Pinokkio en Het begin van alles
Tijdens de voorbereiding van een stukje over Pinokkio (voor de italiaanse les), las ik een aankondiging van de nieuwe film over Pinokkio en een bespreking van het recente boek van David Graeber en David Wengrow, dat ik deze zomer al doornam. Dat schoolwerkje heb ik hier herwerkt en toegespitst tot het verband tussen beide.
(Door Geert Carpels)
De avonturen van Pinokkio is een boek over een marionet die, nog voor ze helemaal afgewerkt is, begint met kattekwaad en kwajongensstreken en die ondanks alle goede voornemens toch maar niet het rechte pad houdt. Het is een spiraal zonder einde van berouw, goede voornemens, onwaarschijnlijke ontmoetingen, verkeerde keuzes en onaangename moeilijkheden gevolgd door wonderbaarlijke reddingen en weer nieuw berouw en nieuwe goede voornemens. Het blijft van kwaad tot erger gaan, tot, helemaal op het einde, Pinokkio blijkbaar tot inzicht komt, zijn leven betert en op een ochtend in de spiegel merkt dat hij waarachtig een echte jongen is geworden.
Teleurgesteld, dat was ik na mijn eerste lezing. De moraal van het verhaal – gehoorzaamheid aan je vader en je goede fee leidt uiteindelijk tot integratie in de mensenwereld – leek er zo dik op te liggen, weerzinwekkend gewoon.
Geschreven in een stijl vol humor, poëzie en theater, wordt de lezer ondergedompeld in een wonderbaarlijke wereld waar de verbeelding aan de macht is, dat wel. Een krachtig kinderboek tot daaraan toe, maar is dit voldoende om te verklaren waarom Pinocchio tot een klassieker uitgroeide? Nu blijkt er een ware Pinokkiologie te bestaan en inderdaad, de interpretaties, besprekingen en uitweidingen zijn legio. Maar wat dan nog?
Het is duidelijk geen boek over pedagogie, niemand wil zo’n onhandelbaar kind en het bevat ook kritiek tegen de gevestigde macht van politie, gerecht, geneeskunde.
Tot ik in een eerbetoon voor Alberto Asor Rosa, (1933 – 2022), een recent overleden italiaans schrijver, letterkundige en communist, lees dat “Een klassieker altijd radikaal is, klassiekers gaan naar de wortel der dingen, naar de diepten van het zijn. Klassiekers zijn experten in chaos, wanorde en originele situaties.” (eerbetoon van Corrado Bologna, 22/12/2022)
Bij Pinokkio geen gebrek aan chaos, wanorde en originele situaties, maar hoe zit dat met de wortels van het wezen?
Hier kom ik bij “Het begin van alles” en bij Kondiaronk terecht, de indiaan uit de tweede helft van de zeventiende eeuw die aan de jezuieten kon uitleggen dat in de amerindiaanse wereld de mens wordt geboren met drie fundamentele, natuurlijke vrijheden. De vrijheid om “neen” te zeggen, ook wel de vrijheid van ongehoorzaamheid, de vrijheid om te gaan waar men wil, of de vrijheid om weg te lopen en te ontsnappen en tenslotte de vrijheid tot omgang met wie men wil, de vrijheid dus van associatie.
Zonder twijfel beschikt en gebruikt Pinokkio doorheen het boek deze drie vrijheden. Maar wat doet hij ermee? Het antwoord vind ik zonder moeite bij de meest radicale schrijver die ik ken, Raoul Vaneigem. Die drie vrijheiden zijn de instrumenten om de keuze te maken tussen leven en overleven. Overleven, zoals in de wereld van het werk, van het geld, van het uurwerk, van de stress, van de hiërarchie, van de oorlog en van het hebben. Leven om mens te worden, om te zijn, om te spelen, plezier te hebben en lief te hebben. “Het is de liefde voor het leven die leven geeft aan de liefde”, schrijft Raoul Vaneigem.
Het is overduidelijk dat Pinokkio voor het leven kiest en het boek is dus niet zozeer een verhaal over de menswording van een marionet, maar eerder (in de tijd van de beginnende industrialisatie in Italië en de ermee gepaard gaande armoede en uitbuiting) een waarschuwing tegen de robotisering van kinderen en volwassenen. Een waarschuwing om uit te kijken en geen marionet zonder touwtjes te worden, zoals Edoardo Bennato het zingt in “È stata tua la colpa“.
Een boek dus voor kinderen, inderdaad, maar ook voor volwassenen die hun kindertijd en de drie vrijheden niet hebben afgezworen en geofferd.