Ga naar de inhoud

Politiek En Hypocrisie: Argumentatief Scepticisme Als Tegengif

Recente terroristische aanslagen maar ook de contracoup van de Turkse president Erdogan, brengen het verschijnsel rechtsstaat in het hart van de politieke polemiek. De repressieve maatregelen die Erdogan heeft genomen, zo zegt hij, zijn ‘om de bedreigingen te elimineren die de democratie, de rechtsstaat en de vrijheden van onze burgers onder druk zetten (Erdogan geciteerd in Le Monde van 22 juli 2016). Deze polemiek en discours onderscheid zich niet van wat men uit Frankrijk verneemt. Daar vindt een bij opbod verkopen van de rechtsstaat plaats.

8 min leestijd

(Oorspronkelijk verschenen op Libertaire Orde)

De Franse regering verlengt de termijn van de uitzonderingsstaat niet meer met drie maar met zes maanden. De discussie erover verloopt langs de lijn ‘moet men met het oog op het terrorisme wel/niet de werking van rechtsstaat stoppen?’ (Le Monde van 29 juli 2016). Er gaan zelfs stemmen op om een ‘Guantanamo op zijn Franse’ in te stellen. De oud-president van Frankrijk, Nicolas Sarkozy, die voor de presidentsverkiezingen van 2017 in de race is, stelt voor om tot preventieve opsluiting over te gaan van moslims die terrorismegevaarlijk zouden kunnen zijn (inclusief mensen bijvoorbeeld met een fiche-S, een administratieve notering: ‘mogelijk’ staatsgevaarlijk).

De Franse filosoof en universitaire onderzoeker, Jean-Claude Monod, besteedt in zijn recent in herdruk verschenen boek Penser l’ennemi, affronter l’exception (Het bedenken van een vijand, het hoofd bieden aan de uitzondering) aandacht aan deze kwesties.

Controversiële jurist

Jean-Claude Monod houdt zich al jaren met vraagstukken bezig rond de creatie van ‘de vijand’ (van de staat) en de ‘terrorist’ (de ongeregeld strijder, partizaan). Het is bij een dergelijke studie niet goed mogelijk teksten van de Duitse jurist Carl Schmitt (1888-1985) te negeren. Het probleem is evenwel of men met goed fatsoen Schmitt kan gebruiken. Het betreft namelijk een erkend nazi en antisemiet (die nimmer is teruggekomen op zijn zienswijze). Dit neemt evenwel niet weg dat het tegelijk om een ‘gezaghebbend auteur’ gaat. Hoewel zijn naam niet in de titel van het boek van Monod voorkomt, bespreekt hij nadrukkelijk de denkbeelden van deze jurist. Slechts op de achterflap vindt men bij de titel een ondertitel: Réflexions critiques sur l’actualité de Carl Schmitt (Kritische gedachten omtrent de actualiteit van Carl Schmitt). Het is vooral daarover dat het boek gaat.

De tekst van het boek is opgebouwd uit door Monod gehouden inleidingen (symposia, studiebijeenkomsten) en in diverse Franse tijdschriften gepubliceerde artikelen in de periode 2003-2005. Het is de reden dat er enerzijds nogal wat herhalingen in het boek zitten en anderzijds dat de niet voorgeïnformeerde lezer zo nu en dan tamelijk ingewikkelde passages te verwerken krijgt.

De eerste keer dat het boek verscheen was in 2007. De hier besproken herdruk is van 2016. Die gaat vergezeld van een nieuw Voorwoord onder de titel ‘De absolute vijand, permanente uitzonderingsstaat? Van 11 september [2001] tot 13 november [2015]’. In het Voorwoord wijst hij op ontwikkelingen van na 2007 en trekt hij de conclusie, dat hij zijn tekst ongewijzigd kan laten. Hij heeft gelijk.

Na een uitgebreide inleiding besteedt Monod eerst aandacht aan de vraag of het kritische gebruik van concepten van Carl Schmitt mogelijk is. Het hoofdstuk erop bespreekt de alledaagsheid van de uitzondering. Is dat de kern geworden van de moderne politiek of het nieuwe veiligheidsbestuur, vraagt Monod zich af? Het derde hoofdstuk houdt zich bezig met de vraag of de destabilisatie van het recht op oorlog leidt tot een internationaal recht van uitzondering. Dit alles mondt uit in de kwestie, in het vierde hoofdstuk aan de orde gesteld, of de terrorist de nieuwe figuur van de vijand is. Telkens wordt in de behandeling van de diverse kwesties de zienswijze van Carl Schmitt in discussie gebracht.

leiderHet Führer-beginsel

Monod concentreert zich op welke manier en tegen welke prijs Carl Schmitt ons kan helpen over de huidige tijd na te denken in het kader van kwesties als de instelling van de uitzonderingsstaat en aanranding van de rechtsstaat. Zo laat Monod zien hoe filosofen van uiterst linkse, marxistische snit aan een zeer controversiële jurist, instrumenten ontlenen voor hun kritiek op het (nieuwe) mondiale imperialisme. Overigens vind ik dat niet echt vreemd.

