijnd door onhaalbare eisen te stellen.
Voor delen van het precariaat is de toe-eigening van voorzieningen moeilijk. Volgens Standing heeft bijvoorbeeld 40 procent van de mensen met een gehandicaptenuitkering psychische problemen. Andere mogelijk rechthebbenden kunnen beperkt zijn door een gebrekkige kennis van de taal (geringe opleiding, migrant) en vinden het om die reden moeilijk te onderhandelen in een complexe situatie. Een situatie die een verdovend mengsel is van procedures die ontworpen lijken om het hen zo moeilijk mogelijk te maken hun recht op sociale voorzieningen uit te oefenen. Dit soort obstakels betekenen weinig voor mensen die gespaard hebben en over rechten en een baan beschikken, maar kan destructief zijn voor die mensen in het precariaat die op de bestaansrand leven.
Paternalistische medeverantwoordelijkheid
In zijn boek doet Standing zijn beklag over een systeem dat bezeten is ‘luie en onverantwoordelijke’ mensen weg te schoffelen. Hij vraagt zich af wat het uitmaakt dat zo’n 0,5 procent van de mensen lui zijn. Moet er een beleid ontworpen worden met die halve procent in gedachte of moet er zekerheid en vrijheid gegeven worden aan de 99,5 procent anderen, zodat de samenleving meer ontspannen en minder angstig functioneert? Over deze cijfers valt te twisten, maar Standing heeft gelijk als hij er op wijst dat beleidsmakers bevooroordeeld zijn door dit kleine percentage in te zetten voor een paternalistisch ‘stimulerend’ beleid. Het resultaat is een ontwricht, moeizaam systeem van sociale zekerheid dat zich voor iedereen in een negatieve richting ontwikkelt.
Standing werpt een kritische blik op de populaire programma’s voor “geldverstrekking onder voorwaarden’ die zo karakteristiek zijn geworden voor de sociale bijstand, vooral in ontwikkelingslanden. Ook deze voorwaardelijkheid beschouwt hij als een paternalistische constructie die wordt geleid door het geloof dat diegenen in het precariaat die zich op één of andere manier sociaal niet in het systeem voegen daar zelf volledig verantwoordelijk voor zijn. De veel genoemde en geroemde ‘medeverantwoordelijkheid’ in dit soort programma’s moet dan ook gezien worden als een rookgordijn dat de minachting van beleidsmakers ten opzichte van het precariaat verbergt.
De overheid laat zich hier sturen door een paternalisme, terwijl het precariaat op een onderhuidse manier in een kwaad daglicht gesteld wordt. Volgens Standing betekent deze ‘geldverstrekking onder voorwaarde’ dat de armen moeten bewijzen niet lui te zijn en hun kinderen gewoon naar school te sturen, willen zij hun aanspraken op overheidsvoorzieningen gehonoreerd zien. Hij stelt de moraal van deze benadering ter discussie, omdat het gaat om projecten die een keuze suggereren die niet alleen vrijheid wegneemt maar ook persoonlijke verantwoordelijkheid.
Overigens, het vrijheidsbeperkende karakter van de ‘geldverstrekking onder voorwaarde’ en de daaraan verbonden aantasting van mensenrechten is elders besproken. Daarbij is geen bewijs gevonden dat de positieve effecten toegeschreven kunnen worden aan een dergelijk programma, integendeel van invloed is de politieke economie.
Basisinkomen
Toch ziet Standing sociale zekerheid nog altijd als een belangrijk hervormingsmiddel, in het laatste hoofdstuk “Een beleid naar het paradijs” daagt hij dit middel uit bij te dragen aan de opheffing van de precarisering van de samenleving. Hij doet dat met enkele voorstellen om tot een uitweg te komen en pleit voor een universeel en onvoorwaardelijk basisinkomen (dat wil zeggen een reguliere geldoverdracht als een economisch burgerrecht). Dit pleidooi houdt hij al jaren.
Een basisinkomen kan de onderhandelingskracht van het precariaat versterken, meer controle over de tijd geven en de basiszekerheid door de gehele samenleving gelijktrekken. Hij meent dat een basisinkomen nu bereikbaar is en gefinancierd kan worden uit een versmelting van bestaande overheidsvoorzieningen en het gebruik van kapitaalfondsen Dit samen met toenemende revenuen uit Tobin belastingen en ecologische heffingen.
Standing betoogt keer op keer dat een basisinkomen de tekortkomingen van sociale verzekeringen overwint, omdat het op veel niveaus preventieve zekerheid biedt, in tegenstelling tot de sociale verzekering die achteraf reageert op specifieke zich voordoende risico’s.
Het idee van een basisinkomen is recentelijk weer onder de aandacht gekomen en in deelvormen over de gehele wereld in praktijk gebracht. Van belang is een basisinkomen niet op te vatten als een vervanging voor sociale verzekeringen, maar als haar basis. Beide, in gezamenlijkheid en als elkaars aanvulling.
Samenvattend. Het precariaat is een belangrijk gegeven voor alle beleidsmakers en zij die werken in het veld van de sociale zekerheid. De opkomst en de uitbreiding erkenning van deze ‘klasse’ is een kwestie die niet ontkend kan worden door mensen die zich richten op de vermindering van sociale ongelijkheid en armoede, de ondersteuning van de sociale samenhang en de verwezenlijking van het menselijk recht op sociale zekerheid.
————————
Guy Standing, The Precariat: The new dangerous class. London and New York, 2011 (192 pagina’s, ISBN 978-184966-351-9). Vertaling/bewerking: Sjarrel Massop