Ga naar de inhoud

Piraterij: Een Casus voor Anarchisten en Criminologen

Binnen het neoliberaal financieel handelen is men niet vies van het onderbrengen van zwart kapitaal op nauwelijks bekende plekken (‘postbussen’). Die zijn vaak te vinden op weinig belangwekkende eilandjes in diverse zeegebieden. Voorheen waren er verspreid piratenrepubliekjes gevestigd. De piratenschepen brachten daar hun buit heen zoals nu financiële ‘medewerkers’ van duistere zakenlui er hun geld onderbrengen. Het lijkt me een mooie casus voor culturele criminologie om verschil en gelijkenis van beide vormen van oude en moderne piraterij in kaart te brengen en te evalueren. Tegelijk markeert de voormalige piraterij een positie in de wereld, waarbij bestaande staten concurrentie werd aangedaan door libertair ingestelde instituties. Daar moet een casus voor anarchisten in zitten.

15 min leestijd
pir1

(Het origineel op de website van Tijfdschrift De As)

Piraterij

Piraterij is van alle plaatsen en tijden, zo leren ook de sociaalgeografen O.T. Kramsch (Universiteit Nijmegen) en S. Motzenbacker (Universiteit Bern) in hun studie getiteld On the ‘Pirate Frontier’: Re-Conceptualizing the Space of Ocean Governance in the Light of the Prestige Disaster (2003). Het motto dat zij hun studie meegeven is ‘Every generation gets the pirates it deserves’ (ontleend aan het boek van de geografe Janice Thomson, 1994). Hun studie vormt de rode draad van mijn betoog.

De karakteristiek van de hier behandelde piraterij uit de zestiende en zeventiende eeuw is het gebonden zijn aan zee en verscholen kusten. Van daar uit wordt de jacht op buit geopend. De aanwezigheid van piraten en hun jacht verstoord tegelijk de sociaaleconomische en politieke orde in die dagen.

Die sociaaleconomische orde verlangt bijvoorbeeld het op tijd aan komen van overzeese goederen. Om daaraan te voldoen hebben de handelsschepen van toen, en de supertankers van nu, hun eigen, vaste vaarschema’s. Die moeten natuurlijk niet in de war geschopt worden door piratenschepen. Deze doemen op als de drang ertoe gevoeld wordt (dus onverwachts), als er beroep op hun diensten wordt gedaan. Het aantal van die schepen vermeerdert als het aanbod zich vergroot. De politieke orde wordt verstoord door het feit dat er elementen (piratenschepen) verschijnen die de orde tarten en het aandurven die orde aan te vallen en concurrentie aan te doen.

Kramsch en Motzenbacker vullen dit aan door er op te wijzen dat piraterij een bijzonder systeem van economische herverdeling vertegenwoordigt. Het is ook te zien als een visie op een alternatieve politieke orde, waaraan het verschijnsel ‘maatschappij’ ontbreekt zoals wij dat kennen. Hier treffen we ‘institutionele’ elementen van het piratendom ten behoeve van een ‘casus’ voor anarchisten.

Piratencodex

Hoe hielden piratengemeenschappen zich ‘institutioneel’ in stand? Opvalt is, dat men eigen regels ontwikkelde en die regels in stemming bracht in een ‘algemene vergadering’, waaraan op basis van gelijke rechten elk lid van de bemanning kon deelnemen  (de scheepsraad). Deze regels omvatten ondermeer de wijze van verkiezing van de kapitein, de gelijke verdeling van de buit, sancties aangaande wangedrag aan boord van het schip. Zelfs konden er compensatieregels worden opgenomen voor letsel opgelopen tijdens gevechtshandelingen.

Het belangrijkste element was wel dat deze regels alleen golden voor de tijd dat het schip op zee was. Zodra het schip de kust aan deed, was ook de orde verbroken. De orde blijkt van een ‘vluchtige’ soort te zijn (vluchtig als de vloeistof ether). Dit is ook in functionele zin te omschrijven. Zo wordt een bepaalde persoon tot kapitein verkozen voor deze reis en op grond van gebleken geschiktheid. Na de reis is hij kapitein af en weer maat onder de maten. Het schip vormt daarbij de enige begrensde ruimte waar een stabiele sociale orde heerste.