Bij uitzondering hebben marxisten in het verleden kritiek gehad op de autoritaire, antihumanistische maatschappijconstructies die onder termen als leninisme, stalinisme, maoïsme gekend zijn. Gemeenlijk hebben zij showprocessen tegen te elimineren tegenstanders getolereerd en de vormen van genocide als historisch of objectief juist, goedgepraat. Uiterst linkse marxisten hebben aldus statelijke onderdrukking verdedigd en aanvaardden onverbiddelijk persoonlijk leiderschap van één man (zoals Lenin, Stalin, Mao). Uitzonderingen kan men ondermeer vinden in de groep van marxisten die de Frankfurter Schule vormden (die dan weer door de ‘echte’ marxisten voor renegaten werden gehouden). Anarchisten daarentegen hadden al bij voorbaat hun geschut tegen autoritarisme en antihumanisme. Zij hadden en hebben dus niet naar een Carl Schmitt gezocht om welke vorm van imperialisme te kritiseren…

Carl Schmitt heeft politiek en juridisch het nazisme en antisemitisme van het Derde Rijk gerechtvaardigd (en er juridische legitimatie voor gezocht). Het Führer-beginsel leverde voor hem de bron van alle recht. Het is de soeverein (de Koning, en in een republiek de President) die over de (instelling van de) uitzonderingsstaat beslist onder verwijzing naar uitzonderingstoestanden. Dit geldt nog zo. Het is terug te vinden in actueel constitutioneel recht, ook in ‘nette’ landen als Frankrijk en Nederland, evenals bij de prijsvechter voor de vrijheid, de USA.

Schmitt personaliseert het recht via het Führer-beginsel: de leider (in zijn tijd Hitler) is de bron van recht. Er is dus geen parlement nodig om recht te scheppen. Hoe dat werkt, is te herkennen in de macht van de President die ‘decreten’ uitvaardigt, zoals bijvoorbeeld G.W. Bush in de USA deed met zijn Patriot Act (2001). Dit decreet en de erop volgende legaliseerden de instelling van Guantanamo, geheime ‘cellen’, martelen van gevangenen (‘waterboarding’ bijvoorbeeld).

Monod leert ons dat Bush zich bediende van een juridisch adviseur J.Yoo geheten, die het werk van Schmitt door en door gekend moet hebben (Monod beschrijft hoe). Yoo wordt er dan ook van ‘verdacht’ het Amerikaanse stelsel te hebben willen ‘schmitterianiseren’ (p. 114-116).

Orwell.Fiction

Argumentatief scepticisme

In zijn conclusie wijst Monod erop dat je Schmitt kan lezen als het je te doen is om de tegenspraak, de hypocrisie en de beperkingen van de liberale logica te herkennen. Langs die weg is een argumentatief scepticisme te ontwikkelen. Die logica is namelijk te confronteren met de uitoefening van macht en het ongelijke respect waarvan die logica blijk geeft met betrekking tot als ‘universeel’ geproclameerde (liberale) normen. Je hoeft geen nazi of antisemiet (of beide) te zijn om de universalistische, democratische retoriek door de prikken.

Telkens gaat het om dubbel spel. Zo ergert ‘Washington’ zich aan de Filippijnse bondgenoot, president Duterte (30 juni 2016 in functie getreden) – leest men in Le Monde van 12 augustus 2016. Deze propageert hard toeslaan als het om bestrijding van criminaliteit en drugs gaat. Inmiddels hebben er honderden buitenwettelijke executies plaatsgevonden. Maar is dat iets anders wat Amerikanen doen met hun drones? Aan de executies die zij langs die weg uitvoeren, ligt toch evenmin een rechterlijke uitspraak ten grondslag?

‘Washington’ ergert zich eveneens aan de wijze waarop president Duterte zich verbaal uit. Echter, het verbale geweld van iemand als Donald Trump – een USA presidentspretendent – verschilt er niet mee. Een deel van zijn voorstellen omtrent het opschonen van de Amerikaanse maatschappij en de manier van verkondigen, vallen onder cryptofascisme – zo kopt een artikel in Le Monde van 12 augustus 2016 (‘Le discours de Donald Trump relève du cryptofascisme’), waarbij wordt verwezen naar Berlusconi en daar weer in tijd voor, naar Mussoline…

De geloofwaardigheid van ‘Washington’ is dan ook ‘gekraakt’ door de imperialistische en eenzijdige Amerikaanse buitenlandse politiek, door het overschrijden van het internationale recht, door het ‘geautoriseerde’ schenden van de ‘rechten van de mens’ met behulp van het beroep op de antiterroristische ‘urgentiestaat’. Dit kan men mede herkennen opgrond van wat Schmitt leert. Maar dan houdt de lezing op, want Schmitt zegt niets over hoe wij het beter kunnen doen, dat zit namelijk niet in zijn ‘horizon’, zegt Monod. Die wordt namelijk door het nazisme gevormd. Schmitt’s betoog blijft dus steken in een contrarevolutionaire sfeer.

Monod raadt dan ook aan Schmitt andersom te lezen. Zijn werk vormt in dat geval een gereedschapskist vol concepten en verhelderingen omtrent zijn argumentatief scepticisme aangaande het valselijk en imperialistisch gebruik van ‘grootheden’ als het Recht, de Menselijkheid, de Vrede en een Betere Wereld. Het is goed dát te doorzien, zodat er het verzet mee is te motiveren om de ‘grootheden’ juist te beschermen tegen ideologische defiguratie waarmee vele huidige regeringen zich bezighouden.

Thom Holterman

MONOD, Jean-Claude, Penser l’ennemi, affronter l’exception, La Découverte, Paris, 2016, 192 blz., prijs 9,50 euro.