Een dergelijke orde verzin je niet zomaar. Deze piraten ‘codex’ blijkt ontwikkeld te zijn als verzet tegen de hiërarchische regels van onderwerping, zoals de landen waar de piraten zelf vandaan kwamen, die kenden. Kramsch en Motzenbacker begrijpen die ‘codex’ dan ook als een aanval op de staten van herkomst, die vrijheid, gelijkheid en solidariteit nooit in praktijk hebben gebracht. Overlevering wil dat zulke uitgangspunten tot de catalogus van gedragsregels zijn gaan behoren in het Libertalia van van kapitein Misson (een Franse piraat) op Madagarcar. Dit betreft een libertaire, communistische kolonie in de laat zeventiende eeuw, waarover men ook wel spreekt in termen van ‘socialistische republiek’ (zie ook http://www.cindyvallar.com/havens3.html ).

Wat hier van belang is, betreft de herkenning door anarchisten wat zij zelf aldoor in hun opvatting meevoeren: de staat wordt ontkend. Bovendien spreekt hen aan het ontwikkelen van ‘vluchtige’ en op de praktijk gerichte regels voor (sociaal) gedrag, regels die de mensen (schepelingen) zichzelf hadden gesteld (autonomie, geen heteronomie).

Wat bij anarchisten enige jalousie zou kunnen wekken, is het feit dat met een beroepsbemanning van varenslui en hun drijvende mobiliteit (het schip) deze piraten een soevereine macht tegen staten tentoon hebben gespreid, waarover de anarchistische beweging nooit heeft beschikt (de Spaanse revolutie vormt hierop wellicht een uitzondering). En er is nog iets anders dat opvalt, zo merken Kramsch en Motzenbacker op, de ‘piratenmobiliteit’ staat in sterk contrast met het Proudhoniaanse ideaal van localisme en georganiseerd federalisme.

Soevereiniteit van de golven

De soevereiniteit van de piraten omvatte een niet-exclusieve controle over een ruimte, die flexibele en situationele grenzen kende, ook wel ‘soevereiniteit van de golven’ genoemd (sovereignty of flows). Ze was gebaseerd op tijdelijke regelgeving en wederzijdse erkenning ervan op het individuele niveau zonder enig monopolie op extern en intern geweld. Deze formulering voor ‘soevereiniteit van de golven’ is zo gekozen, dat ze het spiegelbeeld vormt van elementen waarmee de soevereiniteit van territoriale staten wordt omschreven. Die leert namelijk dat de staat een exclusieve soevereiniteit uitoefent en daarmee het monopolie heeft op gebruik van geweld, zowel over alle andere maatschappelijke instellingen als over mensen binnen de territoriaal vastgestelde grenzen.

De bewegende ruimtes van de piratensoevereiniteit bestond juist uit het vermogen om de lijnen (‘grenzen’) van de golven van de oceaan te volgen. In die zin kan men piraterij ook opvatten als een ‘grensmaatschappij’ (frontier society). De oceaan gaf bijvoorbeeld de Franse schrijver Jules Verne (1828-1905) in om te spreken over ‘drijvende steden’ buiten de invloedssfeer van welke territoriale statelijke eenheid ook. Aan het vormen van dit soort beelden zal niet vreemd zijn geweest dat Verne nauwe banden had met Franse anarchistische kringen, in het bijzonder met de libertaire geograaf Elisée Reclus (1830-1905).

De vraag is waarom Kramsch en Motzenbacker zo zijn ingegaan op het beschrijven van de vlottende, institutionele positie die piraten in de geschiedenis hebben ingenomen. Hun aandacht is namelijk ‘gefocust’ op de problematiek van de ramp met de olietanker Prestige in november 2002 voor de Noordwest kust van Spanje. Dat is in feite hun ‘casus’. Daarbij willen zij verschillende zaken duidelijk maken. Ten eerste is daar de problematiek van de scheiding die wordt gemaakt tussen het besturen van land en van oceanen. Ten tweede speelt bij hen de vraag hoe je het besturen van oceanen zou kunnen ‘conceptualiseren’?

Ten aanzien van die problematiek zien zij overeenkomsten tussen wat er in de zestiende en zeventiende eeuw op zee plaatsvond (de periode die wel de ‘Gouden eeuw van de piraterij’ heet) en de wijze waarop nu nog steeds met de oceaan wordt omgesprongen. In hetgeen de beide auteurs bij de uitwerking daarvan aandragen, wordt de casus niet alleen voor anarchisten maar ook voor (culturele) criminologen interessant.

 pir2

Geprivatiseerde oorlogvoering op zee

In de periode waarin Kramsch en Motzenbacker hun betoog laten beginnen was de heersende territoriale macht nog niet tot natiestaat volgroeid. Dat vindt plaats gedurende de periode die begint met de tijd van  Francis Drake (half zestiende eeuw) en die loopt tot de dood van Bartholomew Robert (1722).

De eerste, de Engelsman Drake (1540?-1596), was zeevaarder, ontdekkingsreiziger, kaper en vervolgens viceadmiraal van de Engelse marine. Voor een goed begrip is het nodig het verschil te begrijpen tussen een piraat en een kaper. Dat ligt niet op het functionele vlak: beiden doen aan roof op zee. Beiden vallen schepen aan op zoek naar buit. Juridisch is er wel verschil. Kaapvaart stoelt op de ‘practice of privateering’.

Het Engelse ‘privateering’ verwijst naar geprivatiseerde oorlogvoering op zee (wat zeker wel dilemma’s kent en waarover de sociaaleconomische historica Marjolein ’t Hart schrijft). Ten behoeve van het uitoefenen van zijn rovershandelingen in het kader van die ‘oorlogsvoering’, had de kaper een ‘kaperbrief’ op zak. Zo’n kaperbrief was getekend door een oorlogvoerende (Europese) macht. Die brief legaliseerde de door hem bedreven piraterij.

De kaperbrieven waren in gebruik voordat de natiestaat als zodanig was uitgegroeid. De Engelse koningin Elisabeth I gaf veel van die brieven af met name ten behoeve van het kapen van Spaanse schepen met zilver geladen. Er werden zoveel van die brieven afgegeven, dat Engeland in die tijd de reputatie van piratenstaat opbouwde. Ook Drake had zo’n brief op zak. Hij zou voor zijn werk als kaper worden geëerd door Elisabeth I door de verlening van de Britse titel ‘Sir’. Nadien schopte hij het tot viceadmiraal. In al zijn hoedanigheden was hij op roof uit, maar omdat dit juridisch gedekt was, heette het niet zo.

Bartholomew Roberts daar en tegen werd en bleef piraat. Afkomstig uit Wales leidde hij het leven van zeeman. Op enig moment werd het Britse slavenschip waarop hij voer door piraten overvallen. Die namen hem gevangen en voegden hem toe aan de piratenbemanning. De manier van leven beviel hem, waarna hij zich ontpopte tot een van de beruchtste piratenkapiteins (hij moet ongeveer 400 schepen hebben buitgemaakt). Met zijn gehele bemanning door de Britse marine gedood in 1722, markeert dit het moment waarop het Britse rijk zich had geëvolueerd tot een natiestaat naar Europees model. De natiestaat positioneert zich.

Oorsprong natiestaat: roof

De zin om deze geschiedenis te beschrijven is: bewustmaking van het feit dat de natiestaat ook maar een historische constructie is, op roof gebouwd. Piraten en piraterij maken die oorsprong zichtbaar. Met hun piraterij tasten zij tevens de exclusiviteit van het geweldsmonopolie aan. Het betreft evenwel een exclusiviteit die door machthebbers als resultante van de statelijke soevereiniteit wordt gepretendeerd. Precies op die pretentie beroepen de respectieve staten zich. En nu blijkt dat niet alleen zij maar dat ook piraten geweld kunnen inzetten.

Zeilend onder hun eigen vlag en vallend onder de territoriale rechtsmacht van geen enkele soevereine statelijke eenheid, weerleggen piraten de kijk op soevereiniteit daarvan. Deze zou door een ‘heilige interventie’  zijn ingegeven of van een monarch zijn afgeleid. Piraten schieten door deze legitimatie heen. En met hun wijzen van vaststellen van een ‘codex’, door middel van een scheepsraad zoals hier boven besproken, geven zij aan dat zo de soevereiniteit al is ‘afgeleid’, dan toch van burgersubjecten zelf.

pir3

De natiestaat is eenvoudigweg een bijzondere vorm van regulering van sociaaleconomische ongelijkheid, die eliminering vereist van alle competitieve vormen van niet-statelijk geweld. En nadat dit geregeld is, gaan die zelfde natiestaten vormen van legale piraterij uitoefenen, dan wel die uitoefening toestaan, mogelijk maken. Dat geschiedt dan in de vorm van slaventransporten, vervuiling door scheepvaart van oceanen tot en met het hedendaagse transport van massavernietigingswapens. Het is in het licht van de ‘legale piraterij’ dat Kramsch en Motzenbacker de ramp met de Prestige zetten.

Die ramp behandelen zij als een ‘kroniek van hebzucht en corruptie tot in de hoogste regionen van regeringen, van duistere industriële en financiële deals waarbij de machtigste Europese elites betrokken zijn. Het ongeval gaat daarom over de ravage die een neoliberale wereldorde veroorzaakt als zij bochten afsnijdt om het te vervoeren product zo snel en zo goedkoop mogelijk op de markt te brengen, met zo min mogelijk overheidstoezicht’, lezen we in hun studie.

Beheer van de commons

Maar de oceaan is geen ‘lege ruimte’ en kan niet worden beheerd als een vast territoir. Het is een ‘common’, een omgeving voor gemeenschappelijk gebruik, zoals weideland in vroegere tijden, maar ook het luchtruim, de ether, een communicatienetwerk als Internet in de huidige tijd. Er is een ‘soevereiniteit van de golven’ en hoe je die moet uitoefenen laat zich ondermeer via een herpolitisering van de ‘Pirate frontier’ bespreken. De overtuiging van Kramsch en Motzenbacker is dat voor dat beheer te leren valt van de piraterij zoals die zich een aantal eeuwen terug heeft gemanifesteerd.

werkt, bekendheid gekregen. De antropologe Gabriella Coleman heeft zich met de uitgangspunten van die groep beziggehouden, om antwoord te vinden op de vraag in hoeverre ‘Anonymous’ zich laat combineren met het anarchistische denken.  Daarbij laat zij ondermeer parallellen zien tussen de genoemde anonieme ‘online hacktivist group’ en de ‘black bloc’. Het is allemaal te vinden op http://owni.eu/2011/08/22/is-anonymous-anarchy/ .

Met betrekking tot het ‘beheer van de commons’ zit ik op een andere lijn. Elementen als ‘piratenrepublieken’ (of ze nu wel of niet bestaan hebben), de wijze van opkomen en verdwijnen (het schip als een functioneel element ten behoeve van een bepaalde activiteit) en de wijze van interne sociale en solidaire organisatie op het schip in functie (de ‘codex’), kunnen een inspiratiebron vormen voor het ontwikkelen van een sociale en solidaire economie, gebaseerd op functionele organisatievormen. Het beheer van de ‘commons’ zou langs die lijn kunnen worden opgezet.

Daaraan is natuurlijk al eerder gedacht, zoals door Hakim Bey, het pseudoniem van de Amerikaanse anarchist Peter Lamborn Wilson. Piraten inspireerden zijn anarchistische idee van de Tijdelijke Autonome Zone (TAZ). Hij schrijft ook over de ‘piratenutopieën’ die een ‘informatienetwerk’ schiepen dat de wereld omspande. Het ging om afgelegen schuilplaatsen, eilandjes waar schepen werden bevoorraad en eerste levensbehoeften konden worden geruild. Een aantal van deze eilandjes bood plaats aan wat hij noemt ‘conceptionele gemeenschappen’, complete mini-maatschappijtjes. Het gaat hier om visies. Daarom wijs ik ook op het New Babylon van de Nederlandse kunstenaar Constant (Constant Anton Nieuwenhuys; 1920-2005) en roep ik in herinnering hoe hij in 1974 over ‘a nomadic town’ spreekt (http://www.notbored.org/new-babylon.html ).

 pir4

In een cyberpunk-science-fiction roman (van Bruce Sterlin) waarnaar Hakim Bey verwijst, is ook een bepaalde uitwerking te vinden die relatie heeft met waaraan ik denk als het om functionele organisatievormen gaat. De roman handelt over een nabije toekomst, die ervan uitgaat dat de aftakeling van politieke systemen zal leiden tot een gedecentraliseerde toename van experimentele leefvormen. Waarom zou die aftakeling, gelet op de huidige financieel-economische en organisatorisch-statelijke crisis, niet reeds zijn ingezet?

Hierboven hebben we immers gezien dat de natiestaat ook maar een product is van menselijke activiteit. En van menig imperium kennen we de gang van zaken: opkomst en ondergang (bijvoorbeeld van het Romeinse rijk). Het moet dus kunnen leiden tot anarchistische bevrijde zones: reeds nu zijn productie- en consumptiecoöperaties op te zetten, waarbij te leren is van het verleden (denk aan de vereniging Gemeenschappelijk Grondbezit in de eerste helft van de vorige eeuw). Aan de hand van ‘associationisme’ en solidarisme is een heel netwerk van functionele organisaties in leven te roepen. We hoeven niet op het eind van de natiestaat te wachten, om de verdere afbraak ervan een handje te helpen door zelf in een andere richting te gaan bouwen.

Thom Holterman

VERDER LEZEN?

De studie van O.Th. Kramsch en S. Motzenbacker is uitgekomen in de Working Paper Series 2004/1 van de Universiteit Nijmegen en getiteld: On the ‘Pirate Frontier’: Re-Conceptualizing the Space of Ocean Governance in Light of the Prestige Disaster (Nijmegen, december 2003). De studie vermeldt een overstelpende hoeveelheid literatuur; ze is te downloaden in ‘pdf’.

Een van de teksten waar bovengenoemde auteurs herhaaldelijk naar verwijzen is de studie van J.E. Thomson, Mercenairies, pirates, and sovereigns: state-building and extra-territorial violence in early modern Europe, Princeton, 1994.

Een Amerikaanse auteur die in anarchistische kring met betrekking tot het onderwerp ‘piraten’ een zekere bekendheid geniet is de historicus Marcus Rediker, sinds 1994 docent Atlantische geschiedenis aan de universiteit van Pittsburgh. Van hem zijn ondermeer te noemen de boeken: Between the Devil and the Deep Blue Sea: Merchant Seaman, Pirates and the Anglo-America Maritime World, 1700-1750, (1987); Villians of all nations, (2004); The Slave Ship. A Human History, (2007).

Peter Lamborn Wilson is onder de naam Hakim Bey in anarchistische kring geen onbekende. Zie van hem het ook in het Nederlands vertaalde: Piraten en hun Utopia, (2007). Het hierboven geciteerde artikel van Hakim Bey is te vinden en te downloaden bij:

http://www.urbanunlimited.nl/uu/downloads.nsf/10/BF7A31E5A6461272C1256CE6006664BC/$file/TAZ.pdf .

Kaapvaart heeft natuurlijk ook in niet-anarchistische kring aandacht. In dat geval is te wijzen op de brochure Kaapvaart en piraterij, een lezing ter afsluiting van het studiejaar 2008-2009; HOVO Leiden op 4 juni 2009 gehouden door Jaap R. Bruin, oud-hoogleraar zeegeschiedenis van de universiteit Leiden. In zijn tekst is ondermeer de volgende passage te vinden: ‘De Amerikaanse sociaalhistoricus Marcus Rediker heeft vanuit een marxistische maatschappijvisie de structuur van de piratenorganisatie onderzocht in de jaren na de Spaanse Successie-oorlog, dus na 1713. Deze piraten waren talrijk en echt in oorlog met de toenmalige samenleving, zoals de Somalische zeerovers nu. Geen werk meer bij de marines en een koopvaardij die door overvloedig aanbod van personeel de gages kon verlagen. Rondom 1716 waren er zeker 5.000 piraten actief. De handelsvaart werd door hen zeer bedreigd. Zij vulden hun gelederen aan met zeelui van buitgemaakte schepen’. De tekst is te downloaden op internet.

Een relatie tussen kaapvaart en staatsvorming wordt gelegd door Marjolein ’t Hart in haar Kaapvaart en staatsmacht. Dilemma’s van de geprivatiseerde oorlogsvoering op zee. Dit artikel betreft een gewijzigde en verkorte vorm van een paper dat werd gepresenteerd op het NIAS / Wassenaar mei 1997. Het artikel is te downloaden:

http://www.dbnl.org/tekst/_zev001199701_01/_zev001199701_01_0039.php .

Cindy Vallar naar wie ik verwijs, houdt zich met piraterij in historische en actuele zin bezig. Wat de historische kant aangaat, zie haar  ‘Pirates and Privateers, The History of Maritime Piracy’ te vinden onder:  http://www.cindyvallar.com/pirates.html .

[Beeldmateriaal ontleend aan de voorkant van omslagen van boeken hier genoemd.]

—————

 

Toegift: Een voordeel van moderne piraterij:

http://www.youtube.com/watch?v=d2pz5hDz3_o

http://www.youtube.com/watch?v=kP5K6n5C6jQ&feature=related